Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 294018 / HA ZA 10-2121
RAIMOND DUFOUR q.q. curator in het faillissement van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Installatiebedrijf [vennootschap] B.V., te Amerongen (gemeente Utrechtse Heuvelrug),
wonende te Amersfoort,
eiser,
advocaat mr. B. Drenth te Amersfoort,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M24 SERVICE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE INSTALLATIE GROEP B.V.,
gevestigd te Soest,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap] B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. J. van Ravenhorst te Utrecht.
Eiser zal hierna de curator worden genoemd. Gedaagden zullen respectievelijk M24, De Installatie Groep en Nieuwe [vennootschap] worden genoemd, en gezamenlijk ook M24 c.s.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 september 2010, met producties
- de akte houdende producties van de curator
- de akte vermeerdering van eis, met producties
- de conclusie van antwoord, met producties
- het tussenvonnis van 12 januari 2011
- de nadere conclusie van de curator, met producties
- het proces-verbaal van comparitie van 9 maart 2011
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Bij arrest van 25 maart 2010 van het gerechtshof Amsterdam (nevenzittingsplaats Arnhem) is de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Installatiebedrijf [vennootschap] B.V. (hierna: Oude [vennootschap]) in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator als zodanig.
2.2. Op enig moment is de curator in onderhandeling getreden met M24 over een eventuele doorstart. In de periode van onderhandelingen heeft M24 de activiteiten van Oude [vennootschap] feitelijk voortgezet. De curator heeft dit op enig moment vóór 27 mei 2010 bemerkt, en heeft daartegen toen geen bezwaar gemaakt. Hij heeft ook vóór 30 april 2010 de bedrijfsauto’s van Oude [vennootschap] feitelijk aan M24 en/of Nieuwe [vennootschap] ter beschikking gesteld. In deze periode van voortzetting van de activiteiten heeft M24 een aantal tot de orderportefeuille van Oude [vennootschap] behorende opdrachten uitgevoerd en aan de betreffende opdrachtgevers in rekening gebracht.
2.3. Bij overeenkomst van 27 mei 2010 (hierna: de koopovereenkomst) heeft de curator een aantal activa uit de boedel van Oude [vennootschap] – waaronder auto’s, goodwill en klantgegevens – verkocht aan M24. Als datum van levering van de activa vermeldt de koopovereenkomst de datum van ondertekening (27 mei 2010). Over de koopprijs is M24 een rente verschuldigd van 0,03% per dag vanaf 14 juni 2010.
2.4. Na 27 mei 2010 heeft Nieuwe [vennootschap] tot een bedrag van EUR 5.293,74 vorderingen op debiteuren geïncasseerd, die behoorden tot het onderhanden werk van de boedel van Oude [vennootschap] (en welk onderhanden werk niet in de koopovereenkomst was begrepen).
2.5. Bij overeenkomst van 16 juli 2010 tussen de curator en M24 c.s. (hierna: de nadere overeenkomst) is de koopprijs uit hoofde van de koopovereenkomst verlaagd tot EUR 167.674,18 en zijn verder, voor zover van belang, de volgende afspraken gemaakt:
- De Installatie Groep en Nieuwe [vennootschap] verbinden zich naast M24 tot voldoening van de nog resterende koopprijs;
- M24 c.s. dienen de boedel te compenseren voor het onderhanden werk van de boedel dat Nieuwe [vennootschap] heeft geïncasseerd;
- M24 c.s. dienen de helft van de beslagkosten (verschotten) van de curator te voldoen;
- volledige betaling dient uiterlijk 31 augustus 2010 plaats te vinden.
2.6. Op de koopprijs is EUR 123.000,00 afgelost.
2.7. De curator heeft tot een bedrag van EUR 2.194,68 motorrijtuigenbelasting voldaan over de periode na 27 mei 2010, ter zake van motorvoertuigen die op grond van de koopovereenkomst aan M24 waren verkocht en – onder eigendomsvoorbehoud – geleverd.
2.8. Ter verzekering van zijn hierna te noemen aanspraken sub a. en b. (zie hierna, 3.1) heeft de curator conservatoire beslagen doen leggen ten laste van M24 c.s.
