Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 288394 / HA ZA 10-1357
[eiseres]
wonende te [wooplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.A.M. van den Eeden te,
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.J.A.A. van Dal.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ASR Schadeverzekering genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 augustus 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 16 december 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] had op of rond 5 juli 2009 een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (hierna ook : de auto of de Golf) casco verzekerd bij ASR Schadeverzekering, onder meer tegen het risico van aanrijding en brand.
2.2. [eiseres] heeft aangemeld dat de auto op 5 juli 2009 ’s-avonds betrokken is geraakt bij een aanrijding te Venlo. De politie is ter plaatse gekomen en heeft een schade-aangifteformulier opgesteld. De echtgenoot van [eiseres] is later die avond met de auto naar huis gereden en heeft de auto geparkeerd. In de loop van de daarop volgende nacht is de auto uitgebrand.
2.3. [eiseres] heeft de schade gemeld bij ASR Schadeverzekering.
2.4. ASR Schadeverzekering heeft bij brief van 24 maart 2010 aan [eiseres] medegedeeld dat de schade niet vergoed zou worden en dat [eiseres] opgenomen zou worden in een incidentenregister.
2.5. In de brief van 24 maart 2010 aan [eiseres] schrijft ASR Schadeverzekering het volgende:
“Uit de rapportage van Dekra Onderzoek – in het bijzonder uit het technisch onderzoek – door de heer [A] – blijkt dat de brand geen gevolg kan zijn van de aanrijding maar dat de brand een gevolg is van brandstichting. Verder is gebleken dat in de motor slechts zeer weinig olie aanwezig was, welke bovendien vermengd was met water. Waarschijnlijk hierdoor hadden de motor en de versnellingsbak – al vóór de brand – met technische gebreken te kampen.
Verder blijkt uit de ongevallenanalyse door de heer [B] dat de schade aan uw Volkswagen en de schade aan de Opel van tegenpartij qua omvang en qua stootrichting niet met elkaar overeenkomen. De schade aan de auto van tegenpartij kan niet het gevolg zijn van de aanrijding zoals u die heeft beschreven.
Gelet op met name de hierboven genoemde omstandigheden kunnen wij de geclaimde schade niet vergoeden. De aanrijding heeft klaarblijkelijk op andere wijze of onder andere omstandigheden plaatsgevonden dan door u aan ons werd verklaard. Daarmee komt ook de brandschade in een ander daglicht te staan. Niet uitgesloten is immers dat de brandstichting verband houdt met het gegeven dat het schadebeeld aan de auto niet strookt met de door u gepresenteerde aanrijding, of met het gegeven dat er problemen bestonden met de motor en de versnellingsbak. Gezien deze stand van zaken menen wij dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de aanrijdingsschade en de brandschade is ontstaan op de wijze zoals door u verklaard. De verklaringen van de door Dekra Onderzoek benaderde personen kunnen daaraan niet afdoen, aangezien deze personen de aanrijding en het ontstaan van de brand niet hebben waargenomen. Zonder nader bewijs van de juistheid van uw verklaringen zullen wij dus geen schade-uitkering doen.
Op grond van voormelde feiten hebben wij besloten uw gegevens op te nemen in een incidentenregister. Dit register is door ons aangelegd met als doel het waarborgen van de veiligheid en integriteit in de financiële sector. Het register wordt beheerd door onze afdeling Financieel Beheer en Fraudepreventie. Als u inzage wilt hebben in de gegevens die wij van u verwerken, dan kunt u zich schriftelijk wenden tot deze afdeling. Vergeet daarbij niet om een kopie van een legitimatiebewijs toe te voegen.
…”
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat ASR Schadeverzekering gehouden is om de door [eiseres] geleden schade als gevolg van het door brand te niet gaan van de auto te vergoeden, welke schade nader opgemaakt dient te worden bij staat en veroordeling van ASR Schadeverzekering tot betaling van € 23.000,-- als voorschot op de geleden schade. Verder vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat ASR Schadeverzekering onrechtmatig heeft gehandeld door de gegevens van eiseres in het incidentenregister op te (laten) nemen in welk kader tevens schadevergoeding nader op te maken bij staat wordt gevorderd. Tevens wordt veroordeling van gedaagde gevorderd om de gegevens van eiseres binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis te (laten)verwijderen op verbeurte van een dwangsom voor iedere dag of dagdeel dat ASR Schadeverzekering daarmee in gebreke blijft. Tenslotte wordt veroordeling gevorderd in de buitengerechtelijke kosten en in de proceskosten.
