Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 308690 / KG ZA 11-588
Vonnis in kort geding van 31 augustus 2011
1. [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J. Voorberg te Bunschoten,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VOETBALVERENIGING IJSSELMEERVOGELS,
gevestigd te Bunschoten,
gedaagde,
vertegenwoordigd door mr. J. Heinen.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en IJsselmeervogels genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 juli 2011;
- de producties van de zijde van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] (4);
- de producties van de zijde van IJsselmeervogels (5);
- de mondelinge behandeling van 17 augustus 2011;
- de pleitnota van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2];
- de pleitnota van IJsselmeervogels.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiser sub 1] is 30 jaar werkzaam geweest als vrijwilliger bij IJsselmeervogels. Hij was werkzaam als barkeeper. [eiseres sub 2], zijn echtgenote, was ook vrijwilliger bij IJsselmeervogels en was daar werkzaam als steward.
2.2. Op 20 november 2010 heeft een bezoeker van de bar, [A], aan de kantinebeheerder gemeld dat hij had gezien dat [eiser sub 1] het bankbiljet van
EUR 100,--, waarmee [A] aan de bar had betaald, in zijn eigen zak heeft gestoken in plaats van het bankbiljet in de kassa te stoppen. De kantinebeheerder heeft vervolgens een bestuurslid ingeschakeld. Deze heeft naar aanleiding van de melding een onderzoek ingesteld, waarbij het bankbiljet niet bij [eiser sub 1] is aangetroffen. In de kluis bij de bar bevond zich wel een bankbiljet van € 100,--.
2.3. [A] heeft het bestuur op 22 november 2010 een e-mailbericht gestuurd, waarin hij zijn waarneming op 20 november 2010 als volgt beschrijft.
“Zaterdag 20 november na de wedstrijd Genemuiden uit betrad ik de kantine van IJsselmeervogels.
Ik loop naar de bar en bestel 4 flesjes bier aan [eiser sub 1] ([naam]). Ik betaal met een briefje van € 100,-, zo’n groene jongen, hij zet de 4 flesjes bier op de bar, geeft keurig wisselgeld terug en normaal loopt de klant weg, maar ik bleef staan. Daar had [eiser sub 1] niet op gerekend. Met een flitsende beweging ging de groene jongen in zijn zak. Direct ziet hij mij staan kijken, hij schrikt enorm en staat helemaal te ‘shaken’.
(…)
Buiten gekomen kwam ik [B] tegen. Hij vroeg hoe het met mij was en ik het vertelde het voorval. Zijn reactie: “Het is bekend dat [eiser sub 1] regelmatig jat van IJsselmeervogels, uit de kassa die in het hoekje staat, dicht bij de frituur.” (…)”
2.4. Op 23 november 2010 heeft [eiser sub 1] een gesprek gehad met het bestuur. Daarbij is hij geconfronteerd met de waarneming en het e-mailbericht van [A]. Ook is hij geconfronteerd met eerdere geruchten die het bestuur hadden bereikt dat hij en [eiseres sub 2] zich schuldig zouden maken aan diefstal of verduistering (hierna gezamenlijk te noemen: verduistering). [eiser sub 1] heeft ontkend dat hij zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Het bestuur heeft [eiser sub 1] meegedeeld dat hij en [eiseres sub 2] vanwege een ernstige vertrouwensbreuk met onmiddellijke ingang uit hun functie werden gezet en dat zij een stadionverbod opgelegd zouden krijgen.
2.5. Bij brief van 24 november 2010 heeft het bestuur [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] met onmiddellijke ingang uit hun functie van vrijwilliger binnen de club ontheven en hen met onmiddellijke ingang tot 1 augustus 2011 een stadionverbod opgelegd. Deze maatregelen zijn in de brief als volgt toegelicht.
“(…) Wij hebben sterke aanwijzingen dat de heer [eiser sub 1] zich over een lange periode schuldig heeft gemaakt aan het verduisteren van gelden binnen onze vereniging tijdens werkzaamheden als vrijwilliger achter de bar.
Eveneens zijn de aanwijzingen van dien aard dat mevrouw [eiser sub 1] vanuit een bewuste nauwe en volledige samenwerking met haar echtgenoot aan deze verduistering heeft deelgenomen.
