parketnummer: 16/601068-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2011
[verdachte]
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 juni 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- op 25 oktober 2010 te Utrecht opzettelijk [aangever 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.
3. De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de aangifte van [aangever 1] en de bekennende verklaring van verdachte in het proces-verbaal en ter terechtzitting.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 oktober 2010 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juni 2011 ;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 25 oktober 2010.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 oktober 2010 te Utrecht, opzettelijk [aangever 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk die [aangever 1] belet om de woning te verlaten door de tussendeur en voordeur dicht te schroeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Opzettelijke vrijheidsberoving.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 50 uur subsidiair 25 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij vordert de officier van justitie een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringstoezicht met de voorwaarde van forensische behandeling bij ‘De Waag’, een meldingsgebod en het voortzetten en deelnemen aan gedragsinterventie.
De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat verdachte goed onderzocht is en dat het van belang is dat verdachte niet recidiveert. Hij wijst hierbij op zowel het Pro Justitia rapport van psychiater D.A. van Gasselt als op het Pro Justitia rapport van GZ psycholoog- Psychotherapeut dr. P.G.J. Greeven, welke als gemene deler tot ADHD pathologie concluderen en een daarvoor gewenste behandeling bij ‘De Waag’.
Omdat behandeling en hulp gerealiseerd kunnen worden door het stellen van bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke straf, acht de officier van justitie het opleggen hiervan passend.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de ernst van het feit tot uiting dient te komen in de straf. Aangezien verdachte geen geweld heeft gebruikt bij het feit, is de raadsman van mening dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden te hoog is. De raadsman stelt voorts dat hij een kleinere voorwaardelijke straf, met het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering, wel zinvol acht. Hij baseert zich daarbij op de Pro Justitia rapportages, waaruit blijkt dat verdachte hulp nodig heeft. De raadsman beschouwt de geëiste werkstraf van de officier van justitie als een passende straf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn (toenmalige) vriendin opgesloten door de tussendeur en de voordeur van zijn woning waar zij zich bevonden, dicht te schroeven en haar daarmee wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd. Aangeefster wilde de woning verlaten terwijl haar dit onmogelijk werd gemaakt. Zij heeft hierdoor angstige momenten doorstaan waarbij haar vrijheid was ontnomen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, zo blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 24 maart 2011.
Uit de Pro Justitie rapportages van psychiater D.A. van Gasselt d.d. 21 februari 2011 en GZ psycholoog-Psychotherapeut dr. P.G.J. Greeven d.d. 21 februari 2011 blijkt dat, voor verdachte als gevolg van de geconstateerde ADHD pathologie, behandeling noodzakelijk is. Beide deskundigen achten verdachte, indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, in enige mate verminderd toerekeningsvatbaar.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde werkstraf een passende straf is. Ten aanzien van de voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank een termijn van twee maanden met een proeftijd van twee jaar voldoende als maatregel ter voorkoming van recidive. De rechtbank acht het stellen van bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk de officier van justitie, passend en geboden. De rechtbank zal verdachte dan ook een werkstaf opleggen voor de duur van 50 uur subsidiair 25 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank zal daarbij, gelet op het advies van D.A. van Gasselt en P.G.J. Greeven in de Pro Justitia rapportages, de geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen inhoudende: een meldingsgebod, het zich gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als deze inhouden een behandeling en begeleiding door ‘De Waag’ of soortgelijke instelling.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 282 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijke vrijheidsberoving.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 50 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als deze inhouden behandeling en begeleiding door ‘De Waag’, Oudlaan 9 te Utrecht of een soortgelijke instelling. Daartoe moet de verdachte zich, binnen een week na het onherroepelijk worden van het vonnis, melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 300 te Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dit gedurende deze perioden nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van de datum waarop het vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. E. van den Brink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juni 2011.