parketnummer: 16.600466-11[P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 september 2011
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd voor deze zaak te P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring te Haarlem,
raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 9 mei 2011 samen met anderen heeft ingebroken in Het Lieve Vrouwetheater in Amersfoort en daarbij een kluis met daarin een geldbedrag van ongeveer
€ 12.300,-- en een groot aantal waardebonnen heeft gestolen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij de inbraak heeft gepleegd met zijn broertje [medeverdachte 2], medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte. Gelet op de langdurige en goede relatie die verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben, zijn er geen motieven aanwezig voor het ten onrechte belastend zou verklaren door [medeverdachte 1] over verdachte, aldus de officier van justitie. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] moet dan ook als betrouwbaar worden aangemerkt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] betwist en aangevoerd dat hij wisselende verklaringen heeft afgelegd bij de politie en dat de gebeurtenissen die na de inbraak hebben plaatsgevonden een dermate grote impact op medeverdachte [medeverdachte 1] hebben gehad dat dit het waarheidsgehalte van zijn verklaring moet hebben beïnvloed. Daarnaast is het zeer wel mogelijk dat medeverdachte [medeverdachte 1] probeert andere mededaders uit de wind te houden door verdachte ten onrechte te belasten, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Namens het Lieve Vrouwetheater, gelegen aan de Lieve Vrouwestraat 13 te Amersfoort, doet [aangever] op 9 mei 2011 aangifte van een inbraak in genoemd pand. Hij verklaart dat het Lieve Vrouwetheater en bijbehorend filmcafé op 9 mei 2011 omstreeks 01.30 uur is afgesloten door het personeel en dat omstreeks 7.30 uur door een collega van hem is ontdekt dat er die nacht een inbraak had plaatsgevonden. [aangever] verklaart dat hij zag dat de stalen deur van de brandvrije kast in het kantoor was geopend, dat de slotplaat was omgebogen en dat er diverse gaten in de plaat zaten. De cilinder van het slot lag op de grond voor de geopende kast. De kluis die op de bodem van de brandvrije kast middels keilbouten aan de vloer en aan de muur was bevestigd was verdwenen, enkele keilbouten lagen op de grond voor de kast. In de kantoorruimte was een kast opengebroken: het hangslot was geforceerd en de schuifdeur stond open. Een kluisje dat normaliter in de brandvrije kast stond was opengebroken en lag op de grond. In de weggenomen kluis zaten 100 stuks VVV-bonnen, 50 stuks bioscoopbonnen, 50 stuks biebbonnen, 20 stuks theaterbonnen, een geldbedrag van € 6.300,- van het café en een geldbedrag van € 6.000,- van het theater.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met anderen betrokken is geweest bij deze inbraak. Hij verklaart dat ze in zijn auto met vier man naar Amersfoort zijn gereden en vanaf een parkeerterrein naar Het Lieve Vrouwetheater zijn gelopen. Het was nacht toen ze met de inbraak begonnen. Ze spraken af dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] buiten het theater op de uitkijk zouden staan, terwijl [medeverdachte 2] en verdachtes neefje met de naam [medeverdachte 3] het theater ingingen om de kluis op te halen. Toen hen dat met z’n tweeën niet lukte, is ook verdachte het pand binnen gegaan en heel kort daarna kreeg [medeverdachte 1] het telefoontje dat hij zijn auto achterom kon rijden. Vervolgens hebben ze de kluis in [medeverdachte 1]’s auto gezet en naar de schuur van verdachte gebracht. Later op de dag hebben ze de kluis overgebracht naar een garage in Zeist met het doel om hem daar open te maken.
Garagehouder [A] bevestigt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], verdachte en een voor hem onbekende jongen op 9 mei 2011 in de garage bezig zijn geweest met het openslijpen van een kluis.
