RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16.710385-11
Rekestnummer: 11/654 en 11/655
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op de op 19 april 2011 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschriften op grond van de artikelen 89 (rekestnummer 11/654) en 591a (rekestnummer 11/655) van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker]
geboren op [1985] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
domicilie kiezende te ten kantore van zijn raadsman, mr. J.P.M. Denissen, 3572 BJ Utrecht, Biltstraat 110-112
(hierna te noemen: verzoeker).
Het verzoekschrift is in openbare raadkamer behandeld op 9 augustus 2011. Gehoord zijn de raadsman van verzoeker en de officier van justitie.
Het verzoekschrift ex artikel 89 Sv strekt ertoe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor ondergane inverzekeringstelling.
Het verzoekschrift ex artikel 591a Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de kosten voor opstellen en indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte (met bovenvermeld parketnummer) en van voornoemd verzoekschrift.
In reactie op het verzoekschrift heeft de officier van justitie bij schrijven van 29 juli 2011 te kennen gegeven in te stemmen met de toewijzing van de verzoeken met dien verstande dat verdachte naar de mening van de officier van justitie verzoeker 2 dagen in een politiecel en 8 dagen in een Huis van Bewaring heeft vastgezeten.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
- verzoeker is op 3 april 2011 in verzekering gesteld en is op 13 april 2011 heengezonden;
- in totaal gaat het om 10 (hele) dagen; te weten 2 dagen doorgebracht in een politiebureau en 8 dagen doorgebracht in een huis van bewaring;
- bij onherroepelijk geworden vonnis van 13 april 2011 is verzoeker door de politierechter in deze rechtbank vrijgesproken.
Nu de strafzaak van verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, kan hij aanspraak maken op een vergoeding zoals hierna is vermeld.
Ter zake het verzoekschrift ex artikel 89 Sv.
Verzoeker kan aanspraak maken op een vergoeding van de schade die is geleden ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis. Schadevergoeding wordt toegekend indien en voorzover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
In verband daarmee overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever heeft verklaard dat hij op 18 januari 2010 zag dat jassen die hij in de personeelsruimte op de bovenverdieping van het restaurant had neergelegd door elkaar lagen, dat de deur openstond en dat drie voor hem onbekende personen op de bovenverdieping waren, die zich aldaar niet mochten bevinden. Hij zag dat de mannen naar buiten vluchtten en in een auto stapten. Er bleek onder andere een mobiele telefoon te zijn weggenomen.
Uit informatie van de provider bleek dat de gestolen telefoon 15 minuten na de diefstal in gebruik was van een telefoonnummer dat op naam stond van verzoeker.
Verzoeker heeft op 5 april 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het abonnement behorend bij voornoemd telefoonnummer op zijn naam had afgesloten voor een vriend wiens naam hij niet wilde noemen. Dat hij, verzoeker, de betreffende gestolen telefoon wel in zijn bezit had kwam, naar eigen zeggen, doordat hij van telefoon heeft geruild met die vriend.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker alles in aanmerking genomen een vergoeding toekomt van € 210,-. De rechtbank gaat daarbij uit van de twee dagen doorgebracht in verzekering als hierboven opgenomen en van de bedragen die over het algemeen worden toegekend als vergoeding daarvoor, te weten 2 dagen à € 105,-.
De rechtbank is voorts van oordeel dat gelet op het voorgaande dermate ernstige bezwaren tegen verzoeker aanwezig waren dat er alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de overige door hem ondergane 8 dagen voorlopige hechtenis. Verzoeker had naar het oordeel van de rechtbank, vanaf het moment dat hij bij de rechter-commissaris werd gehoord en de naam van de vriend met wie hij de telefoon had geruild, aan zichzelf te wijten dat het voorarrest voortduurde.
Het verzoek wordt voor het overige dan ook afgewezen.
Ter zake het verzoekschrift ex artikel 591a Sv
De rechtbank is van oordeel dat aan kosten van de raadsman voor het indienen en mondeling toelichten van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten € 540,- (inclusief BTW).
Het verzoek zal dus worden toegewezen.
De rechtbank beslist als volgt:
Op de voet van artikel 89 Sv:
- kent verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van € 210,- (zegge: tweehonderdentien euro);
- wijst het verzoek voor het overige af.
Op de voet van artikel 591a Sv:
- kent toe aan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding ten bedrage van € 540,- (zegge: vijfhonderdenveertig euro).
Beveelt de griffier van deze rechtbank voormelde bedragen aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer 4136.72.794 t.n.v. St. beheer Louwerse & Veen advocaten, o.v.v. 21104013/DJ.
Deze beslissing is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 23 augustus 2011.