ECLI:NL:RBUTR:2011:BR4584

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
PL0971-2010265498-1
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schadevergoeding voor inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 augustus 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. L.W. Plantenga. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding voor de ondergane inverzekeringstelling en de kosten van de raadsvrouw. Verzoeker was op 3 november 2010 in verzekering gesteld en op 5 november 2010 weer heengezonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet verschenen was op de zitting van 19 juli 2011, ondanks dat hij daartoe behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat deze tijdig waren ingediend, ondanks de verwarring rondom de datum van verzending van de kennisgeving van niet verdere vervolging.

De rechtbank heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Er waren ernstige bezwaren tegen verzoeker, die voortkwamen uit getuigenverklaringen over een incident waarbij een auto was vernield en een navigatiesysteem was gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschrijving van de kleding van verzoeker overeenkwam met die van een van de verdachten. Gezien de ernst van de bezwaren heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om verzoeker een schadevergoeding toe te kennen voor de twee dagen inverzekeringstelling.

Desondanks heeft de rechtbank wel een vergoeding van € 540,- toegekend aan verzoeker voor de kosten van de raadsvrouw, zoals gebruikelijk in dergelijke zaken. De beslissing is genomen door mr. N.E.M. Kranenbroek, rechter, in aanwezigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier, en is uitgesproken in openbare raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: - (dossier nummer PL0971-2010265498-1)
Rekestnummer: 11/486 en 11/487
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het op 21 maart 2011 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, op grond van het bepaalde in de artikelen 89 (rekestnr. 11/486) en 591a (rekestnr. 11/487) van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van
[verzoeker] (hierna te noemen: verzoeker),
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende te [woonplaats], [adres],
ten kantore van diens raadsvrouw, mr. L.W. Plantenga.
Het verzoekschrift is in openbare raadkamer behandeld op 19 juli 2011.
Gehoord zijn de officier van justitie en de raadsvrouw, mr. Plantenga voornoemd.
Verzoeker is, alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het verzoekschrift ex artikel 89 Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor ondergane inverzekeringstelling.
Het verzoekschrift ex artikel 591a Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de kosten van de raadsvrouw voor indiening en eventuele mondelinge behandeling van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het proces-verbaal in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte en van voornoemd verzoekschrift.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
Verzoeker is op 3 november 2010 in verzekering gesteld, en hij is op 5 november 2010 heengezonden;
In totaal gaat het om 2 (hele) dagen doorgebracht in een politiebureau;
Aan de ouders van verzoeker is een kennisgeving van niet verdere vervolging gedateerd 11 december 2010 gezonden.
De het dossier aanwezige kopie van deze kennisgeving is voorzien van het stempel ‘verzonden 14 maart 2011’.
Overwegingen
Ten aanzien van de ontvankelijkheid:
Voormelde kennisgeving is weliswaar gedateerd 11 december 2010 maar nu de kopie voorzien is van het stempel “verzonden 14 maart 2010” houdt de rechtbank het ervoor dat de verzoeken tijdig zijn ingediend en derhalve ontvankelijk zijn.
Ter zake het verzoek ex artikel 89 Sv
Nu de strafzaak van verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, kan hij in principe aanspraak maken op een vergoeding van de schade die is geleden ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis.
Schadevergoeding wordt toegekend indien en voorzover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
Een getuige A ziet op een parkeerplaats twee jongens met Marokkaans uiterlijk door het raam van een geparkeerde Volkswagen Golf hangen waarbij de indruk ontstond dat zij iets uit de auto haalden. Een van de jongens had een spijkerbroek aan met lichte vlekken, de andere jongen droeg een spijkerbroek, een donkerblauw jack en een wit petje droeg. De laatstgenoemde persoon liep weg een met kastje van ongeveer 15 bij 20 cm in zijn handen. Getuige A zag toen hij dichterbij kwam dat de portierruit van de auto waarin de jongens hadden gehangen, geheel vernield was. Blijkens aangifte is uit deze auto het navigatiesysteem gestolen. De getuige zag inmiddels de twee jongens wegrennen in de richting van de Merwedeweg. De getuige heeft met zijn mobiele telefoon een foto gemaakt en aan de politie ter hand gesteld. Vervolgens ging getuige A met zijn auto naar een school gelegen aan de Merwedeweg. Hij sprak zijn zoon, getuige B, die zojuist twee Marokkaanse jongens voorbij zag rennen. Getuige C zag vanuit de school aan de Merwedeweg twee jonge jongens met Marokkaans of Turks uiterlijk het bedrijventerrein aan de Merwedeweg oprennen. Ze zag dat beiden donkere kleding droegen en dat een van hen een wit baseball petje droeg. Ze zag dat deze jongens achter de bosjes gingen zitten. Getuige D ziet vanaf zijn werkplek op de Merwedeweg twee mannen met Noordafrikaans uiterlijk aankomen lopen die achter een heg gingen zitten. Een van de mannen kwam steeds omhoog om te kijken. Op een gegeven moment stopte er een donkerblauwe Mercedes E-klasse, waarna de twee mannen instapten.
Kort voor de melding is een Mercedes E-klasse voorzien van het kenteken [kenteken] gecontroleerd op de A2, waarbij de verbalisant zag dat de inzittenden 4 Marokaanse jongens waren. Verdachten zijn in deze auto aangehouden.
De beschrijving van de kleding van de ene verdachte komt overeen met de kleding van [medeverdachte], terwijl de kleding van de andere verdachte overeenkwam met de kleding van verzoeker.
Een verbalisant herkent de kleding op de door getuige A gemaakte foto als de kleding van [medeverdachte].
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande dermate ernstige bezwaren tegen verzoeker aanwezig waren dat er alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de twee dagen inverzekeringstelling. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Ter zake het verzoek ex artikel 591a Sv
De rechtbank is van oordeel dat aan kosten van de raadsvrouw voor het indienen en mondeling toelichten van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten € 540,- (inclusief BTW).
Het verzoek zal dus worden toegewezen.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt:
Op de voet van artikel 89 Sv:
- wijst het verzoek af.
Op de voet van artikel 591a Sv:
kent toe aan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding ten bedrage van € 540,-
(zegge: vijfhonderveertig euro);
Beveelt de griffier van deze rechtbank voormelde bedragen aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. mr. L.W. Plantenga.
Deze beslissing is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier
en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 2 augustus 2011.