Bij de aangifte zijn fotoafdrukken van de camerabeelden van 9 mei 2011 gevoegd, waarop tijdstippen staan vermeld en een beschrijving van de waarneming op de camerabeelden is bijgevoegd. Hieruit blijkt dat tussen 22:05 uur op 8 mei 2011 en 00:19 uur op 9 mei 2011 twee mannen in het Lieve Vrouwetheater zijn geweest met een grote tas en dat bij het verlaten van het pand een touw aan de nooddeur is bevestigd onder de deur door naar de buitenkant van het pand. De beschrijving bij de weergegeven fotoafdrukken van de camerabeelden luidt daarna als volgt:
09-05-11, 03:51 de verdachten betreden opnieuw het pand
09-05-11, 03:51 verdachten zijn binnen, een van de verdachten is vermoedelijk aan het bellen met een andere handlanger
09-05-2011 04:45 verdachten verlaten het pand
09-05-2011 05:13 verdachten komen opnieuw binnen, ditmaal zijn ze met tenminste 3 personen
09-05-2011 05:13 verdachten hebben een groot breekijzer meegenomen
09-05-2011 05:21 camera wordt weggedraaid, laatste beeld van verdachten geregistreerd
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [medeverdachte 1] de enige is die belastende informatie over verdachte bevat met betrekking tot zijn betrokkenheid bij de kluiskraak op 9 mei 2011. De rechtbank is van oordeel dat enige behoedzaamheid moet worden betracht bij het gebruiken van een dergelijke enkele verklaring voor het bewijs en dat moet worden bezien of de inhoud van deze verklaring steun vindt in andere feiten en omstandigheden zoals weergegeven in het dossier. In deze zaak vindt de rechtbank die steun in de hierboven weergegeven beschrijving van de camerabeelden. Deze camerabeelden ondersteunen de verklaring van [medeverdachte 1] wat betreft de periode van de inbraak. [medeverdachte 1] verklaart dat de inbraak ’s nachts heeft plaatsgevonden en niet ‘s avonds rond 22.00 uur. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat twee verdachten rond 03:51 uur opnieuw het pand zijn ingegaan en tot tenminste 05:21 uur in het pand zijn geweest. De registraties bij de fotoafdrukken op de tijdstippen 04:45 uur en 05:13 uur ondersteunen de verklaring van [medeverdachte 1] dat aanvankelijk alleen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar binnen gingen en dat uiteindelijk ook verdachte naar binnen is geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] voldoende steun vindt in andere, meer objectieve bewijsmiddelen in het dossier en dat zij geen aanleiding heeft om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij slechts aanwezig is geweest in de garage waar geprobeerd werd de kluis open te slijpen en niet bij de kraak zelf, niet aannemelijk. Dit zou immers impliceren dat medeverdachte [medeverdachte 1] leugenachtig heeft verklaard over de betrokkenheid van verdachte maar dat scenario komt de rechtbank niet geloofwaardig voor. Enerzijds omdat [medeverdachte 1] en verdachte al jarenlang een goede relatie hebben, anderzijds omdat voor een dergelijke gang van zaken geen enkel aanknopingspunt in het dossier is aangetroffen of door verdachte naar voren is gebracht.
Dit scenario is verder niet geloofwaardig omdat het niet aannemelijk is dat daders van een inbraak anderen betrekken bij uitvoeringshandelingen om de buit te bemachtigen na de inbraak, omdat zij dan min of meer verplicht worden of onder druk gezet kunnen worden (een deel van) de buit te moeten delen. De rechtbank stelt zich voor dat dit alleen anders is wanneer iemand een exclusieve, functionele bijdrage kan leveren aan het geheel. Dit was bijvoorbeeld het geval met de garagehouder die zijn garage ter beschikking stelde voor het openslijpen van de kluis en verwachtte daarvoor een bedrag van ongeveer € 500,-- te krijgen. Uit zijn beschrijving van de gebeurtenissen in het dossier volgt niet dat verdachte op dat moment een speciale, deskundige rol had die aanleiding gaf voor zijn aanwezigheid. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dan ook als ongeloofwaardig ter zijde.
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak van het Lieve Vrouwetheater op 9 mei 2011.
[medeverdachte 1] heeft over de samenwerking verklaard dat hij niet meer precies weet wie van hen als eerste met het plan kwam om een inbraak te plegen, maar dat ze over de gang van zaken werkafspraken hebben gemaakt. [medeverdachte 1] en verdachte zouden op de uitkijk blijven staan, omdat zij beiden een gezin hebben en -zo begrijpt de rechtbank deze opmerking- minder risico wilden lopen op betrapping. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gingen naar binnen, maar toen het hen niet lukte om de kluis met zijn tweeën naar buiten te krijgen is ook verdachte het pand ingegaan. [medeverdachte 1] is vervolgens met zijn auto naar de medeverdachten gereden en gezamenlijk hebben zij de kluis in de auto gezet en vervoerd naar de schuur van verdachte. Later op de dag heeft hij samen met verdachte de kluis vervoerd naar de garage in Zeist, waar ook zijn broertje [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig waren op het moment dat werd geprobeerd de kluis open te slijpen.
