Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 289375 / HA ZA 10-1488
ANTOINE JOSE GERARD BISSCHEROUX Q.Q.
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [A],
wonende te Landgraaf,
eiser,
advocaat mr. A.J.G. Bisscheroux te Kerkrade,
1. [gedaagde sub 1],
z.b.w.o.v.p.,
gedaagde,
niet verschenen,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. F. Vos te Utrecht.
Partijen zullen hierna Bisscheroux q.q., [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 november 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 25 februari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] (hierna: [A]) heeft wegens financiële problemen in 2008/2009 contact gezocht met [gedaagde sub 1], handelende onder de naam Win Win Investments.
2.2. [gedaagde sub 1] heeft [A] bezocht op 1 december 2008. Daaruit is voortgevloeid dat Win Win Investments een lening zou verstrekken van € 100.000,-- aan [A]. Als zekerheid voor de lening werd een (tweede) recht van hypotheek bedongen op het woonhuis van [A] en een vuistpand op de Bang & Olufsen (hierna: B&O) installatie van [A] en zijn verzameling koikarpers.
2.3. De leningsovereenkomst is door [gedaagde sub 1] namens Win Win Investments ondertekend. [A] heeft niet getekend maar ter uitvoering van de overeenkomst wel de B&O installatie en de koikarpers aan [gedaagde sub 1] afgegeven op 10 februari 2009 en een voorschot op bemiddelingsprovisie van € 3.000,-- betaald. Door [gedaagde sub 1] en/of Win Win Investments is geen (verdere) uitvoering aan de leningsovereenkomst gegeven, met name is het toegezegde bedrag van de lening niet beschikbaar gesteld.
2.4. De B&O installatie is door [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] verkocht op 12/13 februari 2009.
2.5. [A] heeft op 19 februari 2009 aangifte wegens oplichting gedaan tegen [gedaagde sub 1].
2.6. In april 2009 is [A] failliet verklaard met benoeming van eiser tot curator.
3.1. Bisscheroux q.q. vordert - samengevat – veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van de bemiddelingsprovisie (€3.000,--), de B&O installatie (€32.440,00), de koikarpers (€ 15.000,--) en buitengerechtelijke kosten ter grootte van 15% van de hoofdsommen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
3.2. [gedaagde sub 1] is niet verschenen in deze procedure en heeft geen verweer gevoerd.
3.3. Bisscheroux q.q. vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van hetgeen hij ook van [gedaagde sub 1] vordert, met uitzondering van de bemiddelingsprovisie.
3.4. [gedaagde sub 2] voert verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Met betrekking tot de vordering tegen [gedaagde sub 2]
4.1. De grondslag van de vordering tegen [gedaagde sub 2] is een onrechtmatige daad, die eruit bestaat dat [gedaagde sub 2] geen navraag bij [A] heeft gedaan naar aanleiding van het door [gedaagde sub 1] te koop aanbieden van de B&O installatie. Bisscheroux q.q. stelt zich op het standpunt dat niet van de goede trouw van [gedaagde sub 2] uitgegaan kan worden omdat [gedaagde sub 2] wist, althans behoorde te weten, dat de installatie van [A] onrechtmatig in het bezit van [gedaagde sub 1] was gekomen.
4.2. Dit standpunt wordt nader onderbouwd met een verwijzing naar het volgens Bisscheroux q.q. voor [gedaagde sub 2] kenbaar ongebruikelijke karakter van de overeenkomst, gedateerd op 5 februari 2009, tussen [A] en [gedaagde sub 1] die door laatstgenoemde aan [gedaagde sub 2] ter hand is gesteld bij het te koop aanbieden van de B&O installatie. Verder stelt Bisscheroux q.q. dat de prijs waarvoor de B&O-installatie gekocht is door [gedaagde sub 2] zo laag genoemd moet worden dat duidelijk is dat [gedaagde sub 2] niet te goeder trouw kan zijn geweest.
4.3. Bisscheroux q.q. is van oordeel dat [gedaagde sub 2] zich aan schuldheling schuldig heeft gemaakt en heeft daarvan aangifte gedaan. Er is geen vervolging tegen [gedaagde sub 2] ingesteld. Hij is alleen als getuige gehoord in het strafrechtelijk onderzoek tegen [gedaagde sub 1].
4.4. Over de omstandigheden rond het te koop aanbieden van de B&O-installatie door [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] staat vast dat [gedaagde sub 1] in dat kader de door de Bang & Olufsen dealer in Heerlen op 16 december 2008 aan [A] voor verzekeringsdoeleinden verstrekte specificatie met serienummers en nieuwprijzen aan [gedaagde sub 2] heeft gegeven. Daarnaast heeft [gedaagde sub 1] een overeenkomst tussen Win Win Investments enerzijds en [A] anderzijds van 5 februari 2009, waarin opgenomen de bepaling dat Win Win Investments door haar van [A] ‘in onderpand genomen spullen’ mocht verkopen indien [A] een in de overeenkomst omschreven betaling niet (tijdig) zou hebben verricht, aan [gedaagde sub 2] ter beschikking gesteld. Op dat moment was de in de overeenkomst genoemde betalingstermijn verstreken. [gedaagde sub 1] heeft volgens opgave van [gedaagde sub 2] contact opgenomen met hem en [gedaagde sub 2] is naar Enschede, de toenmalige woonplaats van [gedaagde sub 1], gereden om de installatie te bekijken.
