Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 290269 / HA ZA 10-1608
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.J. van Steenderen te Rotterdam,
1. de rechtspersoon naar het recht van de staat Californië, Verenigde Staten van Amerika
APPLE INC.,
gevestigd te Cupertino, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPLE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Bunnik,
gedaagden,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Apple c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 16 februari 2011
- de brief van de raadsman van Apple c.s. van 16 maart 2011
- de brief van de raadsman van [eiser] van 11 april 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] bewoonde als huurder een appartement op de eerste verdieping van het pand aan de [adres] te [woonplaats], hierna: het appartement.
2.2. Op 3 augustus 2007 heeft een brand in het appartement gewoed. Daarbij is zowel de inboedel als het casco verwoest, alsmede het casco van de overige in dat pand aanwezige appartementen.
2.3. [eiser] was niet verzekerd voor brandschade aan zijn inboedel.
2.4. Tot de inboedel van [eiser] behoorde een laptop computer van het merk Apple, een zogenoemde MacBook Pro type MB PRO 15/256VRAM CTO, serienummer w861334kvj3 (hierna: de MacBook). [eiser] heeft deze MacBook gekocht in april 2006.
2.5. Kort na de aanschaf heeft [eiser] de MacBook ter reparatie aangeboden bij het Apple Centre Machouse in Amsterdam, een servicecentrum van Apple c.s.. Tijdens deze reparatie is blijkens het reparatieformulier van 19 juli 2006 de ventilator van de MacBook vervangen.
2.6. In opdracht van Nationale Nederlanden Schadeverzekeringen N.V., verzekeraar van de eigenaar het pand, is door CED Forensic B.V. (hierna: CED) een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de brand. In het rapport van CED van 29 augustus 2007 is onder meer vermeld:
“(…)
2.0 Omschrijving van de aangetroffen situatie
De brand had gewoed in een grachtenpand bestaande uit 4 verdiepingen en een souterrain. Het pand was ingericht als appartementengebouw. Het was gebouwd van steen, voorzien van houten verdiepingsvloeren en een houten kap met harde dekking. Het pand bestond uit een voor- en achterhuis met daartussen een open ruimte (soort patio) die later als een soort schoorsteen werkte tijdens de uitslaande brand. Als gevolg hiervan kon de brand aan die zijde overslaan naar de naast en hoger gelegen appartementen en ontstond aanzienlijke schade. Uit de verklaring van betrokkenen bleek mij dat de brand ontstond op de 1e verdieping in de kamer aan de achterzijde.
(…)
3.0 Onderzoek
3.1 Algemeen
De bewoner van het appartement op de 1e verdieping was kort voor de brand nog in zijn woning geweest. De betreffende kamer was ingericht als werk- en studeerkamer. Ongeveer 10 minuten voor het ontdekken van de brand was er nog gebruik gemaakt van de laptop. Na het afsluiten van de laptop was hij in zijn boot gaan zitten die voor de woning in de [adres] lag.
Behoudens de laptop stonden er op het bureau en in de kamer meerdere elektrische apparaten ingeschakeld dan wel in de stand-by stand.
(…)
3.2. Onderzoek brand.
Op basis van het aangetroffen brandbeeld (brandverloop, de wijze van inbrandingen etc.) kon door mij worden vastgesteld dat de brand was ontstaan in de werk- studeerkamer aan de rechterzijde van het appartement op de 1e verdieping van het pand.
De brand was korte tijd na het ontstaan uitslaand geworden en breidde aan de achterzijde uit naar de naast en hoger gelegen appartementen.
In de betreffende kamer mocht door mij geen uitgebreid onderzoek worden ingesteld naar de oorzaak van de brand. De bewoner, die zelf niet verzekerd was, verleende daarvoor geen toestemming omdat hij het graag door TNO wilde laten doen.
Zonder de brandresten te beroeren kon wel worden vastgesteld dat de brand was ontstaan aan de linkerzijde van die kamer. Aan die zijde stond het bureau met daarop de laptop en de overige apparatuur. Aan de wand hing een tv en rechts naast het bureau stond de kast met daarin de audioapparatuur. De brand had zich vanaf die zijde kegelvormig (?) opgebouwd.