Op grond van de inhoud van deze verklaring is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoeringshandelingen. In de aanloop naar het strafbare feit zijn werkafspraken gemaakt over de rolverdeling, maar de rechtbank is van oordeel dat deze werkafspraken meer praktisch van aard waren dan dat zij een hiërarchisch lijn aangeven, dan wel de mate van betrokkenheid bij het plegen van het feit weerspiegelen. Dit blijkt uit het verloop van de gebeurtenissen: wanneer het medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] niet lukt om de kluis uit het pand te krijgen, gaat verdachte - ondanks de gemaakte afspraak - toch het pand binnen. Gedurende de gehele uitvoering van het delict - van het ontvreemden van de kluis tot de poging tot openslijpen van de kluis - zijn zowel verdachte, als zijn medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig en zijn zij op enige wijze betrokken bij de uitvoering. Op grond hiervan acht de rechtbank het bestanddeel van medeplegen bewezen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak en verbreking, tezamen en in vereniging gepleegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 09 mei 2011 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pand (gelegen aan de Lieve Vrouwestraat 13) heeft weggenomen een kluis met daarin een groot aantal bioscoop- en VVV- en theater- en biebbonnen en een geldbedrag van (ongeveer) EURO 12.300,-, toebehorende aan Het Lieve Vrouwetheater, in elk geval aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een slot
van de deur van een brandvrije kast in het pand en/of een hangslot van een
kast en/of (de bevestiging van) kluizen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van 2 jaar te verbinden en de bijzondere voorwaarde van verplicht contact met de reclassering.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde straf niet overeenkomt met de door het LOVS vastgestelde oriëntatiepunten voor een bedrijfsinbraak. Op basis van die oriëntatiepunten is een lagere straf op zijn plaats, aldus de raadsman, zeker gelet op het feit dat verdachte geen recente recidive heeft.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een theater, waarbij een kluis met een groot geldbedrag en diverse waardebonnen zijn buitgemaakt.
Het spreekt voor zich dat de door dit feit ontstane materiële schade groot is geweest. Bij het wegnemen van geld en goederen uit het theater werd ook de kantoorinrichting beschadigd. Voor diverse medewerkers van het Lieve Vrouwentheater heeft dit tot ergernis en ongemak geleid. De eigenaar van het Lieve Vrouwentheater en bijbehorend filmcafé heeft bovendien als gevolg van dit feit schade geleden. De ontvreemde kluis met daarin een totaalbedrag van € 12.300,- en een paar duizend euro aan waardebonnen is tot op heden niet teruggevonden en vormt als zodanig een grote schadepost.
De rechtbank overweegt dat zij een dergelijk feit niet aanmerkt als een ‘gewone’ bedrijfsinbraak waarvoor het LOVS als oriëntatiepunt 6 weken gevangenisstraf heeft vastgesteld. Strafverzwarend acht de rechtbank het gegeven dat verdachte het feit niet alleen, maar samen met anderen heeft gepleegd. Daarnaast overweegt de rechtbank dat sprake is geweest van een aanzienlijke buit en dat om een dergelijke diefstal te kunnen plegen een gedegen voorbereiding vereist is, zoals ook blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden tussen 22:05 en 00:19 uur en uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat zijn broer [medeverdachte 2] al eerder op de plaats van het delict was gaan kijken. De rechtbank ziet hierin de noodzaak af te wijken van de vastgestelde oriëntatiepunten.
Gelet op de ernst van het feit en de proceshouding van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 23 juni 2011 en met de inhoud van het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van verdachte d.d. 12 juli 2011 waaruit blijkt dat verdachte al sinds enkele jaren niet meer is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafmaat rekening met de tragische afloop die deze kluiskraak heeft gehad voor medeverdachte [medeverdachte 2], die bij het openslijpen van de kluis een dodelijk ongeval heeft gehad en met de impact van deze gebeurtenis op verdachte als gevolg waarvan hij nog steeds met gezondheidsproblemen kampt.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend. Het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel acht de rechtbank op dit moment niet noodzakelijk.
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een telefoon van het merk Nokia;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat de duur van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelijk wordt aan de duur van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 september 2011.
Mr. Schoenmakers was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.