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank was er voor [gedaagde sub 2] geen verdergaande onderzoeksplicht naar de beschikkingsbevoegdheid van [gedaagde sub 1] ten aanzien van de B&O-installatie. Zoals door [gedaagde sub 2] verklaard kon hij aan de hand van de serienummers in de brief van de Bang & Olufsen dealer vaststellen dat het dezelfde apparatuur betrof en de overeenkomst zoals door [gedaagde sub 1] getoond tussen Win Win Investments en [A] is niet van dien aard dat een juridisch niet onderlegd persoon zoals [gedaagde sub 2] daarin aanleiding had moeten vinden om nader onderzoek te doen. Over de overeenkomst is door Bisscheroux q.q. gesteld dat de daaronder geplaatste handtekening van [A] op een vervalsing berust omdat [A] geweigerd zou hebben het desbetreffende document te ondertekenen maar dit brengt als zodanig niet een onderzoeksplicht voor [gedaagde sub 2] met zich op dit punt.
4.6. Door Bisscheroux q.q. is nog gesteld dat (i) de wijze van aanbieden van de installatie ongebruikelijk was, (ii) de door [gedaagde sub 2] betaalde prijs te laag was en (iii) sommige onderdelen van de installatie van puk/pincodes waren voorzien en dat deze omstandigheden meegewogen dienen te worden bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde sub 2] had moeten weten dat [gedaagde sub 1] beschikkingsonbevoegd was ten aanzien van de B&O-installatie, dan wel nader onderzoek daarnaar had moeten verrichten.
4.7. Ten aanzien van deze omstandigheden heeft [gedaagde sub 2] gedocumenteerd aangevoerd dat hem regelmatig per mail B&O-artikelen vergelijkbaar met die van [A] worden aangeboden en dat hij de van Bang en Olufsen zelf afkomstige richtprijzen van het zogeheten Second Life Plan gehanteerd heeft bij de waardebepaling van de aangeboden componenten. Ten aanzien van de puk/pincodes heeft [gedaagde sub 2] gesteld dat bij de betrokken apparaten, volgens zijn stellingen waren dat er twee, codes ingetoetst moeten worden als deze meer dan 3 uur niet aangesloten zijn geweest op het electriciteitsnet. Hij heeft de codes aanvankelijk van de B&O-dealer te Heerlen getracht te verkrijgen en later van [A] zelf die zijn medewerking daaraan geweigerd heeft. Uiteindelijk heeft [gedaagde sub 2] de codes verkregen van een andere B&O-dealer.
4.8. De rechtbank acht de wijze van aanbieden van de B&O-installatie van [A] niet ongebruikelijk, dit mede in het licht van de door [gedaagde sub 2] in het geding gebrachte voorbeelden. Ten aanzien van de betaalde prijs heeft Bisscheroux q.q. ter comparitie toegegeven dat de door hem gehanteerde waarde van € 32.440,00 de nieuwwaarde van de installatie betreft en dat die waarde afwijkt van de handelswaarde waarvan [gedaagde sub 2] uitging bij de koop van de installatie van [gedaagde sub 1]. Door [gedaagde sub 2] is gemotiveerd uiteengezet dat, gelet op de leeftijd van een aantal van de componenten van de installatie en de daarbij behorende afschrijvingspercentages op basis van het eerdergenoemde Second Life Plan, een (inkoop) prijs van € 9.000,00 als reëel kan worden aangemerkt. Door Bisscheroux q.q. is niet of onvoldoende betwist dat deze prijs als zodanig reëel genoemd kan worden in het kader van de door [gedaagde sub 2] afgesloten transactie. Ook dit element kan derhalve niet tot het oordeel leiden dat [gedaagde sub 2] niet te goeder trouw zou zijn geweest bij het aangaan van de koopovereenkomst met [gedaagde sub 1]. Datzelfde geldt voor de ontbrekende puk/pincodes. [gedaagde sub 2] heeft daarover zelf, of via zijn echtgenote, contact opgenomen met [A] hetgeen niet logisch genoemd zou kunnen worden als hij twijfelde over de beschikkingsbevoegdheid van [gedaagde sub 1] en daarmee de rechtmatigheid van zijn handelen ten opzichte van [A]. Van belang hierbij is nog dat de puk/pincodes nodig zijn als het desbetreffende apparaat stroomloos is geweest. Dat waren de betrokken apparaten in ieder geval toen [gedaagde sub 2] ze kocht van [gedaagde sub 1] en daarmee bestond toen al de noodzaak om de betrokken codes op te vragen zodat de apparaten in werkende staat gebracht en verkocht konden worden. Het ontbreken van de puk/pincodes kan derhalve evenmin aan [gedaagde sub 2] worden tegengeworpen als een omstandigheid die hem ertoe had moeten brengen nader onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van [gedaagde sub 1] in te stellen.
