ECLI:NL:RBUTR:2011:BR5843

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
742377 UE VERZ 11-329
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek van de ondernemingsraad van Mercedes-Benz Nederland B.V. tot vaststelling van instemming bij wijziging beoordelings- en beloningssysteem

In deze zaak heeft de ondernemingsraad (OR) van Mercedes-Benz Nederland B.V. (MBNL) op 11 maart 2011 een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter. Het verzoek betreft de vaststelling of de wijziging van de beoordelingsregeling en het beloningssysteem is doorgevoerd zonder instemming van de OR, zoals vereist onder artikel 27 lid 1 sub g van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De OR stelt dat er sprake is van een wijziging in de personeelsbeoordelingsregeling, die financiële gevolgen heeft voor de werknemers, en dat de aanpassing van het beloningssysteem nietig is omdat de OR hier niet mee heeft ingestemd.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 24 mei 2011, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. MBNL heeft verweer gevoerd en betoogd dat de wijzigingen in de beoordelingscriteria en de beloning in lijn zijn met de bestaande regeling en dat de OR ten onrechte stelt dat er sprake is van een wijziging. De kantonrechter heeft vervolgens de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de wijzigingen niet zodanig zijn dat ze als een wijziging van de regeling kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de OR niet in zijn recht staat en heeft het verzoek van de OR afgewezen.

De beslissing van de kantonrechter is op 30 juni 2011 openbaar gemaakt. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de instemmingsrechten van de ondernemingsraad, maar ook de noodzaak voor de OR om duidelijk aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van een wijziging die onder de WOR valt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Kantonrechter
Locatie Utrecht
zaaknummer: 742377 UE VERZ 11-329 sdl
beschikking d.d. 30 juni 2011
inzake
Ondernemingsraad Mercedes-Benz Nederland,
wonende te Utrecht,
verder ook te noemen OR MBNL of de ondernemingsraad,
verzoekende partij,
gemachtigde: dr.mr. S.F.H. Jellinghaus,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mercedes-Benz Nederland B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen MBNL of kortweg Mercedes Benz,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. D.J.L. Siegers.
Het verloop van de procedure
De ondernemingsraad van MBNL heeft op 11 maart 2011 een verzoekschrift ingediend.
MBNL heeft een verweerschrift ingediend.
De oorspronkelijke mondelinge behandeling is op 28 april 2011 bepaald.
Het verzoek is ter zitting van 24 mei 2011 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Partijen hebben daarna nog ieder resp. op 25 en op 30 mei 2011 een akte genomen.
Hierna is uitspraak bepaald.
De motivering
1.
Medio 2009 heeft Daimler AG (de moedervennootschap van het Daimlerconcern) een verbeterings- en efficiencyprogramma aangekondigd genaamd New Sales Organisation (NSO). MBNL is de importeur in Nederland van verschillende automerken van Daimler AG. Als importeur houdt zij zich bezig met de marketing, sales en after sales activiteiten ten behoeve van de verkoop van onder Daimler AG vallende automerken. Een tweede taak houdt in de verkoop aan grotere afnemers. Ten derde ondersteunt MBNL voorts de dealerbedrijven bij de verkoop van de onder het Daimler concern vallende automerken. Ten vierde heeft MBNL tot taak het onderhouden van contacten en de verkoop aan grote afnemers in Nederland. Een van de doelstellingen van het NSO programma wereldwijd te worden geïmplementeerd hield een betere afstemming in van de taken en verantwoordelijkheden tussen het hoofdkantoor (Daimler AG), de importeurs en de lokale dealers. Het hoofdkantoor (Daimler AG) zou verantwoordelijk worden voor de bepaling van strategie, standaarden, systemen en processen. Daarnaast zou het hoofdkantoor ook direct sales van internationale grote afnemers – meer dan voorheen – begeleiden. De importeur (waaronder MBNL) werd geacht de vertaalslag daarvan te maken naar de lokale markt. Deze importeur (waaronder MBNL) werd voortaan – meer dan voorheen – geacht