3.1. De curator vordert, na eisvermeerdering en -wijziging, hoofdelijke veroordeling van M24 c.s. tot betaling aan hem van:
a. EUR 44.674,18, vermeerderd met de contractuele rente van 0,03% per dag vanaf 31 augustus 2010;
b. EUR 12.061,64, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2010;
c. EUR 41.659,09, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2010;
d. EUR 2.194,68, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2010, alsmede alle verder nog te verschijnen termijnen motorrijtuigenbelasting en kosten van eventuele verkeersboetes ter zake van de met de koopovereenkomst overgedragen motorvoertuigen;
met hoofdelijke veroordeling van M24 c.s. in de kosten van het geding
3.2. De vordering sub a. betreft het nog niet voldane deel van de koopprijs (volgens de nadere overeenkomst). De vordering sub b. betreft de contractuele rente over de koopprijs tot 31 augustus 2010 (EUR 2.794,38), buitengerechtelijke incassokosten (EUR 5.400,00) en beslagkosten (EUR 3.867,26). Voor zover uit de nadere overeenkomst voortvloeit dat M24 c.s. slechts de helft van de beslagkosten en geen buitengerechtelijke kosten behoeven te betalen, beroept de curator zich op partiële ontbinding van de nadere overeenkomst wegens wanprestatie van de zijde van M24 c.s. De vordering sub c. betreft opdrachten die vóór faillissement aan Oude [vennootschap] waren gegeven en die gedeeltelijk ook vóór faillissement door Oude [vennootschap] waren uitgevoerd (onderhanden werk), en voor het andere deel vanaf datum faillissement door Nieuwe [vennootschap] zijn uitgevoerd (orderportefeuille), en die Nieuwe [vennootschap] alle aan de betreffende opdrachtgevers in rekening heeft gebracht. De curator legt aan zijn vordering op dit punt ten grondslag dat Nieuwe [vennootschap] dit zonder zijn toestemming heeft gedaan, dat deze opdrachten ook niet in de koopovereenkomst waren begrepen, en dat daarom Nieuwe [vennootschap] de boedel ter zake dient te compenseren. De geldvordering sub d. betreft de door de curator voldane motorrijtuigenbelasting na 27 mei 2010 ter zake van de aan M24 verkochte auto’s; het restant van de vordering sub d. vloeit voort uit de omstandigheid dat de betreffende auto’s nog op naam van Oude [vennootschap] staan, ofschoon ze feitelijk bij Nieuwe [vennootschap] in gebruik zijn.
3.3. M24 c.s. erkennen de vordering sub a. voor zover het de gevorderde hoofdsom betreft, de vordering sub b. tot een bedrag van EUR 1.933,73, de vordering sub c. tot een bedrag van EUR 5.293,74 (het onderhanden werk), ook voor zover het de hoofdsom betreft, en de vordering sub d. voor zover het gaat om de aansprakelijkheid voor toekomstige termijnen motorrijtuigenbelasting en eventuele boetes met betrekking tot de overgedragen auto’s. Zij erkennen ook op grond van de nadere overeenkomst en ter zake van de vordering sub d. hoofdelijk te zijn verbonden.
3.4. M24 c.s. betwisten de over de vordering sub a. gevorderde rente, omdat volgens hen de curator ter zake van de hoofdsom sedert 3 september 2010 in schuldeisersverzuim verkeert. Althans, zo stellen zij, verkeren De Installatie Groep en Nieuwe [vennootschap] niet in verzuim, omdat zij niet in gebreke zijn gesteld. Ter zake van de vordering sub b. verweren M24 c.s. zich met een beroep op de nadere overeenkomst, volgens welke zij slechts de helft van de beslagkosten en de contractuele rente verschuldigd zijn (en niet buitengerechtelijke kosten). Wat betreft de vordering sub c. betwisten M24 c.s. elke schadeplichtigheid voor zover het betreft de orderportefeuille. Volgens M24 c.s. moet deze worden gerekend tot de door M24 van de curator gekochte goodwill, althans heeft volgens M24 c.s. de curator ter zake zijn rechten verwerkt. M24 c.s. betwisten ook de hoogte van de door de curator gevorderde schade. Wat betreft de vordering sub d., tot slot, erkennen M24 c.s. hoofdelijke aansprakelijkheid voor de kosten die verband houden met het gebruik van de auto’s na 27 mei 2010, maar zij stellen dat zij de door de curator geclaimde EUR 2.194,68, welk bedrag de curator volgens hen rauwelijks in de onderhavige procedure van M24 c.s. heeft gevorderd, reeds hebben voldaan.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. de vorderingen sub a. en b.