(…)
Onderzoek naar vluchtige stoffen
(…)
Door mij werden in de kamer geen indicaties aangetroffen die duidden op het gebruik en of de aanwezigheid hiervan.
3.3. Elektrotechnische oorzaak.
Gelet op de grote hoeveelheid apparatuur in de kamer en een brandhaard die daar midden tussen in was gelegen is het zeer aannemelijk dat de brand is ontstaan als gevolg van een elektrotechnische oorzaak. Vooral door de beperkte aanwezigheid van wandcontactdozen in deze oude panden, wordt veel gebruik gemaakt van verlengsnoeren en verdeeldozen. Onjuist gebruik van deze voorzieningen verhoogt het risico op het ontstaan van brand.
4.0 Conclusie
Gelet op bovenstaande feiten en bevindingen kan worden geconcludeerd, dat het zeer aannemelijk is dat deze brand is ontstaan als gevolg van een elektrotechnische oorzaak. In ieder geval werden er door mij geen aanwijzingen en sporen aangetroffen die duidden op een andere oorzaak voor het ontstaan van de brand. Ook voor betrokkenheid van verzekerde en of de huurder werden door mij geen aanwijzingen gevonden.
(…)”
2.7. In opdracht van XL Insurance Global Risk te Amsterdam, aansprakelijkheidsverzekeraar van Apple c.s., heeft Lengkeek, Laarman & De Hosson te Schiedam (hierna: Lengkeek) een onderzoek ingesteld. In het rapport van 3 december 2007 is het volgende genoteerd:
“(…)
Op 13 september 2007 hebben wij de situatie ter plaatse opgenomen en besproken met tegenpartij ([eiser], toevoeging rechtbank).
(…)
Het was duidelijk dat de brandhaard zich in de studeerkamer aan de achterzijde van het pand had bevonden en wij vernamen van tegenpartij dat de brand aldaar was begonnen. In de studeerkamer had tegenpartij volgens diens eigen informatie een grote hoeveelheid elektronische geluids- en beeldapparatuur opgesteld, waaronder mengtafels, keyboards, beamer, scanner, monitors en diverse harddisk drives. Tevens bevond zich in de ruimte volgens opgave de Apple laptop op een werkblad. Volgens tegenpartij bevonden zich in de ruimte voorts diverse ventilatoren, vermoedelijk in verband met de warmteontwikkeling van alle apparatuur. Daarnaast zullen ongetwijfeld meerdere stekkerblokken gebruikt zijn om de diverse apparatuur op het lichtnet aan te sluiten.
(…)
Door tegenpartij wordt gesuggereerd dat de brand ontstaan zou zijn door spontane ontbranding/explosie van de Apple laptop en tegenpartij wijst dan in het bijzonder op de accu. Dergelijke problemen hebben in de media in de achterliggende periode de nodige aandacht gehad en in een aantal gevallen zou inderdaad sprake zijn geweest van ontbranding van Apple laptops, die voor zover onze kennis strekt het gevolg waren van gebreken in de gebruikte accu’s. Tegenpartij heeft ons niet meegedeeld om welk type computer het in dit geval precies ging en nadere informatie over de in de computer gebruikte accu ontbreekt eveneens.
(…)
Op grond van de beschikbare gegevens kan naar onze mening echter niet geconcludeerd worden dat de brand is ontstaan door (zelf)ontbranding van de Apple laptop en zoals al is aangegeven in het door ons aangehaald onderzoeksrapport (het rapport van CED, toevoeging rechtbank) is een veelheid aan elektrische oorzaken denkbaar.
(…)”
2.8. Door het bureau DGMR Bouw B.V. te (onder andere) Arnhem is in opdracht van [eiser] een brandoorzaakonderzoek ingesteld. In het rapport van 27 april 2009 is het volgende vermeld:
“(…)
3. Toedracht
In de periode direct vóór het ontstaan van de brand was de heer [eiser] werkzaam aan zijn MacBook notebook aan zijn bureau. Aangezien de notebook een aantal bewerkingen moest uitvoeren die enige tijd zouden vergen verliet de heer [eiser] zijn appartement in goede orde en begaf zich naar zijn tegenover de woning in de gracht aangemeerde boot.