Betreffende de heer [eiser sub 1] hebben we bewijs dat hij afgelopen zaterdag tijdens zijn bardienst probeerde een ontvangen bankbiljet van € 100,-- van een klant te verduisteren. Vanwege het stelselmatig en structureel verduisteren van gelden hebben wij schade geleden. (…)”
2.6. [eiser sub 1] heeft het bestuur bij brief van 30 november 2010 en bij e-mailbericht van 3 december 2010 verzocht om een afspraak te maken voor een tweede gesprek met hemzelf en [eiseres sub 2] over deze kwestie.
2.7. Bij e-mailbericht van 10 december 2010 heeft het bestuur geweigerd een gesprek met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan te gaan zo lang [eiser sub 1] volhardt in zijn ontkenning dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van gelden of een poging daartoe.
3.1. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, IJsselmeervogels te bevelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis, althans de nadien eerstvolgende gelegenheid, het volgende bericht in het clubblad ‘Vogelnieuws’ van de voetbalvereniging te plaatsen:
‘Het bestuur heeft op onjuiste wijze en op onjuiste gronden de heer [eiser sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2] ontheven uit hun functie die zij als vrijwilliger bij onze voetbalvereniging innamen en hen voorts, geheel ten onrechte, een tijdelijk stadionverbod opgelegd voor de duur van 8 maanden. Het bestuur betreurt deze gang van zaken waardoor de eer en goede naam van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ten onrechte is aangetast.’;
met veroordeling van IJsselmeervogels in de kosten van het geding, waaronder de nakosten.
3.2. IJsselmeervogels voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. IJsselmeervogels betwist het spoedeisend belang van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] bij hun vordering. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen in dit verband dat zij na de ontvangst van de brief van 24 november 2010 eerst hebben geprobeerd om in overleg met IJsselmeervogels tot een oplossing te komen. Dit overleg heeft echter niets opgeleverd. Vervolgens hebben zij een tijd nodig gehad om zich nader te beraden. Zij ervaren nog steeds persoonlijke druk door de onterechte beschuldiging van IJsselmeervogels en het is voor hen van groot belang dat hun naam wordt gezuiverd. Zij hebben daarom dringend behoefte aan de gevorderde rectificatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hiermee het spoedeisend belang bij hun vordering voldoende aannemelijk hebben gemaakt.
4.2. IJsselmeervogels stelt voorts dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] met de rectificatie om een declaratoir vonnis vragen, hetgeen in kort geding in het algemeen niet mogelijk is. De voorzieningenrechter is echter bevoegd om in kort geding op basis van een voorlopig oordeel en vooruitlopend op een eventueel te voeren bodemprocedure ordemaatregelen te treffen, waaronder een veroordeling tot rectificatie. Een vonnis waarbij een dergelijke ordemaatregel wordt getroffen is niet aan te merken als een declaratoir vonnis.
4.3. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen zich op het standpunt dat IJsselmeervogels zeer onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door, zonder enig bewijs dat verduistering heeft plaatsgevonden, zonder dat sprake was van een kastekort, zonder enig diepgaand onderzoek en zonder enige waarschuwing, hen te ontheffen uit hun functie als vrijwilliger en hen een stadionverbod van 8 maanden op te leggen. De beschuldiging van verduistering en de opgelegde sancties zijn disproportioneel, gelet op het langdurige verleden van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] als vrijwilligers bij de vereniging en gelet op de aantasting van hun goede naam die hierdoor binnen de vereniging en binnen hun leefomgeving heeft plaatsgevonden.
4.4. IJsselmeervogels heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat [eiser sub 1] zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en dat [eiseres sub 2] aan deze verduistering heeft deelgenomen, een verklaring van [A] d.d. 12 augustus 2011 overgelegd, waarin deze zijn waarneming op 20 november 2010 nog eens beschrijft. IJsselmeervogels heeft daarnaast verklaringen van [C]., [D] en [E] d.d. 8 augustus 2011 overgelegd.
4.5. [C]. heeft het volgende verklaard.
“(…) Ik weet dat [eiser sub 1] op zaterdagmiddag gedurende een groot aantal jaren als vrijwilliger bardiensten draaide in de kantine. Het is mij bekend dat hij tijdens deze bardiensten geld verduisterde van de club. Ik heb dat namelijk tijdens mijn bezoeken aan de kantine meerdere keren gezien. Ik heb daar ook vaak bestuursleden over aangesproken maar er werd niets mee gedaan, althans [eiser sub 1] bleef gewoon bardiensten draaien.