4.9. De conclusie hiervan is dat [gedaagde sub 2] niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Bisscheroux q.q. door de B&O-installatie van [A] zonder nader onderzoek van [gedaagde sub 1] te kopen onder de hiervoor geschetste omstandigheden. De vorderingen van Bisscheroux q.q. moeten derhalve worden afgewezen. Als onderdeel van zijn vordering heeft Bisscheroux q.q. primair ook schadevergoeding gevorderd wegens het verdwijnen van de koikarpers, althans het niet tijdig kunnen onderzoeken van de verblijfplaats van de koikarpers als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2]. Ook die vordering, nog los van de vraag naar een relevant causaal verband tussen beide feiten, zal worden afgewezen op grond van het voorgaande.
4.10. Als in het ongelijk gestelde partij zal Bisscheroux q.q. veroordeeld worden in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 2], tot op heden begroot op:
- griffierecht € 1.188,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.976,00
Met betrekking tot de vordering tegen [gedaagde sub 1]
4.11. Tegen [gedaagde sub 1] is verstek verleend. De vordering van Bisscheroux q.q. is naar het oordeel van de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ter grootte van 15% van de hoofdsom.
De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Bisscheroux q.q. heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten moet daarom worden afgewezen.
4.12. Verder heeft het hiervoor bij de beoordeling van de vordering tegen [gedaagde sub 2] overwogene over de waarde van de B&O-installatie betekenis in die zin dat het in dat kader gevorderde bedrag van € 32.440,00 de nieuwwaarde betreft. Met het oordeel dat de door [gedaagde sub 2] betaalde prijs van € 9.000,00 niet onredelijk genoemd kan worden in de zin van zodanig laag dat daaruit afgeleid kan worden dat hij niet te goeder trouw was, is nog geen oordeel gegeven over de waarde van de B&O-installatie voor [A] ten tijde van het afgeven van de installatie aan [gedaagde sub 1]. Hierover overweegt de rechtbank het volgende. De regeling van artikel 140 Rv. brengt met zich dat onderzocht moet worden of er sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen waaruit voortvloeit dat er een verplichting bestaat om een voor alle gedaagden, in dit geval [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1], gelijke beslissing te nemen naar aanleiding van een door een verschenen gedaagde, i.c. [gedaagde sub 2], gevoerd verweer. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval geen sprake, ook niet als aangenomen zou moeten worden dat in het oordeel over de inkoopprijs zoals betaald door [gedaagde sub 2] een oordeel besloten geacht moet worden te liggen over de waarde van de B&O-installatie voor [A]. [gedaagde sub 1] heeft zich - voorzover voor de rechtbank bij deze stand van zaken te overzien - door middel van oplichting goederen toegeëigend van [A] en op die wijze schade toegebracht aan het vermogen van [A]. Die rechtsbetrekking, bedoeld is de rechtsbetrekking tussen Bisscheroux q.q. ([A]) en [gedaagde sub 1], is van een andere aard dan de rechtsbetrekking tussen Bisscheroux q.q.([A]) en [gedaagde sub 2], te meer nu de vorderingen tegen laatstgenoemde zijn afgewezen zodat er in feite geen sprake is van een rechtsbetrekking gelet op de OD-grondslag van de vordering. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om voor wat betreft de waarde van de B&O-installatie af te wijken van het bij dagvaarding gevorderde bedrag ten aanzien van de niet verschenen gedaagde [gedaagde sub 1].
4.13. De gevorderde wettelijke rente zal de rechtbank toewijzen vanaf 13 februari 2009, zijnde de eerste datum met ingang waarvan deze is gevorderd door Bisscheroux q.q. nu aangenomen moet worden dat de onrechtmatige daden van [gedaagde sub 1] op die datum waren voltooid.
4.14. [gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bisscheroux q.q. worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- griffierecht 1.275,00
- salaris advocaat 894,00 (1,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 2.242,89
5. De beslissing
De rechtbank
in de zaak tegen [gedaagde sub 2]
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Bisscheroux q.q. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 2.976,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de zaak tegen [gedaagde sub 1]
5.4. veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan Bisscheroux q.q. te betalen een bedrag van € 50.440,00 (vijftigduizend vierhonderd veertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 13 februari 2009 tot aan de dag van voldoening,
5.5. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van Bisscheroux q.q. tot op heden begroot op € 2.242,89,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2011.