(…)
De brand werd door de brandweer geblust. Tijdens de nabluswerkzaamheden werden veel door brand aangetaste goederen door de brandweer verplaatst bij het zoeken naar smeulresten.
(…)
4. Onderzoek door DGMR
Analyse van de brandsporen in de werkkamer van [eiser] bevestigen een brandhaard op de plaats waar het bureau zich heeft bevonden. Op enige hoogte van de grond is het pleisterwerk van de gemetselde muur verdwenen. Dit duidt op een brand die in aanvang en ontwikkeling op enige hoogte moet hebben gewoed waardoor aannemelijk is dat de brand op het bureaublad is aangevangen en niet onder het bureau. Aangezien er feitelijk op het moment van het ontstaan van de brand alleen de MacBook notebook werkend was is een nader onderzoek ingesteld naar deze notebook.
De resten van de MacBook notebook zijn in de brandresten aangetroffen en aan DGMR ter beschikking gesteld voor nader onderzoek. Het apparaat is ernstig door inwerking van vuur aangetast.
Het schadebeeld is echter niet egaal van intensiteit. Indien de notebook is blootgesteld aan de algemene brandomstandigheden van een brand in de werkkamer dan zou een min of meer egaal schadebeeld mogen worden verwacht. Dit is echter niet het geval. De meest intense schade wordt waargenomen in het midden en aan de voorzijde van het bedieningsvlak van de notebook. Hier bevindt zich de muisbediening en daaronder de accu van de notebook. Op deze plaats is de aluminium beplating helemaal weggesmolten en niet meer aanwezig. In relatie tot de rest van de notebook is deze schade zeer lokaal te noemen. (…). Indien een van de overige op het bureau aanwezige apparaten de brand zou hebben veroorzaakt dan zou een specifieke inbranding aan de zij- of achterkant notebook kunnen worden verwacht. Een specifieke inbranding aan de middenvoorzijde van de notebook is niet verklaarbaar aangezien de notebook zich aan de voorzijde van het bureau bevond en er aan die zijde geen brandbaar materiaal bevond die bij brand de specifieke aantasting kan veroorzaken. De schade op deze plaats in het apparaat is beter verklaarbaar indien de brand in de notebook, en dan middenvoor in het apparaat is ontstaan.
(…)”
In dit rapport wordt voorts gewag gemaakt van een zogenoemde recall van Apple c.s. met betrekking tot batterijen in laptops met een serienummer A1175 en een “12-digit serial number that ends with US7SA, US7SB or U7SC”, behorende bij een 15-inch MacBook Pro, gekocht in de periode tussen februari 2006 en mei 2006. In de recall wordt voorts vermeld dat deze batterijen
“do not meet our high standards for battery performance”,
“Note: the affected batteries do not pose a safety risk.”
In het rapport van DGMR staat de volgende conclusie vermeld:
“5. Conclusie
(…)
Op basis van het hierboven genoemde informatie is het zeer waarschijnlijk dat de brand zoals deze op 3 augustus 2007 heeft gewoed zijn oorsprong heeft gehad in de in werking zijnde MacBook notebook computer.
(…)”
2.9. In opdracht van (de raadsman van) Apple c.s. heeft Bureau Veritas UK Ltd. (hierna: Veritas) een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de brand door de rapporten van CED en DGMR te beoordelen. De conclusie luidt:
“(…)
5.3. Any laptop computer or similar construction would end up with much the same appearance after been involved in a fire which generated as much heat as this one.
5.4. It is noted that neither report has considered the effects of carelessly discarded smoking materials.
5.5. In my opinion, the are too many uncertainties arising from these two reports to be able to claim that any one electrical item was responsible for causing this unfortunate fire. A full examination of all electrical equipment has not been carried out and it is therefore not possible to determine with any reasonable degree of confidence the item which started the fire.
