Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 293840 / HA ZA 10-2085
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.L. Stoevenbeld,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats]
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. A.M. Bos.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden]. worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 december 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 18 februari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] en [gedaagden]. zijn buren. [eiseres] is sinds 1985 eigenaresse van het perceel gelegen aan [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [kadastraal nummer]. [gedaagden]. is sinds 2003 eigenaar van het perceel gelegen aan [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [kadastraal nummer].
2.2. Tussen de beide percelen stond een taxushaag. Deze haag is in 2005 door [gedaagden]. verwijderd in het kader van een door hem uit te voeren verbouwing.
2.3. Begin 2009 heeft [gedaagden]. een nieuwe erfafscheiding laten plaatsen. Het betreft een metalen, in beton verzonken sierhek. Tijdens de plaatsing van het hek heeft [eiseres] bezwaar gemaakt en tegen [gedaagden]. gezegd dat het hek gelet op de erfgrens niet op de juiste plaats werd neergezet. [gedaagden]. heeft het hek desondanks geplaatst.
2.4. [eiseres] heeft op 26 maart 2009 een grensreconstructie door het Kadaster laten verrichten. Uit de meting is gebleken dat het hek 5 tot 27 centimeter van de erfgrens op het perceel van [eiseres] staat.
2.5. Naar aanleiding van de bevindingen van het Kadaster heeft [gedaagden]. [eiseres] bij brief van 15 juni 2009 aangeboden om de erfgrens kadastraal aan te passen conform de feitelijke situatie, waarbij zij aan [eiseres] een vergoeding zullen betalen. Als alternatief heeft [gedaagden]. voorgesteld dat de erfgrens niet kadastraal wordt aangepast en dat de situatie wordt hersteld zodra de erfafscheiding aan vervanging toe is.
2.6. [eiseres] heeft deze voorstellen bij brief van 12 juli 2009 afgewezen. Zij heeft er bij [gedaagden]. op aangedrongen dat hij de wettelijke erfgrens respecteert en de gemaakte afspraken nakomt.
2.7. [gedaagden]. heeft bij brief aan [eiseres] van 10 augustus 2009 onder meer aangegeven dat het hek conform de bouwtekeningen en precies op de plek van de vroegere coniferenhaag is geplaatst. [gedaagden]. heeft betwist dat tussen partijen zou zijn afgesproken dat er een erfafscheiding in de vorm van beplanting zou worden teruggeplaatst.
2.8. Bij brief van 2 oktober 2009 heeft [eiseres] [gedaagden]. gesommeerd om het hek te verplaatsen en de gemaakte afspraken alsnog na te komen door het plaatsen van een nieuwe erfafscheiding in de vorm van beplanting op de erfgrens. [gedaagden]. heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.9. [eiseres] heeft [gedaagden]. in kort geding gedagvaard. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 18 juni 2010 zijn de vorderingen van [eiseres] tot verwijdering van het hekwerk en betaling van de kosten van het Kadaster afgewezen.
2.10. In een e-mail van 7 juli 2010 heeft een medewerker van het Kadaster het volgende bericht aan de advocaat van [eiseres]:
De grensreconstructie op 26 maart 2009 [woonplaats] sectie [kadastraal nummer] is goed uitgevoerd. Op grond van veldwerk [woonplaats] sectie [kadastraal nummer] en met behulp van veldwerk [woonplaats] sectie [kadastraal nummer] is de grens opnieuw gereconstrueerd op 26 maart 2009
Op de kadastrale kaart staat het huis op het perceelnummer [nummer] niet goed geprojecteerd. Dit voeren wij niet zelf uit maar daar zorgt GBKN voor.
Inmiddels heb ik hen verzocht om deze foutieve projectie aan te passen.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de kadastrale grens zoals deze is vastgesteld conform de bevindingen d.d. 26 maart 2009 van het Kadaster de daadwerkelijke grens tussen de twee percelen van partijen is;
II. [gedaagden]. hoofdelijk te bevelen om binnen 10 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de onrechtmatige toestand ongedaan te maken, althans het thans geplaatste hek inclusief het fundament van beton te verwijderen van het perceel van [eiseres], op straffe van verbeurte van een hoofdelijke dwangsom van EUR 500,-- per dag dat [gedaagden]. daarmee in gebreke blijft;
III. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen in de door [eiseres] gemaakte kosten, bestaande onder meer uit de kosten gemaakt voor de Kadastrale rapportage ad EUR 525,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2009 tot aan gehele voldoening;
IV. zodanige beslissingen te nemen als de rechtbank geraden acht;
V. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [gedaagden]. heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Overschrijding van de erfgrens
4.1. [eiseres] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat het door [gedaagden]. plaatsen en geplaatst houden van het over de erfgrens en op het perceel van [eiseres] geplaatste hek een inbreuk vormt op het eigendomsrecht van [eiseres] op grond van artikel 5:1 BW in verband met 5:20 BW. Nu [eiseres] daardoor in haar eigendom wordt beperkt heeft zij belang bij en recht op opheffing van de onrechtmatige situatie. De stelling van [gedaagden]. dat de kadastrale bevindingen van 26 maart 2009 niet juist zouden zijn houdt geen stand, nu het Kadaster heeft bevestigd dat de grensreconstructie juist is uitgevoerd.
