parketnummer: 16/600020-11, 07/603439-09 (tul) en 07/023297-10 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juli 2011
[verdachte]
geboren op [1973] te [geboorteplaats]
verblijvende te Apeldoorn in de Piet Roordakliniek
raadsvrouw mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 18 april 2011 en 15 juli 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 januari 2011 te Utrecht:
1. primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
1. subsidiair: [slachtoffer] heeft mishandeld;
2. [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, primair, en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kan komen omdat de vereiste opzet niet bewezen kan worden. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte zich niets meer kan herinneren, dat verdachte zichzelf niet was en dat dit wellicht te maken had met het stoppen van het gebruik van zware medicatie.
Dat sprake zou zijn van culpa in causa, waarvan door rapporteur C.J.F. Kemperman wordt gerept in diens rapport van 4 april 2011, is eveneens door de verdediging weersproken. Daarbij heeft de raadsvrouw bepleit dat verslaving een ziekte is en dat verdachte er niets aan kon doen.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan is de verdediging ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde van mening dat dit niet geldt voor het onderdeel dat ziet op het dichtknijpen van de keel van aangeefster, aangezien daarvan uitsluitend in de aangifte melding wordt gemaakt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het onder feit 1, primair, en het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen op grond van de hierna genoemde en weergegeven bewijsmiddelen.
Aangeefster [slachtoffer] verklaart bij de politie dat zij op 8 januari 2011 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] door verdachte is mishandeld en bedreigd. Verdachte is de ex-vriend van haar dochter, [getuige].
Aangeefster zat op 8 januari 2011 met haar dochter in de woonkamer voor voornoemde woning. Zij zag dat verdachte de kamer in kwam lopen, dat hij direct in haar richting keek en tegen haar begon uit te vallen. Aangeefster hoorde dat verdachte haar begon te bedreigen met de dood, namelijk dat hij haar dood ging maken, dat hij dat met zijn handen zou doen en dat, als dat niet zou lukken, hij een pistool zou halen en dat hij haar dan zou doodschieten.
Aangeefster zag dat verdachte erg boos werd en zijn handen tot vuisten balde. Aangeefster zag dat verdachte met zijn tot vuisten gebalde handen harde slaande bewegingen op haar hoofd en nek maakte. Aangeefster voelde door het slaan hevige pijn in haar nek, rug en hoofd. Aangeefster voelde dat zij op een gegeven moment aan haar haren werd vastgepakt en aan haar haren van de bank werd getrokken en over de grond de kamer uit en de keuken in werd getrokken. Aangeefster zag en voelde dat hij haar ook in de keuken nog stompen op haar hoofd gaf. Aangeefster raakte daardoor even buiten bewustzijn.
Uit de geneeskundige verklaring d.d. 8 januari 2011 blijken op het hoofd van aangeefster geen wonden te zijn aangetroffen maar wel enkele kleine zwellingen. Voorts zijn aan beide armen enkele rode plekken van stompen aangetroffen.
Getuige [getuige] verklaart dat zij zag dat verdachte stomdronken was. Ook verklaart zij dat verdachte uit het niets tegen haar moeder zei: ‘Ik schiet je dood. Ik vermoord je, je moet dood. Ik heb een pistool, ik zal je doodschieten.’ Getuige zag dat verdachte zijn vuisten balde en in de richting van haar moeder liep. Getuige zag dat verdachte met zijn rechter vuist met kracht op het hoofd van haar moeder sloeg, en zag dat haar moeder hier pijn en letsel van had. Getuige trok verdachte weg, maar verdachte rukte zich los en getuige zag dat verdachte haar moeder nu met beide vuisten op het hoofd sloeg en haar met kracht op de rug en tussen de schouders stompte. Getuige zag dat verdachte haar moeder bij de haren pakte en op de grond gooide in de keuken.
Van het onderdeel in de tenlastelegging dat ziet op het dichtknijpen van de keel van aangeefster, zal verdachte worden vrijgesproken aangezien daarvan uitsluitend in de aangifte melding wordt gemaakt.
Opzet
De raadsvrouw heeft bepleit dat de voor de bewezenverklaring vereiste opzet niet aanwezig was.
