ECLI:NL:RBUTR:2011:BR4126

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
285433 / FA RK 10-2138 (echtscheiding); 285434 / FA RK 10-2139 (verdeling)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van echtscheidingsverzoek wegens gebrek aan ouderschapsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 16 februari 2011 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die beiden de Turkse nationaliteit bezitten, waarbij de vrouw ook de Nederlandse nationaliteit heeft. De partijen zijn op huwelijkse datum 1997 in Turkije met elkaar gehuwd en hebben drie minderjarige kinderen. De man heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek niet ontvankelijk is, omdat het ingediende ouderschapsplan niet voldoet aan de wettelijke vereisten en niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onvoldoende pogingen heeft ondernomen om tot een gezamenlijk ouderschapsplan te komen, en dat zijn voorstel in strijd is met de belangen van de kinderen. De vrouw heeft verweer gevoerd en aangegeven dat zij openstaat voor dialoog en mediation, maar dat er geen overeenstemming is bereikt over de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het ontbreken van een adequaat ouderschapsplan leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek. De partijen zijn veroordeeld om hun eigen proceskosten te betalen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummers / rekestnummers:
285433 / FA RK 10-2138 (echtscheiding)
285434 / FA RK 10-2139 (verdeling)
Beschikking van 16 februari 2011
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
thans feitelijk verblijvende te [verblijfplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. D. Gürses,
tegen
[de vrouw]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat voorheen mr. Ran,
thans mr. B. Mor- Yazir.
1. Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het ter griffie ingediende verzoekschrift en het ingediende verweerschrift tevens verzoekschrift, nog gevolgd door een verweerschrift en nadien ingekomen stukken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 6 januari 2011. Ter terechtzitting zijn verschenen: mr. D. Gürses, de vrouw en mr. B. Mor-Yazir.
2. Vaststaande feiten
2.1. Partijen zijn op [huwelijksdatum] 1997 te [plaatsnaam] (Turkije) met elkaar gehuwd.
2.2. Zij hebben beiden de Turkse nationaliteit. De vrouw bezit daarnaast de Nederlandse nationaliteit.
2.3. De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats]
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats]
[minderjarige 3], geboren op [huwelijksdatum] 2005 te [geboorteplaats].
3. Beoordeling van het verzochte
De man heeft de echtscheiding van partijen met -kort gezegd- nevenvoorzieningen verzocht. De vrouw heeft daarop verweer gevoerd en zelfstandige verzoeken gedaan. De man heeft tegen een deel van de zelfstandige verzoeken van de vrouw verweerd gevoerd.
Nu de man heeft gekozen voor toepassing van het Nederlandse recht op de echtscheiding en deze keuze door de vrouw niet is weersproken, zal de rechtbank Nederlands recht op het echtscheidingsverzoek toepassen.
In haar verweerschrift tevens verzoekschrift heeft de vrouw de duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen niet erkend. De advocaat van de vrouw heeft ter zitting verklaard dat de vrouw met de man in dialoog wil teneinde de mogelijkheden te onderzoeken om hun huwelijk voort te zetten. De advocaat van de vrouw heeft voorts verklaard dat de man geen pogingen heeft ondernomen om met de vrouw over de gevolgen voor de kinderen na echtscheiding te praten en over de financiële verplichtingen die dat met zich mee brengen. De vrouw wenst met de man overleg daarover te voeren zonodig met behulp van mediation.
De advocaat van de man heeft voorts verklaard dat hij de vrouw een concept van een ouderschapsplan heeft toegezonden, maar dat de vrouw daarop niet heeft gereageerd.
De advocaat van de man heeft voorts verklaard dat hij met de man -die thans om gezondheidsredenen niet ter zitting is verschenen- de mogelijkheid van mediation heeft besproken, maar dat de man geen mediation wenst.
De advocaat van de vrouw heeft de ontvankelijkheid van de man betwist, nu er geen ouderschapsplan tot stand is gekomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 815 lid 2 sub a Rv dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. In dit geval is een eenzijdig voorstel door de man opgesteld, waarover geen overeenstemming is bereikt tussen partijen.
Ter terechtzitting is gebleken dat partijen evenmin alsnog overeenstemming hebben kunnen bereiken over de zorg- en opvoedingstaken, de wijze waarop zij elkaar informatie verschaffen en raadplegen met betrekking tot de kinderen en over de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Evenmin is gebleken op welke wijze de kinderen geconsulteerd zijn met betrekking tot de gevolgen van het ouderschapsplan.
De rechtbank is van oordeel dat de man onvoldoende pogingen heeft gedaan om met de vrouw tot het vereiste ouderschapsplan te komen, zodat de rechtbank niet zelf in een ouderschapsregeling als bedoeld in artikel 815 lid 6 Rv zal voorzien. Hierbij acht de rechtbank eveneens de inhoud van het voorstel van belang. Hierin is namelijk opgenomen dat de man geen contactregeling of zorgregeling wil met de kinderen, dat de moeder eenhoofdig zou moeten worden belast met het gezag, dat er geen enkele vorm van overleg of communicatie anderszins tussen partijen zal plaatsvinden met betrekking tot de kinderen en dat de vader niet zal bijdragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Deze uitgangspunten zijn in strijd met de bedoeling van een ouderschapsplan en de belangen van de kinderen, zodat de man in zijn verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen met de zaaknummers / rekestnummers 285433 / FA RK 10-2138 en 285434 / FA RK 10-2139 niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4. Beslissing
4.1. De rechtbank verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
4.2. De partijen moeten hun eigen proceskosten betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. Gerritse, kinderrechter, bijgestaan door J. Schalk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2011.