Ook mijn zoon en anderen die aan de bar zaten waar [eiser sub 1] dienst deed hebben meerdere keren gezien dat [eiser sub 1] geld wegnam. (…)
Op een keer gebeurde het dat dat [eiser sub 1] zijn vrouw [eiseres sub 2] die ook bij ons aan de bar zat een rondje gaf. [eiser sub 1] zei: “Jullie hebben een rondje tegoed van [eiseres sub 2].” Ik heb toen gezien dat er niet voor betaald werd, dan wel dat [eiser sub 1] of [eiseres sub 2] geld in de kassa deden. Ik vond dat wel vreemd, maar gaf er verder geen aandacht aan.
Het zal omstreeks het begin van het Topklasseseizoen 2010-2011 geweest zijn (…) dat ik op zaterdagmiddag tijdens mijn bezoek aan de kantine voor bestelde consumpties aan [eiser sub 1] betaalde met een briefje van 50 Euro. [eiser sub 1] gaf mij wisselgeld uit de kassa terug maar ik zag dat hij het biljet van 50 Euro in zijn zak stopte.
Ik heb toen meteen [F] de kantinebeheerder over aangesproken. [F] zei dat hij er op ging letten. Vervolgens werd er in mijn beleving niets mee gedaan en [eiser sub 1] bleef gewoon zijn bardiensten draaien, terwijl wij wisten dat hij geld wegnam van de club. (…)”
4.6. [D] heeft als volgt verklaard.
“Het is mij al lange tijd bekend dat [eiser sub 1], werkzaam is als vrijwilliger achter de bar bij IJsselmeervogels, in het bijzonder op de zaterdagmiddag in de kantine van de club. Eveneens is mij bekend dat [eiser sub 1] tijdens zijn bardiensten geld verduisterd van de club. Ik wil daarover een verklaring afleggen. (…)
Als ik op zaterdagmiddag de kantine bezoek zit ik altijd aan de bar met familie en vrienden aan de zijde waar [eiser sub 1] zijn vrijwilligersdienst verricht. De afgelopen twee a drie jaar heb ik op die momenten meerdere keren gezien dat [eiser sub 1] op het moment dat personen drankjes bestellen het geldbiljet dat hij ontving voor de betaling van de consumpties in zijn zak stopte, en dat hij vervolgens wel keurig wisselgeld uit de kassa haalde en aan diegene die bestelde terugbetaalde.
Het gebeurde ook wel dat [eiseres sub 2] zijn vrouw die bij ons aan de bar zat even later aan hem om geld vroeg. Ik zag dat hij dan gepropt geld uit zijn zak haalde en aan [eiseres sub 2] gaf.
Hoe vaak dat gebeurd is weet ik niet meer, maar dat gebeurde veelvuldig.
Ik heb daarover destijds de toenmalige beheerder [G] over aangesproken. Voor zover ik weet is [eiser sub 1] door [G] een keer weggestuurd maar een week later stond hij weer achter de bar. (…)”
4.7. [E] heeft als volgt verklaard.
“(…) Ik weet dat [eiser sub 1] op zaterdagmiddag gedurende een groot aantal jaren als vrijwilliger bardiensten draaide in de kantine. Ik weet ook dat [eiser sub 1] tijdens zijn bardiensten geld stal van de club. Ik heb dat namelijk zelf gezien.
Ik had dat ook wel gehoord van mijn oom en neef die ook op de zaterdagmiddag bij mij aan de bar zaten maar ik wilde dat eigenlijk nooit geloven tot het moment dat ik het met mijn eigen ogen gezien heb. (…)
Het zal in november 2010 geweest zijn na een wedstrijd van IJsselmeervogels dat ik op zaterdagmiddag aan de bar zat samen met mijn oom en neef. [eiser sub 1] deed dienst als vrijwilliger achter de bar. Het was volgens mij 20 november. Op dat moment zag ik dat [eiser sub 1] een geldbiljet van 10 Euro uit de kassa pakte en dat hij dat geldbiljet propte in zijn vuist en vervolgens in zijn zak stopte. Ik wist niet wat ik zag en zag nu met eigen ogen wat mijn oom en neef al meerdere keren tegen me gezegd hadden, namelijk dat [eiser sub 1] geld stal van de club.