3.2. ASR Schadeverzekering voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. ASR Schadeverzekering vordert samengevat - veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 7.047,28, vermeerderd met rente en kosten.
3.5. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Uit het geciteerde gedeelte van de brief van ASR Schadeverzekering van 24 maart 2010 komt naar voren dat ASR Schadeverzekering van mening is dat de echtgenoot van [eiseres] een onjuiste verklaring heeft afgelegd over de aanrijding op 5 juli 2009.
4.2. Over de aanrijding is het volgende bekend. [echtgenoot eiseres] heeft verklaard uitgeweken te zijn voor een overstekend object en daarbij naar rechts te zijn uitgeweken en in botsing met een (tegengesteld aan de rijrichting) geparkeerd staande Opel Corsa te zijn gekomen. Op het ter plaatse ingevulde schadeaangifteformulier is de aanrijding als een frontale aanrijding beschreven. Door [echtgenoot eiseres] is hierover verklaard ter comparitie dat het schadeaangifteformulier niet door hem maar door de ter plaatse gekomen politie is ingevuld omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is, althans niet in geschrift.
4.3. Ook is door hem verklaard - en op een aan het proces-verbaal van comparitie gehechte tekening aangegeven - dat de aanrijding niet frontaal geweest kan zijn omdat er in de parkeervakken gelegen voor het parkeervak waar de Corsa stond (bezien vanuit zijn rijrichting) ook auto’s geparkeerd stonden.
4.4. Door de moeder van de eigenaresse van de Corsa is verklaard dat zij op de avond van de aanrijding een klap heeft gehoord en kort daarna door een buurman is geïnformeerd dat er iemand tegen de Corsa was aangereden. Zij is naar buiten gelopen en heeft de Golf naast de Corsa zien staan. Uit het rapport van het door ASR Schadeverzekering ingeschakelde onderzoeksbureau blijkt dat er meerdere klapgetuigen van de aanrijding waren.
4.5. Zowel de eigenaresse van de Corsa als haar vriend zijn ter plaatse gekomen en hebben de Golf naast of tegen de Corsa aan zien staan.
4.6. De politie is ter plaatse gekomen na door de vriend van de eigenaresse van de Corsa gebeld te zijn over de aanrijding. Eén van de politiemedewerkers die ter plaatse is geweest heeft tegenover het door ASR Schadeverzekering ingeschakelde onderzoeksbureau verklaard dat een schadeformulier is ingevuld. Dit strookt met de verklaringen van [echtgenoot eiseres] en de eigenaresse van de Corsa.
4.7. De aanrijdingsschade aan de Golf is door een door ASR Schadeverzekering ingeschakelde expert vastgesteld (productie 3 bij conclusie van antwoord, abusievelijk in de conclusie zelf omschreven als het expertiserapport met betrekking tot de totale schade na het uitgebrand zijn van de Golf) en daarbij is als aangrijpingspunt ‘Rechts voor’ aangegeven en als stootrichting ‘1 uur’.
4.8. De betwistingen door ASR Schadeverzekering dat de aanrijdingsschade heeft plaatsgevonden zoals door [echtgenoot eiseres] verklaard zijn in het licht van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden niet houdbaar. Ter comparitie heeft ASR Schadeverzekering toegegeven dat op basis van het onder 4.7 vermelde expertiserapport de aanname van Dekra Onderzoek (op basis van het saf) dat er een frontale aanrijding zou hebben plaatsgevonden als ‘niet goed denkbaar’ moet worden aangemerkt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat er op 5 juli 2009 een aanrijding heeft plaatsgevonden zoals door [eiseres] aangemeld tussen de verzekerde Golf en een Opel Corsa. Dat de tekening op het schadeaangifteformulier mogelijk niet helemaal correct is, maakt niet dat de aanrijding niet heeft plaatsgevonden, en ook niet dat daarbij niet de schade is opgetreden zoals in het onder 4.7 genoemde expertiserapport vastgesteld.