divisieoverschrijdender te werken en concreet betekende dit dat de traditionele indeling in kolommen van vier divisies (personenwagens/bestelwagens/trucks/bussen) waar mogelijk diende te worden losgelaten, zodat op punten waar dit kon, meer gezamenlijk werd gewerkt. Los van de herschikking van taken en verantwoordelijkheden tussen hoofdkantoor, importeur en dealer werd met de invoering van het NSO-programma beoogd dat een intensivering (verkoop) van de “downstreamproducten” (diensten en producten die Daimler levert op het terrein van After Sales, zoals service, reparatie en onderhoud, leasing, verzekeringen etc.) zou plaatsvinden. Daimler maakt elk jaar afspraken met de lokale importeurs (en dus ook met MBNL) wat er in het komende jaar van de importeur wordt verwacht en welke doelstellingen (in brede zin) voor dat jaar worden gesteld. De lokale importeur doet daarvoor een voorstel waarna – in lijn met de door Daimler AG gestelde prioriteiten – een definitief masterplan wordt afgesproken, waarin de KPI’s (Key Performance Indicators) zijn bepaald. Dat zijn doelstellingen die voor de betreffende importeur gelden en die bestaan uit collectieve doelstellingen op kwantitatief niveau (bijvoorbeeld aantallen te verkopen personenwagens binnen Nederland) en kwalitatieve doelstellingen (zoals bijvoorbeeld verbetering van communicatie over duurzaamheid of zaken als tevreden klanten (customer satisfaction index) en dealertevredenheid). Deze zogenaamde KPI’s worden jaarlijks voor MBNL vastgelegd in het MBNL-Masterplan. De KPI’s uit het MBNL-Masterplan worden voor individuele medewerkers omgevormd tot concrete doelstellingen die worden vastgelegd in de Individuele Master Plannen (IMP). Deze werkwijze is ook vastgelegd in de Handleiding Resultaatgerichte beoordeling.
De Bedrijfscommissie Markt I heeft bemiddeld en op 17 februari 2011 geadviseerd. De BC heeft geen ”juridisch oordeel” over de kwestie gegeven.
2.
De OR verzoekt – op 11 maart 2011 - de kantonrechter om bij beschikking, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen voor recht dat het besluit tot aanpassing van de beoordelingsregeling is genomen zonder dat de ondernemingsraad hieraan zijn instemming heeft verleend alsmede te bepalen voor recht dat het besluit tot aanpassing van het beloningssysteem is genomen zonder dat de ondernemingsraad hieraan zijn instemming heeft verleend. Voorts verzoekt de OR te bepalen voor recht dat het besluit nietig is en om de ondernemer op te dragen binnen 7 dagen na de te wijzen beschikking het besluit te hebben ingetrokken en alle gevolgen die het uitvoeren van het besluit met zich heeft gebracht ongedaan te hebben gemaakt althans een zodanige voorziening als de kantonrechter in goede justitie noodzakelijk acht.
De ondernemingsraad stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een wijziging op het gebied van een personeelsbeoordelingsregeling. Artikel 27 lid 1 sub g WOR heeft betrekking op het recht van instemming van de ondernemingsraad met een voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging dan wel intrekking van een regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling. De OR acht het duidelijk, zo voert zij in het verzoekschrift onder punt 7 aan, dat bovengenoemde regeling wordt gewijzigd. Op pagina 13 van het Handboek staat dat de beoordelingsgesprekken plaatsvinden in oktober/november van elk jaar. Betaling van de individuele bonus vindt vervolgens plaats in de maand december van dat jaar. Dit wordt nu gewijzigd. De beoordeling vindt later plaats (januari van het eerstvolgende jaar) en betaling van de individuele en collectieve bonus vindt dan ook automatisch plaats na het eerste kwartaal van het jaar dat de beoordeling heeft plaatsgevonden. Het gaat bij wijziging van de beoordelingsregeling ofwel om wijziging van de criteria van beoordelen, ofwel om wijziging van de procedure (waaronder de te volgen cyclus). In casu verandert de procedure, nu de data van beoordelen worden verplaatst. Voorts gaat het om een wijziging met financiële gevolgen voor het personeel. De verandering brengt namelijk met zich mee dat de betaling plaatsvindt in een ander fiscaal jaar, met de nodige financiële gevolgen voor de werknemers.