Ook wil ik verklaren dat ik tijdens mijn bezoeken aan de kantine op zaterdagmiddag meerdere keren gezien heb dat [eiser sub 1] gepropte geldbiljetten uit zijn zak haalde en dat aan zijn vrouw [eiseres sub 2] gaf die bij ons aan de bar zat. Ik zag vaak dat het ging om biljetten van 20 Euro. Ik kan niet precies zeggen hoeveel keer dat gebeurde maar ik heb het minimaal vier keer gezien. Hij haalde het geld dus niet uit zijn portemonnee. Ik vond dat vreemd en al helemaal om dat hij op andere momenten als zijn zoon bij hem om zakgeld kwam vragen hij gewoon zijn portemonnee pakte die hij ook bij zich had en dan gewoon muntgeld uit zijn portemonnee aan zijn zoon gaf.
Ik heb datgene dat ik gezien heb ook aan [F] de kantinebeheerder gemeld en die reageerde verbluft. (…)”
4.8. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] betwisten deze verklaringen. Zij stellen dat [eiser sub 1] de bankbiljetten inderdaad niet in kassa legde, maar volgens de standaardprocedure in een apart kluisje onder de bar. De bar was te hoog voor het publiek om te kunnen zien wat [eiser sub 1] met het briefgeld deed. Zij konden hem dus hoogstens een beweging zien maken, waarbij hij het geld in het kluisje legde. Volgens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] kunnen de verklaringen niet leiden tot enig bewijs voor de vermeende diefstal. [C]., [D]. en [E] zijn familie van elkaar en de verklaring van [A] geeft blijk van vooringenomenheid jegens [eiser sub 1] en het bestuur. [eiser sub 1] stelt dat hij nooit is aangesproken op de verdenkingen die er jegens hem waren. Indien dit wel was gebeurd, had hij het misverstand eenvoudig kunnen weerleggen.
4.9. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben ter zitting desgevraagd aangegeven dat de gevorderde rectificatie voor hen beiden hetzelfde dient te luiden. De voorzieningenrechter zal daarom ten aanzien van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] dezelfde beslissing nemen.
Ontheffing uit de functie
4.10. De voorzieningenrechter overweegt dat [A], [C]. en [D] hebben verklaard dat zij zelf hebben gezien dat [eiser sub 1] bankbiljetten die hij van klanten aan de bar ontving in zijn broekzak heeft gepropt. [E] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [eiser sub 1] een bankbiljet uit de kassa pakte en in zijn broekzak propte. Daarnaast hebben [D] en [E] verklaard dat zij meerdere malen hebben gezien dat [eiser sub 1] gepropte bankbiljetten uit zijn zak haalde en aan zijn vrouw gaf. De voorzieningenrechter acht het, gezien de gedetailleerdheid van deze verklaringen, niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een misverstand en dat [eiser sub 1] de betreffende bankbiljetten in werkelijkheid in de kluis in plaats van in zijn broekzak heeft gestopt. IJsselmeervogels heeft in dit verband gesteld dat genoemde personen de diefstal goed konden waarnemen omdat zij aan de bar altijd tegenover de kassa en het kluisje zitten. Dit laatste is door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet betwist. Ten slotte is gesteld noch gebleken dat deze personen een conflict hebben met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en daarom willens en wetens onjuiste verklaringen hebben afgelegd.
4.11. Gelet op deze verklaringen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat [eiser sub 1] zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering zoals beschreven in de brief van IJsselmeervogels van 24 november 2010. Het bestuur van IJsselmeervogels heeft daarom in redelijkheid kunnen besluiten om [eiser sub 1] met onmiddellijke ingang te ontheffen van zijn vrijwilligersfunctie als barmedewerker. Bij een dergelijke functie, waarbij met relatief grote bedragen geld wordt omgegaan, moet het bestuur de betreffende vrijwilliger zonder meer kunnen vertrouwen. Door de melding van [A] en de eerdere berichten die het bestuur over verduistering door [eiser sub 1] hadden bereikt, was er echter gerechtvaardigde twijfel ontstaan omtrent de geschiktheid van [eiser sub 1] voor deze functie. Daaraan kan niet afdoen dat nooit een kastekort is geconstateerd. IJsselmeervogels heeft ter zitting verklaard dat bestellingen van consumpties bij grote drukte op de zaterdagmiddag vaak niet op het digitale kassasysteem worden aangeslagen, zodat verduistering van bankbiljetten niet eenvoudig zichtbaar is. De omstandigheid dat op 20 november 2010 naar aanleiding van de melding van [A] geen bankbiljet van € 100,-- bij [eiser sub 1] is aangetroffen, terwijl zich in de kluis wel een bankbiljet van € 100,-- bevond, houdt de mogelijkheid open dat [eiser sub 1] het bankbiljet tussen het moment van de waarneming door [A] en de melding aan het bestuur alsnog in de kluis heeft gedaan. Gezien het voorgaande acht de voorzieningenrechter de ontheffing van [eiser sub 1] uit zijn functie als vrijwilliger niet onrechtmatig jegens hem.