4.9. Door ASR Schadeverzekering is blijkens het hiervoor geciteerde gedeelte van de brief van 24 maart 2010 de beweerdelijk onjuiste verklaring van [eiseres], respectievelijk haar echtgenoot over de aanrijdingsschade mede als redengevend gebruikt om de brandschade eveneens te betwijfelen. ASR Schadeverzekering heeft in dit kader gesteld dat [eiseres] de brandschade opzettelijk heeft veroorzaakt of doen veroorzaken en onware opgave heeft gedaan.
4.10. Daarnaast heeft ASR Schadeverzekering, eveneens op basis van onderzoek door het door haar ingeschakelde onderzoeksbureau Dekra, het vermoeden van brandstichting door of namens [eiseres] onderbouwd door te stellen dat de Golf te water moet zijn geraakt voor 5 juli 2009 omdat er - na de brand - water is aangetroffen in de versnellingsbak en de motor van de Golf. Dekra stelt naar aanleiding hiervan in haar onderzoeksrapport:
“ Door de aanwezigheid van duidelijke sporen van brandstichting kan gesteld worden dat de Volkswagen in brand is gestoken om technische mankementen aan zowel de motor als de automatische versnellingsbak te camoufleren.”
4.11. Ter comparitie is gebleken dat ASR Schadeverzekering geen contact heeft opgenomen met de politie te Venlo over (de mogelijke betrokkenheid van [eiseres] of haar echtgenoot bij) brandstichting aan de Golf. Als vaststaand kan verder worden aangenomen dat noch [eiseres] noch haar echtgenoot door de politie zijn gehoord als verdachten in enig strafrechtelijk onderzoek naar de oorzaak van de brand.
4.12. Op basis van hetgeen hiervoor beslist is over de aanrijding(sschade) staat vast dat de verklaring van [eiseres] of [echtgenoot eiseres] over de aanrijding niet gebruikt kan worden om een vermoeden van betrokkenheid bij een eventuele brandstichting aannemelijk te maken of anderszins te ondersteunen.
4.13. Over de brand aan de Golf is bekend dat [eiseres] en [echtgenoot eiseres] verklaard hebben door de politie gewekt te zijn toen de Golf in brand stond en verder dat twee in de nabijheid van de Golf geparkeerde voertuigen, waaronder één van de zoon van [echtgenoot eiseres], beschadigd zijn geraakt als gevolg van de brand of de bluswerkzaamheden door de brandweer. Tussen de aanrijding en de brand is circa 5 uur verstreken.
4.14. [eiseres] heeft betwist dat de Golf technisch in slechte staat verkeerd zou hebben en heeft in dat kader nota’s in het geding gebracht van een VW-dealer die een onderhoudsbeurt aan de Golf heeft verricht begin 2009. Daarnaast zijn een groot aantal verklaringen in het geding gebracht van familieleden en bekenden over de goede staat waarin de Golf (direct) voorafgaand aan 5 juli 2009 zou hebben verkeerd. [eiseres] heeft zelf verklaard de Golf probleemloos voor haar woon-werkverkeer gebruikt te hebben gedurende 5 dagen per week.
4.15. Wat er ook zij van de technische staat waarin de Golf verkeerd heeft rond 5 juli 2009, ook als aangenomen zou moeten worden dat de Golf in mindere of slechte staat verkeerd zou hebben dan is daarmee nog niet het noodzakelijke (begin van) bewijs geleverd dat [eiseres] betrokken is geweest bij de eventuele brandstichting van de Golf. Het is wel duidelijk dat het door ASR Schadeverzekering ingeschakelde onderzoeksbureau [eiseres] een motief toedicht voor brandstichting maar nu ASR Schadeverzekering geen enkele concrete omstandigheid aanvoert waaruit blijkt dat haar verzekerde [eiseres] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk veroorzaken van schade of het doen danwel laten doen van onware opgave naar aanleiding van een schade, een en ander zoals bedoeld in artikel 6 lid 4 en lid 5 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden Voordeelpakket, moet haar beroep op de desbetreffende polisvoorwaarden worden afgewezen.