De rechtbank oordeelt echter, dat er pas dan geen sprake is van opzet, indien bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
Gelet op de verklaring die verdachte op 9 januari 2011 tegenover de politie heeft afgelegd ten aanzien van het hem ten laste gelegde, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel enig inzicht in de draagwijdte van zijn handelen gehad.
Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. op 08 januari 2011 in de gemeente Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen op het hoofd en het lichaam heeft gestompt en
- die [slachtoffer]aan de haren heeft voort gesleept,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2. op 08 januari 2011 in de gemeente Utrecht, [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood, ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. poging tot zware mishandeling;
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van de verdachte laten voorlichten door C.J.F. Kemperman, psychiater, die op 4 april 2011 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport volgt dat er sprake is van een alcoholafhankelijkheid, nu in gedwongen remissie, bij een man met een persoonlijkheidsstoornis met cluster B trekken.
Ook ten tijde van het ten laste gelegde was dit aanwezig. Het misbruik van alcohol was toen echter niet in remissie.
De persoonlijkheidsstoornis beïnvloedde de keuzevrijheid van verdachte in die zin dat hij zijn eigen gedrag wat verminderd onder controle lijkt te kunnen houden. De toerekeningsvatbaarheid kan men op basis van de persoonlijkheidsstoornis als enigszins verminderd zien.
De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over en maakt die tot de hare.
Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
-een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan, ook als dat inhoudt een klinische opname in de Piet Roordakliniek te Apeldoorn.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat verdachte positief tegenover een behandeling bij de Piet Roordakliniek staat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten. Het is algemeen bekend dat de door verdachte gepleegde feiten een grote impact op de slachtoffers hebben en dat de slachtoffers nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren. Dit is in het onderhavige geval ook wel gebleken uit hetgeen door aangeefster in haar slachtofferverklaring is opgemerkt.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juni 2011 volgt dat verdachte reeds eerder, en wel op 9 mei 2008, is veroordeeld vanwege bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De psychiater C.J.F. Kemperman heeft in zijn rapport van 4 april 2011 geconcludeerd dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is, en dat een behandeling in de Piet Roordakliniek aangewezen zou zijn. Centrum Maliebaan heeft plaatsing in de Piet Roordakliniek onderschreven in de rapportage van 27 juni 2011.
Met ingang van 8 juli 2011 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en verblijft verdachte in genoemde kliniek.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Voorts zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringstoezicht door Centrum Maliebaan opleggen, en tevens een klinische opname in de Piet Roordakliniek te Apeldoorn. Gelet op de feiten waarvoor de straf wordt opgelegd, zal de rechtbank de duur van de opname bepalen op maximaal een half jaar. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat, als een langere klinische behandeling noodzakelijk zou zijn, deze behandeling op vrijwillige basis voortgezet kan worden.
De rechtbank legt een gevangenisstraf op die hoger is dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft hierbij gelet op de mate van geweld die door verdachte is toegepast en de straf die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.
7 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft op 3 februari 2011 gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 23 november 2009 ten uitvoer zal worden gelegd (parketnummer 07/603439-09). Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de verlenging van de proeftijd met een jaar gevorderd.
De officier van justitie heeft voorts op 3 februari 2011 gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 10 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 7 april 2010 ten uitvoer zal worden gelegd (parketnummer 07/023297-10). Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de verlenging van de proeftijd met een jaar gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop komen de vorderingen tot tenuitvoerlegging voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank zal hiertoe evenwel niet besluiten, omdat zij, gelet op de klinische opname van verdachte in de Piet Roordakliniek en de tijd die verdachte ter zake van parketnummer 16/600020-11 reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, de tenuitvoerlegging noch een verlenging van de proeftijd zinvol acht.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 45, 57, 285, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: poging tot zware mishandeling
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan;
* dat verdachte de klinische opname in de Piet Roordakliniek te Apeldoorn dient voort te zetten gedurende maximaal een half jaar vanaf de datum van dit vonnis;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis
- heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 juli 2011.
Mr. Z.J. Oosting en mr Y.A.T. Kruijer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.