ECLI:NL:RBUTR:2011:BR6964

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-130442-98
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling voor de tijd van twee jaar

In de zaak met parketnummer 16/130442-98 heeft de rechtbank Utrecht op 30 augustus 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die in 1999 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor brandstichting. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de TBS, waarbij deskundigen hun standpunten hebben toegelicht. De deskundigen waren verdeeld over de noodzaak van verlenging. J. Frouws, reclasseringswerker, en dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, adviseerden tot verlenging van de TBS, terwijl B. Gotink, psychiater, vond dat verlenging niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen als redenen aangevoerd voor de verlenging van de TBS. De rechtbank oordeelde dat de terbeschikkinggestelde, ondanks zijn huidige sociale en psychische functioneren, een risico voor de maatschappij vormt. De rechtbank heeft besloten de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, omdat de continuïteit van behandeling en medicatie-inname essentieel is voor het voorkomen van recidive. De rechtbank heeft daarbij ook de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging in het civiele kader overwogen, maar concludeerde dat dit niet voldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van de maatschappij. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de rapportages en het verhandelde ter terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/130442-98
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 30 augustus 2011
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkingsgestelde] (hierna: de terbeschikkinggestelde),
geboren te [geboorteplaats] (Vietnam), op [1955],
thans verblijvende te [woonplaats], [adres].
advocaat mr. L.J.H. Kortz te Utrecht
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 29 april 1999, waarbij de terbeschikkinggestelde ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij opzettelijk brand heeft gesticht terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 29 mei 2009, waarbij de terbeschikkingstelling met één jaar werd verlengd en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk werd beëindigd;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 26 mei 2010, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaar
- de vordering van de officier van justitie d.d. 11 april 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met één jaar;
- het adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 30 maart 2011, opgesteld door J. Frouws, waarin is geadviseerd de terbeschikkingstelling niet te verlengen;
- het pro justitia rapport d.d. 23 februari 2011, opgesteld door P.E. Geurkink, forensisch psycholoog, waarin is geadviseerd om de terbeschikkingstelling (de huidige maatregel) met één jaar te verlengen;
- het pro justitia rapport d.d. 22 februari 2011, opgesteld door Dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, waarin is geadviseerd de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren.
- het rapport d.d. 28 maart 2011, opgesteld door B. Gotink, forensisch psychiater, consulent voor Reclassering Nederland te Arnhem en Nijmegen, waarin is geadviseerd dat verlenging van de bestaande terbeschikkingstelling niet meer noodzakelijk is;
- het adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 8 augustus 2011, opgesteld door J. Frouws, waarin is geconcludeerd dat het om praktische redenen niet haalbaar is om de terbeschikkinggestelde binnen de tbs-periode voor vakantie naar Vietnam te laten reizen, omdat de terbeschikkinggestelde niet beschikt of op korte termijn kan beschikken over een geldig reisdocument.
2 De procesgang
De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van deze rechtbank d.d. 29 april 1999 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van deze rechtbank van 29 mei 2009 is de verpleging voorwaardelijk beëindigd.
De termijn van terbeschikkingstelling is voor het laatst verlengd voor de duur van één jaar bij beslissing van deze rechtbank d.d. 26 mei 2010.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2011 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, de officier van justitie en de deskundige J. Frouws gehoord.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2011 zijn voornoemde personen opnieuw gehoord, alsmede dr. P.J.A. van Panhuis.
3 Het standpunt van de deskundigen
3.1 J. Frouws, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de deskundige J. Frouws. De deskundige heeft zijn rapport en zijn advies op de hiervoor genoemde zittingen toegelicht.
De deskundige is - samengevat - van mening dat de wereld van de terbeschikkinggestelde redelijk overzichtelijk is. Hij werkt vier dagdelen bij SARA, kookt éénmaal per week bij de RIBW, haalt tweewekelijks zijn depotmedicatie bij De Gelderse Roos, doet dagelijks fitnessoefeningen en maakt dagelijks een rondwandeling door Arnhem. Daarnaast heeft de terbeschikkinggestelde af en toe contact met landgenoten die ook in Arnhem wonen, gaat hij maandelijks naar de kerk in Zwolle en iedere maand komt zijn zoon hem bezoeken.