4.16. Tijdens de comparitie van partijen is nog aan de orde geweest of het wrak van de Golf nog beschikbaar zou zijn voor contra-expertise, daarover kon ter comparitie geen duidelijkheid verstrekt worden. Uit de brief van ASR Schadeverzekering van 12 mei 2010 (productie 8 bij dagvaarding) leidt de rechtbank af dat ASR Schadeverzekering zich toen reeds op het standpunt had gesteld dat dit niet het geval was en dat deze omstandigheid volgens ASR Schadeverzekering voor rekening van [eiseres] diende te blijven nu deze in het kader van de schadebehandeling had ingestemd met verkoop van de resten van de Golf. Dat laatste is in ieder geval onjuist nu het ASR Schadeverzekering is geweest die de schade van dekking heeft uitgesloten, lang nadat zij [eiseres] op basis van de gebruikelijke gang van zaken bij de afwikkeling van een schade waarbij een voertuig niet meer hersteld kan worden had verzocht de eigendom van de Golf over te dragen aan ASR Schadeverzekering, dan wel een door of namens haar aan te wijzen derde. Daarmee heeft ASR Schadeverzekering het aan haar verzekerde onmogelijk gemaakt om de bevindingen van de door ASR Schadeverzekering ingeschakelde deskundige te toetsen of te weerleggen en dat betreft een omstandigheid die voor rekening en risico van ASR Schadeverzekering dient te blijven. Dit klemt temeer in de onderhavige situatie nu de door partijen ingeschakelde deskundigen, Hehacu namens [eiseres] en Dekra Onderzoek namens ASR Schadeverzekering, onder meer van mening verschillen over de vraag of de constateringen zoals gedaan door Dekra niet het gevolg (kunnen) zijn van het blussen van de brandende Golf.
4.17. Bewijslevering ten aanzien van het al dan niet te water geraakt zijn van de Golf en de technische staat van motor en versnellingsbak is daarmee niet aan de orde omdat [eiseres] geen (tegen)bewijs meer kan leveren en deze omstandigheid voor rekening en risico van ASR Schadeverzekering komt.
4.18. Daarmee staat vast dat [eiseres] aanspraak kan maken op vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van de aanrijding en brand op 5, respectievelijk 6 juni 2009. De primair gevorderde verklaring voor recht zal derhalve worden toegewezen. De beslissing over de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal worden aangehouden in verband met de hierna te bepalen comparitie van partijen.
4.19. Ten aanzien van het gevorderde voorschot van € 23.000,-- stelt de rechtbank vast dat geen nader (schriftelijk) bewijs, zoals een taxatie van de door ASR Schadeverzekering ingeschakelde expert voorligt, terwijl de stelling van ASR Schadeverzekering dat de schade aan de Golf door Extenso Schademanagement zou zijn vastgesteld op € 18.844,12 evenmin schriftelijk is onderbouwd aangezien ASR Schadeverzekering op dit punt een verkeerde productie in het geding heeft gebracht (zie hiervoor onder 4.7). De rechtbank acht voldoende termen aanwezig om een voorschot van € 20.000,-- toe te wijzen en zal een comparitie van partijen gelasten om - voorzover partijen dat op basis van dit vonnis niet buiten rechte ter hand nemen en oplossen - op basis van nader door partijen op dit punt te verschaffen informatie te trachten een minnelijke regeling te bewerkstelligen.
4.20. Ten aanzien van de ingangsdatum van de wettelijke rente heeft [eiseres] zich op het standpunt gesteld dat deze op 6 juli 2009 gesteld dient te worden terwijl ASR Schadeverzekering zich beroepen heeft op artikel 9 van de Algemene Voorwaarden waarin bepaald is dat geen wettelijke rente verschuldigd is voor de datum gelegen 4 weken nadat ASR Schadeverzekering alle gegevens in haar bezit heeft die noodzakelijk zijn om de schade te kunnen vaststellen. Volgens ASR Schadeverzekering ligt deze datum 4 weken na 12 maart 2010, de datum waarop het door haar ingeschakelde onderzoeksbureau aanvullend heeft gerapporteerd, en bovendien stelt ASR Schadeverzekering zich op het standpunt dat de wettelijke rente niet is aangezegd door [eiseres].
4.21. Beide standpunten zijn onjuist. Genoemd artikel 9 bepaalt in het eerste lid:
“ Wij vergoeden de schade aan de verzekerde zaak binnen 4 weken nadat wij alle gegevens in ons bezit hebben die betrekking hebben op de schade en voor ons noodzakelijk zijn om de schade te kunnen beoordelen. Binnen deze termijn zijn wij geen wettelijke rente verschuldigd.”