4.1.1. M24 c.s. baseren zich voor hun beroep op schuldeisersverzuim van de curator op de omstandigheid dat de curator bij e-mail van 3 september 2010 aan de bank van M24 heeft laten weten dat hij geen finale kwijting wilde verlenen na ontvangst van de restant koopprijs, dit in verband met de aanspraken die hij nog meende te hebben in verband met de “OHW/debiteurenportefeuille”. Volgens M24 c.s. was dit reden voor de bank om de restant koopprijs niet te willen financieren. Daarom heeft de curator het uitblijven van betaling aan zichzelf te wijten, aldus M24 c.s.
4.1.2. Dit verweer van M24 c.s. faalt, reeds omdat gesteld noch gebleken is dat M24 c.s. niet anderszins in staat zijn of waren om de restant koopprijs te voldoen of te (doen) financieren. Daar komt bij dat M24 c.s. zelf erkennen dat zij buiten de restant koopprijs nog een bedrag ter zake van onderhanden werk aan de curator verschuldigd waren en zijn.
verzuim De Installatie Groep en Nieuwe [vennootschap]
4.1.3. De termijn tot 31 augustus 2010 in de nadere koopovereenkomst heeft te gelden als fatale termijn in de zin van artikel 6:83 sub a BW, zodat na het ongebruikt verstrijken van die termijn het verzuim van M24 c.s. van rechtswege is ingetreden, en op dat moment in zoverre dus aan de voorwaarden voor ontbinding van de nadere overeenkomst was voldaan.
partiële ontbinding nadere overeenkomst
4.1.4. De partiële ontbinding van de nadere overeenkomst slaagt, omdat de gestelde tekortkoming deze ruimschoots rechtvaardigt, en er overigens geen verweer is gevoerd tegen de specifiek keuze van het onderdeel van de overeenkomst waartegen de ontbinding zich richt.
4.1.5. Uit de stellingen van M24 c.s. volgt dat zij de vordering sub b. slechts erkennen tot een bedrag van EUR 1.933,73, maar zij lichten dat niet anders toe dan door te stellen dat dit de helft van de beslagkosten en de contractuele rente zou betreffen. Voor zover M24 c.s. hiermee beogen te stellen dat zij op grond van de nadere overeenkomst niet alleen slechts de helft van de beslagkosten maar ook slechts de helft van de contractuele rente verschuldigd is (voor welk deel de curator de nadere overeenkomst niet heeft ontbonden), faalt dit verweer. De nadere overeenkomst vermeldt na de regeling over het verdelen van de beslagkosten, over de contractuele rente het volgende: “De boeterente over het totaalverschuldigde (uiteraard na correctie van de aanpassing als vermeld onder 1 en het reeds betaalde bedrag ad € 30.000) is verschuldigd vanaf 14 juni 2010.” Uit deze verder ongeclausuleerde bepaling kan niet worden afgeleid dat slechts de helft van de overeengekomen rente verschuldigd zou zijn. Overigens hebben M24 c.s. de berekening van de curator van de contractuele rente tot 31 augustus 2010 niet betwist, zodat deze aldus toewijsbaar is.
buitengerechtelijke kosten
4.1.6. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. De curator heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat deze kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan de curator vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen die geacht worden in een proceskostenbeslissing te worden verdisconteerd.
4.1.7. De curator vordert M24 c.s. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 3.867,26, omdat de curator zijn vordering ter zake van de beslagkosten tot dit bedrag heeft beperkt, en omdat dit lager is dan de uit het dossier blijkende beslagkosten (EUR 2.562,10 voor verschotten en EUR 1.421,00 voor salaris advocaat (1 rekest x EUR 1.421,00)).
4.2.1. De curator vordert op basis van het overzicht van facturen van Nieuwe [vennootschap] dat hij als productie 14 heeft overgelegd, een bedrag van EUR 7.165,35 aan onderhanden werk. M24 c.s. betwisten blijkens de e-mail van de heer [A] van 1 juni 2010 (productie 6 M24 c.s.) de posten met factuurnummers 100127, 100033, 100035, 100038 en 100039.
4.2.2. Wat betreft factuurnummer 100127 (EUR 530,62) stellen M24 c.s. dat hiervoor nog werkzaamheden moeten worden verricht en door Nieuwe [vennootschap] dus nog kosten moeten worden gemaakt. Deze betwisting is echter ontoereikend omdat uit de betreffende factuur niet blijkt dat het (deels) om een voorschotfactuur gaat, M24 c.s. hun betwisting op dit punt verder niet onderbouwen, en M24 c.s. overigens ook niet toelichten om hoeveel nog te maken kosten het dan zou gaan.