Naar de mening van de deskundige is de terbeschikkinggestelde goed ingebed in de reguliere hulpverlening en heeft hij voor wat betreft zijn huidig psychisch en maatschappelijk functioneren zijn plafond bereikt. Er zijn naar het oordeel van de deskundige voldoende contactmomenten om mogelijke psychotische verschijnselen bij de terbeschikkinggestelde in een vroeg stadium te constateren en hem zo nodig door middel van BOPZ-wetgeving te dwingen tot opname en/of medicatie-inname. Voorts zijn er onvoldoende harde aanwijzingen dat hij, bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling, de hem aangeboden medicatie zal weigeren.
De deskundige geeft om die reden de rechtbank in overweging de terbeschikkingstelling niet te verlengen.
Desgevraagd heeft de deskundige op 8 augustus 2011 aan de rechtbank gerapporteerd over de mogelijkheid om de terbeschikkinggestelde op korte termijn in de looptijd van de huidige terbeschikkingstelling op familiebezoek in Vietnam te laten gaan. De conclusie van laatstgenoemd rapport is dat een vakantie in Vietnam op korte termijn niet mogelijk is. De terbeschikkinggestelde beschikt niet over een geldig reisdocument en kan daarover ook niet op korte termijn beschikken. De huidige terbeschikkingstelling is een beletsel om naturalisatie aan te vragen en mocht dit beletsel op enig moment wegvallen, dan is het nog onduidelijk of de terbeschikkinggestelde een visum krijgt, aldus de rapporteur.
Van de zoon van de terbeschikkinggestelde heeft de rapporteur nog de informatie verkregen dat een terugkeer van de terbeschikkinggestelde naar Vietnam erg gevaarlijk is en dat indien de terbeschikkinggestelde wordt opgepakt, de zoon hem niet terugziet. Om die reden verzet de zoon zich tegen een bezoek van zijn vader aan Vietnam.
3.2 Dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van dr. P.J.A. van Panhuis. De deskundige heeft zijn rapport en zijn advies ter terechtzitting van 16 augustus 2011 toegelicht.
De deskundige heeft - kort weergegeven - toegelicht dat een gestructureerde risicotaxatie volgens de HCR ontbreekt doordat de terbeschikkinggestelde slecht Nederlands spreekt en een aantal gegevens uit zijn jeugd niet beschikbaar is. Behoudens de psychotische ziekte, het beperkte netwerk en de ontbrekende acculturatie, zijn er niet heel veel factoren die in historische of klinische zin hoog scoren.
Dit is anders, aldus de rapporteur, wanneer de risico’s klinisch individueel worden geïnterpreteerd. Een schizofrene ziekte is op zich maar een zeer beperkte risicofactor. Als de psychotische ziekte floride is, is dit risico beduidend groter. Om niet de floride psychose te hebben, is het nodig dat de terbeschikkinggestelde antipsychotica gebruikt en blijft gebruiken. Voor het innemen van antipsychotica bestaat bij de terbeschikkinggestelde geen intrinsieke motivatie. Daarom is, aldus de rapporteur, een gedwongen kader nodig om de medicatie in te nemen. Dit kader zou, zoals rapporteur Frouws suggereert, theoretisch gezien het BOPZ-kader kunnen zijn.
De rapporteur is evenwel van mening dat het BOPZ-kader in de praktijk te weinig zekerheid biedt, zeker op de langere termijn, omdat niet te verwachten is dat de BOPZ-maatregel na zes maanden zal worden verlengd. Voorts acht de rapporteur het niet waarschijnlijk dat een floride psychotische deterioratie tijdig wordt herkend als het TBS kader wegvalt, gelet op de frequentie van de contacten en het ontbreken van de specifieke deskundigheid om het ziektebeeld te herkennen. De risico’s gaan dan van statistisch laag ineens naar klinisch hoog.
Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar.
3.3 P.E. Geurkink, forensisch psycholoog
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van P.E. Geurkink, verwoord in zijn rapport d.d. 23 februari 2011.
De deskundige is van mening dat - samengevat - de kans op een recidive in de huidige behandelstructuur en binnen het huidige juridische kader laag lijkt. Het delictgevaar is evenwel niet verdwenen en ook niet verder behandelbaar. De kans dat de terbeschikkinggestelde, gezien het grillige verloop van de schizofrene stoornis, al dan niet in combinatie met het staken met het gebruik van medicatie, opnieuw psychisch ontregelt, hetgeen leidt naar een psychische conditie met paranoïde wanen, zoals in de aanloop naar het indexdelict, blijft naar de mening van de rapporteur aanwezig. Binnen het huidige kader met toezicht op de terbeschikkinggestelde en op het gebruik van de medicatie lijkt de kans op een dergelijk scenario klein en aanvaardbaar. Wanneer het huidige behandel- en juridische kader vervalt, dan vervalt ook het toezicht op de psychische conditie van de terbeschikkinggestelde. Naar de mening van de rapporteur is het maar de vraag of de huidige wet BOPZ die risico’s kunnen wegnemen, gelet op het beperkte netwerk van de terbeschikkinggestelde, het feit dat het ontstaan van een nieuwe floride psychotische episode met paranoïde wanen bij de terbeschikkinggestelde slecht kan worden waargenomen en er geen ziekte-inzicht bij de terbeschikkinggestelde is.
Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
3.4 B. Gotink, psychiater
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van B. Gotink, verwoord in zijn rapport d.d. 28 maart 2011.
De rapporteur is van mening dat verlenging van de bestaande terbeschikkingstelling strikt genomen niet noodzakelijk is, ofschoon de terbeschikkinggestelde blijvend sociaal gehandicapt is door zijn gevoeligheid voor paranoïde psychose en inherent hieraan behept is met een tekortschietend ziektebesef. Het recidivegevaar met betrekking tot het indexdelict, voortvloeiende uit de geestesstoornis van de terbeschikkinggestelde, is door acceptatie van medicatie en door het sociaal ingebed zijn in de RIBW respectievelijk dagbesteding voldoende verminderd, om een overdracht van zorg (en toezicht) naar de GGZ verantwoord te laten plaatsvinden.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat door een psychiater beoordeeld dient te worden of de terbeschikkinggestelde in aanmerking komt voor een voorwaardelijke machtiging in het kader van de wet BOPZ. Om die reden heeft de officier van justitie verzocht om aanhouding. Daarbij heeft de officier van justitie opgemerkt dat het verlengen van de terbeschikkingstelling enkel ten behoeve van het innemen van anti-psychotica in een gedwongen kader haar niet reëel lijkt.
Subsidiair heeft de officier van justitie een verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling gevorderd voor de duur van twee jaar, conform het advies van rapporteur dr. P.J.A. van Panhuis.
5 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat het leven van de terbeschikkinggestelde goed is ingebed in hulpverlening en dat het al vier jaar goed met hem gaat. Naar de mening van de verdediging kan de inname van de anti-psychotica, indien nodig, via een voorwaardelijk machtiging in het kader van de wet BOPZ worden afgedwongen. De verdediging heeft om die reden de opheffing van de terbeschikkingstelling bepleit.
6 De beoordeling
Op grond van de hiervoor genoemde rapportages en het verhandelde ter terechtzittingen is de rechtbank tot de hiernavolgende conclusie gekomen.
Bij het delict waarvoor de terbeschikkinggestelde is veroordeeld, is een verlenging van de TBS mogelijk. Het risico voor de veiligheid van de maatschappij bestaat nog steeds. De vraag is of een ander kader dan de TBS voldoende waarborgen tegen verwezenlijking van dat risico kan bieden.