4.2. [gedaagden]. heeft daartegen aangevoerd dat de grensreconstructie van 26 maart 2009 niet overeen komt met de kadastrale kaart uit 1989. Dat de meting in 2009 niet goed is uitgevoerd blijkt uit het feit dat op de kadastrale kaart die daarna is gemaakt staat vermeld dat het huis van [gedaagden]. over de erfgrens heen zou zijn gebouwd, terwijl dat evident niet klopt. Daarnaast staan er andere getallen op de veldwerkkaart van 2009 vermeld dan op de kaart uit 1989. De taxushaag was destijds tegen de erfgrens aan geplaatst, dus op het perceel van [gedaagden]. Dat blijkt ook uit een tuinplan dat toen is opgemaakt. De erfgrens is niet verlegd door het plaatsen van het hek. Er is derhalve primair geen sprake van een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiseres].
4.3. Partijen zijn het er over eens dat uit de meting door het Kadaster op 26 maart 2009 is gebleken dat het door [gedaagden]. geplaatste hek 5 tot 27 centimeter van de erfgrens op het perceel van [eiseres] is geplaatst. Dat is in eerste instantie ook door [gedaagden]. erkend en in dat kader heeft hij verschillende voorstellen gedaan richting [eiseres] om tot een oplossing van het probleem te komen. Later heeft [gedaagden]. zich op het standpunt gesteld dat de meting van 26 maart 2009 niet juist kan zijn geweest, aangezien deze niet overeenkomt met de kadastrale kaart uit 1989. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.4. Uit de e-mail van de medewerker van het Kadaster (zoals weergegeven onder 2.10) blijkt dat de woning van [gedaagden]. verkeerd is geprojecteerd op het Uittreksel Kadastrale kaart en dat dit zal worden aangepast. Dat (enkel) sprake is van een verkeerde projectie van de woning van [gedaagden]. is niet door hem betwist. Daar komt bij dat aan het betreffende kadastrale uittreksel geen rechten kunnen worden ontleend, zodat dat uittreksel op zichzelf bezien niet relevant en redengevend is voor het antwoord op de vraag of de meting juist is uitgevoerd.
4.5. Ten aanzien van de stelling dat er op de veldwerktekening van 2009 andere getallen staan vermeld dan op de kadastrale kaart van 1989 overweegt de rechtbank het volgende. De veldwerktekening die is opgesteld naar aanleiding van de grensreconstructie is gebaseerd op eerder veldwerk. De grensreconstructie is dus geen op zichzelf staande meting. De betreffende archiefnummers van het eerdere veldwerk ([nummer en nummer) worden in de e-mail van de medewerker van het Kadaster (zoals weergegeven onder 2.10) genoemd en komen overeen met de nummers die op de veldwerktekening staan vermeld die naar aanleiding van de grensreconstructie op 26 maart 2009 is opgemaakt. Op de kadastrale kaart uit 1989 staat rechts bovenaan het nummer [nummer] vermeld. Daaruit is af te leiden dat bij de grensreconstructie van 26 maart 2009 in ieder geval (ook) gebruik is gemaakt van de kadastrale kaart van 1989. In de e-mail is bovendien bevestigd dat de grensreconstructie op juiste wijze is uitgevoerd. [gedaagden]. heeft de inhoud van deze e-mail niet betwist, maar slechts herhaald dat ‘veel getallen’ afwijken. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen en in het licht van het feit dat de getallen op de beide kaarten grotendeels met elkaar overeenkomen heeft [gedaagden]. zijn stelling dat de grensreconstructie onjuist is uitgevoerd onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van de op 26 maart 2009 uitgevoerde grensreconstructie en de daarop gebaseerde veldwerktekening.