4.2.3. Wat betreft de overige factuurnummers (totaal EUR 906,57) stellen M24 c.s. dat Nieuwe [vennootschap] deze, tezamen met factuurnummers 100032, 100034 en 100036 (totaal EUR 3.781,24) heeft gecrediteerd met factuur 100175, omdat de betreffende werkzaamheden eerder al door Oude [vennootschap] aan de betreffende klant (Heuvelrug Wonen) in rekening waren gebracht. Factuur 100175 is inderdaad een creditfactuur aan Hevelrug Wonen, die nagenoeg (op één eurocent na) aansluit op het totaal van genoemde facturen 100032-100039 (EUR 4.687,80). Deze uitleg is genoegzaam sluitend, en de curator heeft deze verder ook niet inhoudelijk weersproken. Op dit punt moet de betwisting door M24 c.s. daarom als voldoende moet worden aangemerkt, zodat hun verweer in zoverre slaagt.
4.2.4. Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat M24 c.s. ter comparitie van partijen weliswaar hebben toegezegd om factuur 100002 (EUR 2.100,00) te crediteuren, maar partijen hebben daarover toen verder geen afspraken gemaakt, en bij dupliek hebben M24 c.s. de toegezegde creditfactuur ook niet in het geding gebracht. Om deze reden houdt de rechtbank het ervoor dat de betreffende factuur niet is gecrediteerd, en dient het bedrag ervan ook gewoon aan de boedel te worden vergoed.
4.2.5. Het voorgaande betekent dat ter zake van de post onderhanden werk toewijsbaar is een bedrag van in hoofdsom EUR 7.165,35 (totaalvordering) -/- EUR 906,57 (facturen 100033, 100035, 100038 en 100039) = EUR 6.258,78.
4.2.6. Wat betreft de gevorderde rente geldt het volgende. Volgens de nadere overeenkomst dienden M24 c.s. uiterlijk 20 augustus 2010 opgave te doen van het door Nieuwe [vennootschap] gefactureerde bedrag aan onderhanden werk van Oude [vennootschap] – dat volgens diezelfde nadere overeenkomst aan de boedel diende te worden afgedragen. Er is geen reden om aan te nemen dat de fatale termijn van 31 augustus 2010 niet ook voor deze afdrachtverplichting zou gelden. De wettelijke rente is derhalve met ingang van die dag verschuldigd.
4.2.7. M24 c.s. beroepen zich voor hun verweer tegen de aanspraken van de curator op de omstandigheid dat de curator er reeds (ruimschoots) vóór het sluiten van de koopovereenkomst mee bekend was dat M24 – vooruitlopend op definitieve overeenstemming over de beoogde doorstart – de activiteiten van Oude [vennootschap] voortzette, en dat hij daaraan ook in zekere mate zijn medewerking had verleend door de bedrijfswagens van Oude [vennootschap] reeds medio april 2010 aan M24 ter beschikking te stellen. Ook was de curator er volgens M24 c.s. mee bekend dat vanaf enig moment de telefoon van Oude [vennootschap] was doorgeschakeld naar M24. De curator weerspreekt deze gestelde feitelijke omstandigheden niet, en erkent ook met zoveel woorden dat hij op enig moment op de hoogte was geraakt van de feitelijke voortzetting van de activiteiten door M24 en dat hij daartegen toen niet heeft geprotesteerd, al duidt de curator niet nader aan wanneer dat dan precies was (maar logischerwijs moet dit vóór de formele doorstart van 27 mei 2010 zijn geweest).
4.2.8. Naar het oordeel van de rechtbank lag het onder deze omstandigheden op de weg van de curator om uiterlijk bij het sluiten van de koopovereenkomst zijn thans gestelde aanspraken met zoveel woorden van de overeenkomst uit te sluiten of zich deze anderszins uitdrukkelijk voor te behouden – wilde hij deze na het sluiten van de koopovereenkomst nog geldend kunnen maken. Door dit niet te doen heeft de curator bij M24 c.s. de indruk – en daarmee: het gerechtvaardigd vertrouwen – gewekt dat hij, in lijn met zijn eerdere medewerking, en voor zover hij ter zake überhaupt nog aanspraken mocht hebben, hiervan geen punt maakte en niet meer zou maken. Voor zover de koopovereenkomst niet reeds vanwege dit stilzwijgen van de curator geacht moet worden (de goodwillwaarde van) deze orderportefeuille per faillissementsdatum daadwerkelijk mede te omvatten, moet de curator om deze reden ten minste geacht worden zijn rechten ter zake te hebben verwerkt.
