ECLI:NL:RBUTR:2011:BR4088

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600251-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en vernieling met gevangenisstraf en werkstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 7 juli 2011, is de verdachte veroordeeld voor bedreiging en vernieling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 maart 2011 te Utrecht de aangeefster heeft bedreigd met een mes en daarbij dreigende woorden heeft geuit. Tevens heeft hij op dezelfde dag zowel een voordeur als een kamerdeur vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en heeft rekening gehouden met rapportages van een psychiater en reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig verantwoordelijk is voor zijn daden, ondanks zijn psychische problemen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 160 dagen geëist, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk was gemaakt. Het in beslag genomen vlindermes is onttrokken aan het verkeer, omdat het kan dienen voor het begaan van soortgelijke feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan leefstijltraining.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600251-11 (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring "Wolvenplein" te Utrecht,
raadsman mr. J. Bredius, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 juni 2011, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 14 maart 2011 te Utrecht [aangever 1] heeft bedreigd, zowel woordelijk als met een mes;
2. op 14 maart 2011 te Utrecht een voordeur en kamerdeur heeft vernield;
3. op 26 oktober 2009 te Utrecht een stoel heeft vernield.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Het verweer van de raadsman dat de officier van justitie ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit niet ontvankelijk moet worden verklaard, wordt verworpen. Dit feit is door het Openbaar Ministerie op 11 januari 2010 voorwaardelijk geseponeerd. De verdachte heeft zich - zoals door de verdediging terecht gesteld - gehouden aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact. Anders dan de raadsman stelt, leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Verdachte heeft immers de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende een proeftijd van twee jaren niet aan enig strafbaar feit schuldig mocht maken overtreden, waardoor het de officier van justitie vrij stond de verdachte voor dit feit alsnog te vervolgen.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van alle ten laste gelegde feiten.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1
Op 14 maart 2011 rond 22.15 uur liep aangeefster [aangever 1] naar het [bedrijf 1] aan de Nieuwe Houtenseweg te Utrecht. Zij zag dat de verdachte met een fiets stond te zwaaien en die fiets meermalen met kracht op de grond gooide. Nadat zij naar hem had geroepen dat hij moest stoppen, is zij naar hem toegelopen. De verdachte kwam daarop naar haar toelopen en riep daarbij “Mijn kankerfiets is kapot en moet jij ook kapot”. Aangeefster zag dat de verdachte in zijn rechterhand een mes vasthield. Hij schreeuwde daarbij tegen haar: “Zal ik je doodmaken met mijn mes?” en “Ik steek je dood”. Zij zag aan de manier waarop hij het mes vasthield dat hij wilde toesteken. De afstand tussen hen bedroeg ongeveer 20 centimeter. Aangeefster geeft aan dat zij bijna neus aan neus stonden. Aangeefster voelde zich ernstig bedreigd . Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich van die avond nog kan herinneren dat hij op de door aangeefster genoemde plaats met zijn fiets gooide en dat hij een klein mes bij zich droeg .
Ten aanzien van feit 2
Op 14 maart 2011 omstreeks 22.40 uur stond de verdachte voor het [bedrijf 1] ([bedrijf 1]) in Utrecht en trapte met kracht tegen de voordeur, waardoor deze vernield is. [aangever 1] verklaart daarover dat zij heeft gezien dat de voordeur ter hoogte van de houten deurpost kapot was . De verdachte is vervolgens naar zijn kamer gelopen en heeft de deur van zijn kamer met geweld open getrapt, waarbij hij de deur bijna uit de deurpost heeft getrapt . Tengevolge hiervan is de sponning van de deur uit zijn verband geraakt.
Ten aanzien van feit 3
Op 26 oktober 2009 heeft de verdachte in zijn kamer in het [bedrijf 1] ([bedrijf 1]) te Utrecht meermalen met een stoel die op zijn kamer stond gegooid. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de stoel helemaal vernield was door het gooien en dat er door het gooien een paar deuken waren ontstaan in de deur. . De getuige [benadeelde] bevestigt dat de stoel volledig was vernield en dat er een paar flinke putten in de massief houten deur zaten .