Voorts stelt de ondernemingsraad zich op het standpunt dat sprake is van een wijziging van het beloningssysteem. Deze wijziging houdt vooral verband met het feit dat rekening wordt gehouden met KPI’s. Deze zijn vastgesteld op basis van een Masterplan, waarbij voortaan rekening wordt gehouden met alle (voorheen) zusterbedrijven van Mercedes-Benz Nederland B.V. Het gevolg van het voorgaande is dat medewerkers voor het in aanmerking komen van een individuele bonus afhankelijk worden van derden. De invloed die medewerkers van een bepaalde divisie hebben op de doelstellingen (en de realisatie ervan) van een andere divisie is zeer gering.
3.
Mercedes Benz voert verweer. Onder verwijzing naar hetgeen onder punt 1 van deze beschikking hierboven al is opgenomen, merkt zij op dat op pagina 4 van de Handleiding Resultaatgerichte beoordeling is terug te vinden hoe het beoordelingssysteem werkt en hoe de beoordeling zich verhoudt tot de beloning. Op pagina 4 is terug te vinden dat een vertaalslag gemaakt wordt van het Masterplan naar een individueel masterplan. Bij de invoering van NSO is aan deze gang van zaken niets veranderd. Wel zijn in het MBNL Masterplan doelstellingen opgenomen die aansluiten bij de doelstellingen van NSO. Zo is bij de kwantitatieve doelstellingen opgenomen dat voortaan meetelt de penetratiegraad die is bereikt voor producten van financial services. Bij de kwalitatieve doelstellingen is ondermeer opgenomen de implementatie van de targetstructuur van NSO en het opnemen van downstream targets in individuele masterplannen. Net als in voorgaande jaren is in het MBNL Masterplan vastgelegd welke doelstellingen in het algemeen voor MBNL gelden. Deze zijn vervolgens vertaald in individuele masterplannen voor de medewerkers terwijl die individuele masterplannen – net als in voorgaande jaren – de grondslag vormen voor de beoordelingen aan het einde van het beoordelingsjaar. De vaststelling van deze nieuwe Key Performance Indicators in het Masterplan 2010 bracht mee dat het moment waarop kon worden vastgesteld of deze doelstellingen waren behaald, verschoof. De wijziging van dit moment hield verband met het feit dat de resultaten die nodig waren om te kunnen vaststellen of bepaalde doelstellingen waren behaald pas kon plaatsvinden na afloop van een kalenderjaar en het boekjaar en niet, zoals daarvoor, door middel van een prognose aan het einde van het kalenderjaar. Mercedes Benz ziet niet welke nadelige fiscale of uitkeringsgerelateerde gevolgen er zouden kunnen zijn. Een jaaropgave is immers niet doorslaggevend en aan de Belastingdienst zou een verzoek tot middeling kunnen worden gedaan, terwijl ook aan UWV op basis van de salarisstroken zou kunnen worden aangetoond dat het variabel deel van het salaris onderdeel uitmaakt van het dagloon.
