ECLI:NL:RBUTR:2011:BR5025

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600443-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belediging van politieambtenaren door verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 28 juli 2011, is de verdachte beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belediging van twee politieambtenaren. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 juli 2011, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte drie feiten: de bedreiging van hoofdagent [benadeelde 1] en de belediging van zowel [benadeelde 1] als brigadier [benadeelde 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De officier van justitie achtte feit 1 wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op de verklaringen van aangever [benadeelde 1] en getuige [getuige]. De verdediging ontkende de bedreiging, maar erkende de beledigingen. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging door de verdachte op 30 april 2011 in Houten, waarbij hij [benadeelde 1] dreigend toesprak, voldoende bewijs opleverde voor feit 1. De beledigingen aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] werden eveneens bewezen geacht, gezien de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een werkstraf, terwijl de verdediging een geldboete voorstelde. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 dagen op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 125,- aan [benadeelde 1] voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 27, 36f, 57, 266, 267, en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600443-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 juli 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [benadeelde 1], hoofdagent regio politie Utrecht, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: [benadeelde 1], hoofdagent regio politie Utrecht, heeft beledigd
feit 3: [benadeelde 2], brigadier regio politie Utrecht, heeft beledigd.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van aangever [benadeelde 1] en getuige [getuige] (op ambtsbelofte).
Tevens acht de officier van justitie feit 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van aangever [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en getuige [getuige] (op ambtsbelofte).
3.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent ten stelligste dat hij [benadeelde 1] bedreigd heeft met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling. Met betrekking tot feit 2 en 3 heeft verdachte een bekentenis afgelegd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
feit 1
[benadeelde 1], hoofdagent regio politie Utrecht heeft in haar bevindingen gerelateerd dat zij op 30 april 2011 in haar functie als politieagent naar Houten werd gezonden in verband met een melding van overlast. Op voornoemde locatie werd verdachte [verdachte] aangehouden. Verdachte zei tegen aangeefster: “Jij bent echt een vuile slet. Ik ga je vermoorden. Ik herken je gezicht met je blonde haren. Ik ga je maandag vermoorden. Ik snijd je baarmoeder uit je lichaam”. Door deze woorden, die verdachte specifiek naar haar riep, voelde zij zich daadwerkelijk bedreigd. [benadeelde 1] heeft tevens van deze bedreiging aangifte gedaan.
Getuige [getuige] heeft in zijn bevindingen gerelateerd dat hij op 30 april 2011 verdachte tegen zijn collega [benadeelde 1] hoorde zeggen: “Kankerhoer, blijf met je poten van me af. Blijf met je tyfuspoten van me af, teringhoer. Ik ga je baarmoeder uit je buik snijden. Morgen knal ik je kop er af. Ik zorg dat ik morgen een pistool heb en dan knal ik jullie door jullie kankerkoppen heen” of woorden van gelijke strekking.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank overweegt dat de uitlating zoals gedaan door verdachte van dien aard is en onder zulke omstandigheden gedaan dat deze in het algemeen vrees kan opwekken en ook heeft opgewekt bij [benadeelde 1].
feit 2 en feit 3
De rechtbank acht de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
feit 1
op 30 april 2011 te Houten, [benadeelde 1], hoofdagent van regio politie Utrecht
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd :
"Je bent een vuile slet, ik ga je vermoorden. Ik herken je gezicht met je
blonde haren, ik ga je maandag vermoorden. Ik snijd je baarmoeder uit je
lichaam.";
feit 2
op 30 april 2011 te Houten, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten
[benadeelde 1], hoofdagent van regio politie Utrecht, gedurende en/of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden:
"Jij blonde slet, kankerhoer, kankerslet met je kankerkop",
feit 3
op 30 april 2011 te Houten, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten
[benadeelde 2], brigadier van regio politie Utrecht, gedurende en/of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden:
"Vuile kankerhond, blijf met de poten van me af, met je vuile kankerkop",
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 en 3: telkens eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van gelijk aan de duur van het voorarrest en een werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank aan verdachte een geldboete op te leggen, die in waarde gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Volgens de raadsman is een geldboete een passende straf . Hij stelt dat verdachte onterecht in voorarrest heeft gezeten.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van een politieambtenaar met enig misdrijf tegen het leven gericht. Tevens heeft verdachte dezelfde politieambtenaar en haar collega in functie beledigd. Uit de aangiften en de bevindingen van beide slachtoffers blijkt dat zij dit als zeer bedreigend en/of beledigend hebben ervaren. Daarnaast blijkt uit het voegingsformulier van het slachtoffer [benadeelde 1] dat zij na het voorval last heeft gehad van slapeloze nachten en dat het incident invloed heeft gehad op zowel haar privéleven als haar dienstuitoefening.
De rechtbank acht voornoemd gedrag van verdachte buitensporig en ontoelaatbaar. Hoewel politiefunctionarissen zijn getraind in het omgaan met fysiek dan wel verbaal agressieve verdachten en over enig incasseringsvermogen beschikken, wil dat niet zeggen dat zij elk gedrag moeten dan wel kunnen tolereren. Verdachte heeft de grenzen van het toelaatbare ver overschreden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 31 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict en tevens meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten van andere aard.
Ter zitting heeft mevrouw Van Scherpenzeel, reclasseringswerker, gesteld dat verdachte al heel lang geen begeleiding meer heeft. De reclassering acht het noodzakelijk dat verdachte nu een reclasseringscontact krijgt opgelegd, om te voorkomen dat verdachte verder afglijdt en de volgende keer in aanmerking komt voor een ISD maatregel. Tevens wil de reclassering het door verdachte zelf geregelde detox traject in de gaten houden. Verdachte is niet bereid om mee te werken aan reclasseringstoezicht. Volgens hem blijkt uit de reclasseringscontacten uit het verleden dat toezicht voor hem averechts werkt. Mevrouw van Scherpenzeel erkent dat de reclasseringscontacten in het verleden niet positief zijn verlopen.
Nu verdachte zelf (intensieve) hulp heeft gezocht en hij zich verzet tegen begeleiding door de reclassering, zal de rechtbank deze begeleiding niet opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden is. Volgens de rechtbank heeft verdachte 12 dagen in voorarrest gezeten zodat een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen wordt opgelegd.
De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat verdachte de vrijwillige opname in de detox instelling zal continueren en zo de behandeling krijgt die hij nodig heeft.
De rechtbank legt aldus een lagere straf op dan de door de officier van justitie is gevorderd. De reden hiervoor is dat de rechtbank, nu verdachte een intensieve behandeling gaat volgen geen meerwaarde ziet in een werkstraf.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 125,- betreffende immateriële schade voor feit 1 en 2.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toewijzen, aangezien deze schade rechtstreeks verband houdt met de onder feit 1 en 2 gepleegde feiten en verdachte aansprakelijk is voor die schade. Het gevorderde bedrag is voldoende aannemelijk gemaakt en zal worden toegewezen met de wettelijke rente over dat bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel zoals opgenomen in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 57, 266, 267, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 en 3: telkens eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 dagen
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 125,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] € 125,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en mr. G. Perrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Z. Berkouwer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 juli 2011.