4.6. Gelet op het voorgaande staat vast dat het door [gedaagden]. geplaatste hek 5 tot 27 centimeter vanaf de erfgrens op het perceel van [eiseres] is geplaatst. Op de door partijen overgelegde foto’s is voorts zichtbaar dat het huidige hek is geplaatst op de plek die destijds de buitenkant van de haag vormde. Uit de grensreconstructie volgt dat het midden van de haag destijds (vrijwel) precies op de uitgemeten erfgrens is geplaatst. De stelling van [gedaagden]. dat de haag geheel op eigen grond was geplaatst wordt niet ondersteund door de overgelegde stukken. Het enkele feit dat er destijds een tuinplan is opgemaakt waaruit een en ander zou blijken is daarvoor onvoldoende, nu –nog los van de vraag welke waarde in deze aan een tuinplan moet worden gehecht- nergens uit blijkt dat het betreffende plan ook op die wijze is uitgevoerd. Het primaire verweer van [gedaagden]. zal dan ook worden verworpen. Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of [gedaagden]. de eigendom van het betreffende stuk grond heeft verkregen door (verkrijgende) verjaring.
4.7. [gedaagden]. heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van verjaring aangevoerd dat hij en zijn rechtsvoorgangers er altijd van uit zijn gegaan dat de gehele haag aan hen in eigendom toebehoorde. Er is te goeder trouw bezit genomen van de grond. [gedaagden]. en zijn rechtsvoorgangers hebben zich ook gedragen alsof zij eigenaar waren, nu zij de kosten van het plaatsen van de haag, het verwijderen van de haag en het plaatsen van het hek voor hun rekening hebben genomen. [eiseres] heeft daartegen aangevoerd dat er sprake was van een gezamenlijke erfafscheiding die zich op het midden van de erfgrens bevond. Beide partijen onderhielden de eigen zijde van de taxushaag. Doordat de haag altijd op het midden van de erfgrens heeft gestaan kan geen sprake zijn van verjaring.
4.8. De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld dat de taxushaag destijds op het midden van de erfgrens is geplaatst. Voor verkrijging van een goed op grond van verjaring is noodzakelijk dat het goed in bezit is (genomen). Daarvan is in dit geval geen sprake. Het feit dat de rechtsvoorgangers van [gedaagden]. de kosten voor het plaatsen van de haag voor hun rekening hebben genomen, brengt niet met zich dat zij daarmee tevens bezitter zijn geworden van de grond onder deze haag aan de zijde van [eiseres]. De rechts-voorgangers van [gedaagden]. hebben, afgezien van het plaatsen van de haag, immers niet de feitelijke macht uitgeoefend over het stuk grond onder de haag. Nu geen sprake is van bezit, kan evenmin sprake zijn van (verkrijgende) verjaring voor wat betreft het gedeelte onder de haag dat aan [eiseres] in eigendom toebehoort. Het subsidiaire verweer wordt daarom eveneens verworpen.
4.9. [gedaagden]. heeft meer subsidiair aangevoerd dat [eiseres] in redelijkheid niet tot uitoefening van haar eigendomsrecht kan komen, in aanmerking nemende de onevenwichtigheid tussen het belang bij uitoefening van dat recht en het belang van [gedaagden]. dat daardoor wordt geschaad. [gedaagden]. heeft gesteld dat hij groot belang heeft bij het behoud van het hek op de huidige plaats, aangezien het hek op maat is gemaakt en de tuin zal beschadigen bij het verwijderen van het hek. [eiseres] heeft daartegen aangevoerd het (doorzichtige) hek een inbreuk vormt op haar privacy en de sierlijkheid van de tuin heeft aangetast. Voorts heeft zij aangevoerd dat het voor haar niet mogelijk is om een haag tegen het hek aan te plaatsen, aangezien haar auto dan niet meer op de oprit kan staan.
4.10. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de belangen van beide partijen, dat daarmee sprake is van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van [eiseres]. Daarbij overweegt de rechtbank tevens dat [eiseres] al direct bij de plaatsing van het hek heeft gewezen op het feit dat deze niet op de goede plek werd geplaatst. Desondanks heeft [gedaagden]. de plaatsing van het hek doorgezet. Dat het hek nu alsnog moet worden verwijderd, komt daarom voor rekening en risico van [gedaagden].
4.11. Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen van [eiseres] met betrekking tot de verwijdering van het hek zullen worden toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding om de kosten voor het Kadaster voor de helft voor rekening van [gedaagden]. te laten komen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen, nu is gesteld noch gebleken dat [gedaagden]. met de betaling daarvan in verzuim is geraakt. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en daaraan zal een maximum worden verbonden.
4.12. [gedaagden]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 87,93
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.254,93
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat de kadastrale grens zoals deze is vastgesteld conform de bevindingen d.d. 26 maart 2009 van het Kadaster de daadwerkelijke grens tussen de twee percelen van partijen is;
5.2. beveelt [gedaagden]. hoofdelijk om binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis het door hem geplaatste hek inclusief het fundament van beton te verwijderen van het perceel van [eiseres]
5.3. veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van EUR 250,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van EUR 10.000,- is bereikt,
5.4. veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 262,50;
5.5. veroordeelt [gedaagden]. in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.254,93,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.