De rechtbank is van oordeel dat de zorg die de terbeschikkinggestelde thans krijgt in het kader van de TBS met voorwaarden, ook zou kunnen worden verleend in het civiele kader. Echter om het risico op recidive aanvaardbaar klein te houden is het in het geval van de terbeschikkinggestelde noodzakelijk dat de medicatie-inname gegarandeerd is en dat er continuïteit is bij de behandelaars en contactpersonen die de terbeschikkinggestelde in de verschillende settingen ziet.
Gelet op het ziektebeeld van de terbeschikkinggestelde en het daarmee samenhangende gevaar voor derden is het te verwachten dat de civiele rechter een voorwaardelijke machtiging voor de maximale duur van zes maanden zal afgeven. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om de officier van justitie te volgen in haar verzoek om de zaak op die grond aan te houden.
De reden is dat de rechtbank voorziet dat na de afgifte van de voorwaardelijke machtiging het risico op recidive niet afdoende is afgedekt. De rechtbank voorziet namelijk dat na afgifte van de eerste voorwaardelijke machtiging, reeds binnen zes maanden onzekerheid is over de vraag of deze met een jaar zal worden verlengd. Dit veroorzaakt onwillekeurig onrust bij de terbeschikkinggestelde en de bij hem betrokken behandelaars en hulpverleners. De continuïteit van behandelaars is bovendien niet zeker. De noodzaak om deze onrust en discontinuïteit te voorkomen is in het geval van de terbeschikkinggestelde extra groot omdat gebleken is, zo hebben Van Panhuis en Geurkink overtuigend gesteld, dat bij de terbeschikkinggestelde moeilijk te onderkennen is of zijn psychische conditie ten negatieve verandert. De gebeurtenissen in 2007 hebben dat uitgewezen. Ondanks medicatie-inname is bij de terbeschikkinggestelde een psychotisch beeld ontstaan met wanen die zich richtten op het slachtoffer van het index-delict.
Om herhaling hiervan te voorkomen is het noodzakelijk dat de terbeschikkinggestelde anti-psychotica krijgt toegediend en dat daartoe dwang kan worden toegepast in het geval de terbeschikkinggestelde onverhoopt weigert. Daarnaast is zoveel mogelijk continuïteit in de behandeling noodzakelijk om goed zicht op hem te houden en een eventueel floride worden van de psychose vroegtijdig te onderkennen opdat het recidive-risico zo laag blijft als dat nu is
Enerzijds ziet de rechtbank daarom het belang van het TBS-kader waarin de terbeschikkinggestelde kan worden gedwongen zijn medicatie in te nemen. Anderzijds onderkent de rechtbank dat de kans groot is dat op grond van een dergelijke redenering de TBS voorduurt voor zolang dat wettelijk kan nu de terbeschikkinggestelde eigenlijk aan zijn plafond zit in zijn maatschappelijk en psychisch functioneren.
Het belang van de maatschappij om de zekerheid te hebben dat de terbeschikkinggestelde zijn medicatie zal blijven innemen is, naar het oordeel van de rechtbank, groot. Het belang van de terbeschikkinggestelde bij het niet verlengen van de terbeschikkingstelling met voorwaarden is echter gelet op zijn huidige sociale setting, naar het oordeel van de rechtbank, betrekkelijk gering, behalve dat zolang de maatregel van terbeschikkingstelling voortduurt hij niet voor naturalisatie in aanmerking kan komen. Een reis naar Vietnam lijkt evenwel, ook indien wel wordt beschikt over de goede reisdocumenten, vanwege het gevaar voor de terbeschikkinggestelde niet mogelijk.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt verlengd. Gelet op de actuele stand van zaken en het hierboven overwogene zal de rechtbank dit doen met twee jaar.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d, 38e en 38j van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling voor de tijd van twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier A. Heijboer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 augustus 2011.