4.12. Met betrekking tot [eiseres sub 2] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de enkele waarneming dat [eiseres sub 2] bankbiljetten van [eiser sub 1] heeft aangenomen die [eiser sub 1] in zijn broekzak had gepropt, onvoldoende is om aannemelijk te achten dat [eiseres sub 2] bewust aan de verduistering heeft meegewerkt. Aangezien [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben aangegeven een gelijkluidende beslissing te wensen, zal de vordering tot rectificatie, voor zover deze ziet op de ontheffing van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] uit hun functie als vrijwilliger, echter ten aanzien van hen beiden worden afgewezen.
Stadionverbod
4.13. IJsselmeervogels heeft ter zitting verklaard dat het binnen de vereniging vast beleid is om bij misdrijven, zoals diefstal, vernieling en openlijke geweldpleging, gepleegd door mensen die betrokken zijn bij de vereniging, een stadionverbod op te leggen. IJsselmeervogels heeft in deze procedure echter geen schriftelijke weergave van dit beleid overgelegd, zodat het beleid niet op redelijkheid en redelijke toepassing kan worden getoetst.
4.14. Los daarvan is onvoldoende gebleken dat er voorafgaand aan het opleggen van het stadionverbod een zorgvuldige belangenafweging door het bestuur heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] dat het opleggen van een stadionverbod onder de gegeven omstandigheden onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens hen was.
4.15. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [eiser sub 1] reeds 30 jaar en [eiseres sub 2] eveneens geruime tijd als vrijwilligers werkzaam zijn geweest bij IJsselmeervogels en dat zij door het opleggen van het stadionverbod acht maanden lang niet meer naar de vereniging konden komen, waarmee zij zich zeer verbonden voelden. Bovendien kon het stadionverbod voor de omgeving van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet onopgemerkt blijven, omdat zij - anders dan voorheen - opeens niet meer bij de vereniging kwamen. Mede gezien de geruchten die er over [eiser sub 1] de ronde deden, is het aannemelijk dat de omgeving van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] moet hebben geconcludeerd dat het bestuur hen een sanctie wegens verduistering had opgelegd. Hoewel het bestuur van IJsselmeervogels ter zitting heeft verklaard dat zij ter bescherming van de belangen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] discreet met deze kwestie heeft willen omgegaan, heeft het stadionverbod een tegengesteld effect gehad. Niet is gebleken dat IJsselmeervogels een zwaarwegend belang had om [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een stadionverbod op te leggen. De enkele ontheffing van [eiser sub 1] uit zijn functie als barmedewerker was naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende om de (financiële) belangen van IJsselmeervogels te beschermen en had, indien hiermee door de betrokken personen discreet was omgegaan, als maatregel een minder diffamerend karakter gehad. Het opleggen van een stadionverbod was onder deze omstandigheden onnodig en disproportioneel.
4.16. Gezien het voorgaande zal de gevorderde rectificatie als volgt worden toegewezen.
IJsselmeervogels zal worden bevolen om bij de eerstvolgende gelegenheid het volgende bericht in het clubblad ‘Vogelnieuws’ van de voetbalvereniging te plaatsen:
‘Het bestuur heeft op onjuiste wijze en op onjuiste gronden de heer [eiser sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2] een tijdelijk stadionverbod opgelegd voor de duur van 8 maanden. Het bestuur betreurt deze gang van zaken waardoor de eer en goede naam van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ten onrechte is aangetast.’
4.17. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze. Nu er - anders dan gevorderd - geen proceskostenveroordeling ten gunste van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] plaatsvindt, zal de gevorderde vergoeding van nakosten eveneens worden afgewezen.
5.1. beveelt IJsselmeervogels om bij de eerstvolgende gelegenheid het volgende bericht in het clubblad ‘Vogelnieuws’ van de voetbalvereniging te plaatsen:
‘Het bestuur heeft op onjuiste wijze en op onjuiste gronden de heer [eiser sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2] een tijdelijk stadionverbod opgelegd voor de duur van 8 maanden. Het bestuur betreurt deze gang van zaken waardoor de eer en goede naam van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ten onrechte is aangetast.’;
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2011.