De wettelijke rente is derhalve verschuldigd uiterlijk 4 weken na de vaststelling van de schade door de voor ASR Schadeverzekering opgetreden schade-expert, een datum die overigens ook niet blijkt uit de stukken. De rechtbank volgt ASR Schadeverzekering niet in haar stelling dat door ASR Schadeverzekering aan derden opgedragen onderzoeken die haar - ten onrechte - tot afwijzing van de schade hebben gebracht van invloed kunnen zijn op de termijn waarop de wettelijke rente gaat lopen. Ook een ingebrekestelling is niet vereist nu de rechtbank de geciteerde polisbepaling zo uitlegt dat ASR Schadeverzekering zich bereid verklaart vertragingsrente te betalen in de vorm van wettelijke rente indien zij zich niet houdt aan de genoemde 4 weken termijn. Als partijen dit onderdeel niet buiten rechte weten te regelen kan daarover op de in 4.18 aangekondigde comparitie van partijen gesproken worden en de benodigde informatie aan de rechtbank worden verschaft.
4.22. De gevorderde verklaring voor recht dat ASR Schadeverzekering onrechtmatig heeft gehandeld door de gegevens van [eiseres] in het incidentenregister op te nemen zal worden toegewezen. ASR Schadeverzekering heeft de verdenking die aanleiding is geweest voor het opnemen van [eiseres] in het register op geen enkele wijze hard weten te maken. Of er sprake is van door [eiseres] geleden schade die verwijzing naar de schadestaatprocedure zou kunnen rechtvaardigen moet op de in 4.18 aangekondigde comparitie van partijen blijken als partijen niet buiten rechte tot een regeling komen.
4.23. De gevorderde veroordeling om de gegevens van eiseres binnen 24 uur na betekening van het vonnis uit het incidentenregister te (doen) verwijderen zal eveneens worden toegewezen. Voor het opleggen van een dwangsom ziet de rechtbank in dit kader geen aanleiding. Gesteld noch gebleken is dat ASR Schadeverzekering niet vrijwillig aan een veroordeling op dit punt zal voldoen.
4.24. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. Ten eerste zijn de betreffende kosten niet gespecificeerd en voorts is niet gesteld of gebleken is dat de betrokken werkzaamheden niet vallen onder de werkzaamheden als bedoeld in artikel 241 Rv.
4.25. Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal ASR Schadeverzekering bij eindvonnis in de proceskosten worden veroordeeld.
4.26. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.27. Elk van partijen wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum aan de rechter (t.a.v. Zittingsplanning Civiel, kamer H.1.87 van het gebouw van de rechtbank aan het Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht) en aan de wederpartij toe te zenden (kopieën van) de bescheiden (voor zover nog niet in het geding gebracht) waarop zij ter comparitie een beroep wenst te doen.
4.28. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
in reconventie
4.29. ASR Schadeverzekering maakt in reconventie aanspraak op betaling van de onderzoekskosten zoals gefactureerd door Dekra. De achtergrond hiervan is een polisbepaling die verhaal van gemaakte kosten bij niet-gedekte schades mogelijk maakt. Op basis van de in conventie gegeven beslissing waarbij de schade van [eiseres] als gedekt onder de polis is aangemerkt wordt de reconventionele vordering afgewezen.
4.30. ASR Schadeverzekering zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- salaris advocaat € 384,00 (2,0 punt × factor 0,5 × tarief € 384,--)
Totaal € 384,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat ASR Schadeverzekering verplicht is aan [eiseres] in het kader van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst de schade te vergoeden als gevolg van het door brand te niet gaan van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken],
5.2. veroordeelt ASR Schadeverzekering tot betaling van een voorschot van € 20.000,-- op de door [eiseres] geleden en te lijden schade,
5.3. verklaart voor recht dat ASR Schadeverzekering onrechtmatig heeft gehandeld door de gegevens van [eiseres] in het incidentenregister op te nemen,
5.4. veroordeelt ASR Schadeverzekering om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de gegevens van [eiseres] uit het incidentenregister te verwijderen,
5.5. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. D. Wachter in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op vrijdag 8 juli 2011 van 13:30 tot 15:00 uur,
5.6. bepaalt dat [eiseres] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat ASR Schadeverzekering dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
5.7. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
5.8. verklaart het onder 5.2 en 5.4 van dit vonnis bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. houdt iedere verdere beslissing aan.
in reconventie
5.10. wijst de vorderingen af,
5.11. veroordeelt ASR Schadeverzekering in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 384,00.
5.12. verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.