(…)”
2.10. Tot de inboedel van [eiser] behoorde een aantal schilderijen, een grote hoeveelheid kleding, audiovisuele apparatuur, muziekinstrumenten, horloges.
Een deel van deze inboedel is (beschadigd) uit de verbrande resten gered.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van Apple c.s. hoofdelijk tot betaling van € 1.344.938,-- vermeerderd met rente en kosten., waaronder € 3.211,-- wegens buitengerechtelijke incassokosten, en de nakosten.
3.2. Apple c.s. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] heeft in de punten 16 tot en met 19 gesteld dat op de zaak Nederlands recht van toepassing is en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Apple c.s. heeft zich niet uitgelaten over deze stellingen van [eiser]. De rechtbank gaat ervan uit dat Apple c.s. met die stellingen instemt, zodat de rechtbank aanneemt dat partijen geacht worden (deels stilzwijgend) gekozen te hebben voor de toepasselijkheid van Nederlands recht. Met betrekking tot de bevoegdheid van de rechtbank stelt de rechtbank vast dat partijen het er kennelijk over eens dat de rechtbank Utrecht bevoegd is, zodat de rechtbank dit punt niet nader zal onderzoeken.
4.2. De rechtbank stelt vast dat partijen ieder suggesties hebben gedaan ter aanvulling van het proces-verbaal. De rechtbank zal die suggesties voor zover nodig in het onderstaande overnemen. In dat geval zal zij daarnaar expliciet verwijzen.
4.3. De kern van de zaak is of Apple c.s. op grond van artikel 6:185 BW aansprakelijk is voor de gevolgen van de brand op 3 augustus 2007 in het door [eiser] bewoonde appartement. Daartoe moet komen vast staan dat de schade is veroorzaakt door een gebrek in het door Apple c.s. als producent (of importeur dan wel verkoper) in het verkeer gebrachte product, in dit geval de MacBook. Eerst indien dit komt vast te staan kan nader onderzocht worden of zich een of meer feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die een eventuele aansprakelijkheid met Apple c.s. teniet doen of beperken.
De rechtbank zal derhalve allereerst onderzoeken of [eiser] voldoende feiten heeft gesteld en die bovendien voldoende heeft onderbouwd, teneinde te kunnen oordelen over een eventuele bewijsopdracht aan [eiser].
4.4. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de brand is veroorzaakt door de MacBook kort gezegd de volgende feiten aangevoerd. Hij heeft de MacBook gekocht in april 2006, kort daarna heeft hij de MacBook laten repareren, waarbij de ventilator is vervangen. Uit de onderzoeken blijkt volgens [eiser] dat de brand een elektrotechnische oorzaak had. Ten tijde van het uitbreken van de brand werkte alleen de MacBook, andere apparaten werkten niet. De brand is, zo blijkt volgens [eiser] uit de diverse rapporten, is ontstaan bij of op het bureau. Op basis van deze stellingen concludeert [eiser] dat de brand door de MacBook moet zijn veroorzaakt. Naar zijn opvatting is daarmee het door hem te leveren bewijs voorshands gegeven. Apple c.s. heeft deze benadering uitvoerig en gemotiveerd bestreden.
4.5. Het staat vast dat op 3 augustus 2007 een brand heeft gewoed, die is begonnen in de werk- en studeerkamer in het appartement van [eiser]. Aannemelijk is geworden, op basis van de rapporten van CED, Lengkeek en DGMR, dat de brand op of in de buurt van het bureau van [eiser] is ontstaan. Dit staat echter niet vast.
Ook staat vast dat vrijwel de gehele inboedel van [eiser] door de brand verloren is gegaan, alleen kan nog niet worden vastgesteld waaruit deze inboedel precies bestond en daardoor evenmin wat de omvang van de schade is. De rechtbank zal hierna op dit punt nog nader ingaan.
4.6. Uit de vastgestelde feiten blijkt voorts dat [eiser] een Apple laptop computer heeft gekocht van het type MacBook Pro type MB PRO 15/256VRAM CTO, serienummer w861334kvj3. Uit de stukken kan het type en het serienummer van de daarin gezeten hebbende batterij niet worden afgeleid, ook niet uit de reparatiebon van 19 juli 2006, waarop wel het serienummer van de MacBook staat vermeld (productie 2 bij akte van 14 juli 2010 van [eiser]).