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op 14 maart 2011 te Utrecht [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes vastgehouden en getoond en daarbij voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Mijn kankerfiets is kapot en moet jij ook kapot" en "Zal ik je dood maken met mijn mes" en "Ik steek je dood";
2.
hij op 14 maart 2011 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur en een kamerdeur toebehorende aan het blauwe huis, [bedrijf 1] heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk door meermalen tegen voornoemde deuren te trappen;
3.
hij op 26 oktober 2009 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een stoel toebehorende aan [bedrijf 1], [bedrijf 1], heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde stoel tegen een deur te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Over de persoon van de verdachte is op 12 mei 2011 door I. Maksimovic, psychiater, een rapport uitgebracht, waarin wordt weergegeven dat er bij de verdachte sprake is van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis, misbruik van alcohol en cannabis en een dysthyme stoornis. Geconcludeerd wordt dat er een relatie bestaat tussen de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en voornoemde stoornissen, waardoor de verdachte voor deze feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De deskundige overweegt daartoe dat de oppositioneel opstandige gedragsstoornis en de dysthyme stoornis bij verdachte leiden tot gevoelens van onbehagen en stress. Om deze gevoelens tegen te gaan heeft verdachte alcohol en cannabis gebruikt. Hierdoor werd de drempel van zijn agressiviteit verlaagd. Vanwege zijn problemen met informatieverwerking was verdachte echter minder in staat om dit te voorzien.
De rechtbank neemt voornoemde conclusie niet over. De verdachte is vanuit zijn oppositioneel opstandige gedragsstoornis wellicht minder in staat om controle uit te oefenen over zijn gedrag, maar noch uit het rapport noch uit de overige inhoud van het dossier blijkt dat dit dusdanig is dat zijn gedrag hem daarom in verminderde mate kan worden toegerekend. Uit het rapport van de deskundige blijkt dat met name alcohol en cannabis bij het bewezenverklaarde een faciliterende rol hebben gespeeld. Hoewel de psychiater aangeeft dat de verdachte het gebruik van middelen in mindere mate kan worden toegerekend, heeft de verdachte ter terechtzitting blijk gegeven weldegelijk te beseffen wat het effect van middelengebruik op zijn gedrag is. Verdachte is daarom volledig verantwoordelijk voor zijn gedragingen.
De verdachte is dan ook strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact en een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
6.2. Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is aangevoerd dat volstaan kan worden met het opleggen van de gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met een mes van een van de begeleiders van het [bedrijf 1], alwaar de verdachte woonachtig was. Verdachte heeft haar tevens woordelijk bedreigd met de dood. Aangeefster heeft ter terechtzitting verklaard dat zij het gevoel had dat zij door de verdachte nog net op tijd werd herkend en dat – indien dat niet het geval geweest was – het veel erger was afgelopen. Door dusdanig te handelen heeft de verdachte bij aangeefster gevoelens van onveiligheid veroorzaakt waarvan zij nog lange tijd de nare consequenties heeft ondervonden. Bovendien brengen dit soort feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in samenleving te weeg.
Voorts heeft de verdachte twee deuren en een stoel van het [bedrijf 1] beschadigd, dan wel vernield. Dit zijn ergerlijke feiten, die schade veroorzaken bij de gedupeerde.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het gegeven dat uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2011 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft tevens kennis genomen van inhoud van de rapportage pro justitia van I. Maksomivic, psychiater, d.d. 12 mei 2011 en het reclasseringsadvies d.d. 18 maart 2011 in combinatie met de toelichting daarop gegeven door de heer [betrokkene] op de terechtzitting van 23 juni 2011. De rechtbank ziet hierin aanleiding om een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering, GGZ Centrum Maliebaan, opgestelde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat naast de gevangenisstraf een werkstraf op zijn plaats is en recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat na te noemen straf passend en geboden is.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] (namens het [bedrijf 1], [bedrijf 1]) vordert een schadevergoeding van € 125,00 voor feit 3.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Het beslag
8.1. De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (een vlindermes) is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat dit voorwerp bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten 1 en 2 is aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, of tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Het voorwerp behoort aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
8.2. De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vier (4) maanden, waarvan twee (2) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering (GGZ Centrum Maliebaan), met ingang van het tijdstip van schorsing;
* dat de verdachte, indien de reclassering het noodzakelijk acht, deelneemt aan een leefstijltraining;
* dat de verdachte, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, meewerkt aan ambulante woonbegeleiding;
* dat de verdachte meewerkt aan behandeling/begeleiding van Altrecht ATC, zolang de reclassering dit nodig acht;
* dat de verdachte geen alcohol of drugs zal gebruiken en mee zal werken aan (urine)controles daartoe, zolang de reclassering dat nodig acht;
* dat de verdachte zal meewerken met Stadsgeldbeheer, zolang de reclassering dat nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] (namens het [bedrijf 1], [bedrijf 1]) niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een vlindermes;
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een schilmesje, een slagersmes en een schroevendraaier;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verspaget-Kruyt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 juli 2011.