4.2.9. Aan het voorgaande doet niet af dat de curator naar eigen zeggen pas na het sluiten van de koopovereenkomst ervan op de hoogte raakte dat M24 en/of Nieuwe [vennootschap] vóór het sluiten ervan al had gewerkt aan opdrachten uit de orderportefeuille van Oude [vennootschap]. Dat was immers voorzienbaar reeds vóór het sluiten van de koopovereenkomst, in het kader van de toen dus ook al voor de curator bekende voortzetting van de activiteiten door M24. En voor zover de curator op dit punt werkelijk een verkeerde voorstelling van zaken mocht hebben gehad: gesteld nog gebleken is dat M24 c.s. deze hebben gewekt of – wetende van die alsdan verkeerde voorstelling van zaken bij de curator, zonder daarover iets te zeggen – bewust hebben laten voortbestaan. Evenmin doet aan het voorgaande af de stelling van de curator dat volgens hem werknemers van Oude [vennootschap] (in de periode dat zij nog in dienst waren) ten behoeve van M24 of Nieuwe [vennootschap] aan de orderportefeuille hebben gewerkt, reeds omdat deze stelling niet is onderbouwd, hetgeen tegenover de stellige betwisting van M24 c.s. onvoldoende is.
4.3.1. Het verweer van M24 c.s. dat de gevorderde EUR 2.194,68 is voldaan, is niet onderbouwd en daarom ontoereikend. Voor dit deel zal de vordering van de curator worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde wettelijke rente, nu gesteld noch gebleken is dat M24 c.s. in verzuim verkeren of dat nakoming blijvend onmogelijk is.
4.3.2. Er is geen grond voor toewijzing van de vordering van de curator om M24 c.s. zonder meer te veroordelen om toekomstige kosten van motorrijtuigenbelasting en eventuele boetes met betrekking tot de overgedragen auto’s, aan de curator te voldoen. Wel is toewijsbaar hetgeen waarvoor M24 c.s. ook aansprakelijkheid erkennen, te weten veroordeling om na opgave door de curator deze kosten rechtstreeks aan de betreffende instanties te voldoen, dan wel, in geval van (gebleken) betaling door de curator, aan de curator.
4.4.1. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
4.5.1. De vorderingen zijn als volgt toewijsbaar:
a. restant koopprijs EUR 44.674,18, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 31 augustus 2010;
b. contractuele rente tot 31 augustus 2010 EUR 2.794,38 + beslagkosten EUR 3.867,26, deze laatste vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis;
c. onderhanden werk EUR 6.258,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2010;
d. motorrijtuigenbelasting EUR 2.194,68 + toekomstige motorrijtuigenbelasting en eventuele boetes, als hierna te melden.
5.1. veroordeelt M24 c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om aan de curator te betalen een bedrag van EUR 55.922,02 (vijfenvijftigduizend negenhonderdtweeëntwintig euro en twee eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 0,03% per dag over EUR 44.674,18 (vierenveertig duizendzeshonderdvierenzeventig euro en achttien eurocent) en de wettelijke rente over EUR 6.258,78 (zesduizend tweehonderdachtenvijftig euro en achtenzeventig eurocent), beide vanaf 31 augustus 2010 en tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt M24 c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 3.867,26 (drieduizend achthonderdzevenenzestig euro en zesentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt M24 c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om steeds op eerste verzoek van de curator binnen de door deze gestelde termijn aan de betreffende instanties te voldoen, dan wel aan de curator te voldoen voor zover deze bij zijn verzoek kenbaar maakt en met betalingsbewijzen onderbouwt dat hij deze kosten reeds heeft voldaan: motorrijtuigenbelasting en eventuele verkeersboetes met betrekking tot na te melden motorvoertuigen, voor zover betrekking hebbend op de periode vanaf 27 mei 2010, vermeerderd met de wettelijke rente, voor zover de curator de betreffende kosten zelf heeft voldaan, vanaf de dag van het ongebruikt verstrijken van de bedoelde termijn(en):
- Toyota, type HiAce 2.4, met kentekennummer [kenteken]
- Toyota, type HiAce 2.4, met kentekennummer [kenteken]
- Toyota, type HiAce 2.4 LWB, met kentekennummer [kenteken];
- Toyota, type HiAce 2.4 LWB, met kentekennummer [kenteken]
- Renault, type Kangoo Express 1.5 dCI 55, met kentekennummer [kenteken]
- Bedrijfswagen, merk onbekend, met kentekennummer [kenteken];
- Toyota, type HiAce 2.5 D-4D LWB, met kentekennummer [kenteken]
- Toyota, type HiAce 2.4 LWB, met kentekennummer [kenteken]
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2011.