4.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
4.1.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of er sprake is van wijziging van een personeelsbeoordelingssysteem als bedoeld in artikel 27 lid 1 onder g WOR. Partijen hebben beiden als binnen de onderneming van MBNL geldende personeelsbeoordelingsregeling de Handleiding resultaatgerichte beoordeling (2011) aangewezen. Deze regeling wordt blijkens de inleiding gehanteerd vanaf 1989 en bevat als uitgangspunt resultaten en een passende beloning met daarbij een effectieve begeleiding van een medewerker. De ondernemingsraad heeft zich op het standpunt gesteld dat er in 2010 sprake geweest van een essentiële structurele wijziging van de beoordeling, doordat criteria voor de beoordeling zijn gewijzigd door het opnemen van KPI’s van niet alleen andere divisies maar zelfs van andere bedrijven. Maar de ondernemingsraad heeft ook zelf erkend dat meerdere KPI’s, uit 2006, 2007, 2008 en 2009, bestaan uit de resultaten die door andere partijen, buiten Mercedes Benz als importeur, worden behaald en dat dit met betrekking tot de verkoop en de klantentevredenheidmeting juist is, omdat dit alleen door de dealerorganisatie kan worden gerealiseerd en de medewerker daar binnen de betreffende divisie wel invloed op kan hebben. Het zijn evenwel ook juist deze onderwerpen die door de ondernemer worden genoemd in de aanvullende brief van 25 mei 2011, waar de customer satisfaction index aan de orde komt, maar ook de verkoop, welke twee onderwerpen door de ondernemer dus terecht worden gebruikt als voorbeeld dat ook al eerder dan 2010 anderen (dan MBNL als onderneming) een rol spelen in de personeelsbeoordelingscriteria.
De kantonrechter acht voorts van belang de door de ondernemer aangevoerde ratio van de invloed van derden, te weten dat de kern van de zakelijke bezigheden van een importeur bestaat uit de stimulering en ondersteuning van verkoopactiviteiten (en service) van anderen. Ook deze ratio speelt haar rol al vóór 2010. De door de ondernemingsraad genoemde concrete onderwerpen uit de realisatie van het individueel masterplan zoals de penetration service and insurance en penetration leasing/financing, waarin de invloed van externen op de beoordeling volgens de OR opmerkelijk is, maken in hun verschijning in de KPI (en het verschil ten opzichte van de jaren vóór 2010) naar het oordeel van de kantonrechter niet een zodanig verschil dat sprake is van een wijziging van de bestaande regeling ter zake van de personeelsbeoordelings-regeling. Deze andere verschijningsvormen blijven binnen de kaders van die regeling.
4.2.
De ondernemingsraad heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat sprake is van een wijziging van het beloningssysteem. Deze verandering houdt volgens de ondernemingsraad vooral verband met het feit dat rekening wordt gehouden met de KPI’s, die zijn vastgesteld op basis van een masterplan, waarbij voortaan rekening wordt gehouden met alle (voorheen) zusterbedrijven van MBNL. Het gevolg daarvan is dat medewerkers voor het in aanmerking komen van de individuele bonus afhankelijk worden van derden. De kantonrechter is van oordeel dat de argumentatie die de ondernemingsraad legt onder haar veronderstelling dat er sprake is van de wijziging van beloningssysteem, dezelfde is als die is aangevoerd voor de onderbouwing van de stelling dat de beoordelingsregeling is veranderd. De kantonrechter verwijst naar zijn oordeel, hierboven gegeven onder rechtsoverweging 4.1. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat geen sprake is van de wijziging van het beloningssysteem binnen de onderneming van MBNL.
4.3.
Op grond van de rechtsoverwegingen opgenomen in 4.1 en 4.2. moet worden geconstateerd dat het verzoek om te bepalen voor recht dat het besluit tot aanpassing van de beoordelingsregeling in het beloningssysteem is genomen zonder dat de ondernemingsraad hier aan zijn instemming heeft verleend, dient te worden afgewezen. Ook het verzoek om te bepalen voor recht dat het besluit nietig is zal derhalve worden afgewezen. Datzelfde geldt voor het verzoek de onderneming op te dragen binnen zeven dagen na de te wijzen beschikking het besluit te hebben ingetrokken en alle gevolgen die het uitvoeren van het besluit met zich bracht ongedaan te hebben gemaakt.
4.4.
De kantonrechter ziet, mede gelet op het bepaalde in art. 22 a WOR, termen de proceskosten geheel te compenseren, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek van de ondernemingsraad af.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2011.