4.7. Uit de stukken kan evenmin worden vastgesteld of de recall van 2006, waarnaar onder anderen DGMR verwijst, mede van toepassing was op de MacBook van [eiser], reeds omdat het serienummer van de batterij niet bekend is. Uit de recall blijkt immers niet dat het daarin beschreven probleem met de batterij in alle MacBooks Pro voorkwamen, maar alleen, althans in elk geval inde MacBooks Pro met de in de recall vermelde serienummers. Juist dit type en serienummer is van de MacBook van [eiser] niet bekend. De rechtbank overweegt in dit verband voorts dat, indien zou komen vast te staan dat de MacBook onder deze recall viel, het daarmee niet vast staat dat de batterij een gevaar opleverde. Immers, in de recall is nu juist met zoveel woorden vermeld dat de recall niet om een veiligheidsprobleem ging, maar verband hield met de te verwachten prestaties, zoals ook ter zitting door Apple c.s. is toegelicht; de batterijen zouden – in rond Nederlands – te snel leeg raken, reden waarom Apple c.s. die batterijen wilde vervangen. De enkele omstandigheid dat de batterij vervangen had moeten of kunnen worden is dan ook onvoldoende om voorshands aan te nemen dat de brand door de MacBook is veroorzaakt.
4.8. De rechtbank oordeelt dat uit de vaststelde feiten het bewijs van de stelling van [eiser] niet kan worden begrepen. Immers, de rapporten van de verschillende onderzoekers zijn niet eenduidig, terwijl de rapporten ook niet stellig of eensluidend zijn in de beschrijving van de oorzaak van de brand. Alleen DGMR komt tot de conclusie dat de brand door de MacBook is ontstaan, doch de onderzoeker is niet in het pand geweest (dat kon waarschijnlijk ook niet meer), zoals [eiser] tijdens de comparitie van partijen heeft meegedeeld, en heeft alleen een restant van een laptop onderzocht. Daarbij is ervan uitgegaan dat dit restant van de MacBook afkomstig was, maar dat staat, gelet op de gemotiveerde betwisting door Apple c.s., onder meer tijdens de comparitie van partijen, niet vast.
Voorts is tijdens de comparitie van partijen gebleken dat behalve de MacBook ten tijde van het ontstaan van de brand in elk geval een externe harde schijf onder het bureau van [eiser] in werking was. In de rapporten wordt hierover niet gesproken, terwijl over het al dan niet in werking zijn van de MacBook geen eensluidende informatie is: CED meldt dat deze - op basis van een mededeling van [eiser] - uit stond, terwijl Lengkeek en DGMR - ook op basis van een mededeling van [eiser] – er vanuit gaan dat de MacBook wel aan stond. Daarnaast moet uit de deskundigenrapporten worden afgeleid dat in de werk- en studeerkamer van [eiser] een grote hoeveelheid elektrische apparatuur stond, die was aangesloten via verdeeldozen op vier wandcontactdozen, die op hun beurt werden gevoed vanuit één zekeringkast. Door de onderzoekers, behalve DGMR, is niet uitgesloten dat, zo begrijpt de rechtbank de rapporten, bij één van die apparaten of een samenstel ervan de brand is veroorzaakt. Ook Veritas roept deze vraag op.
4.9. Dat Apple c.s. na de brand en ongevraagd aan [eiser] een nieuwe MacBook heeft gegeven, noch uit het feit dat Apple c.s. nog voordat zij aansprakelijk was gesteld een eigen onderzoek heeft ingesteld via haar verzekeraar, vormen op zichzelf nog in onderling verband aanwijzing dat Apple c.s. aansprakelijkheid voor de gevolgen van de brand heeft erkend. Immers, het eerstgenoemde feit kan uit betrokkenheid zijn ontstaan, het tweede kan zijn ontstaan vanwege de - begrijpelijke – wens zich zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van hetgeen op 3 augustus 2007 in het appartement is gebeurd.
De daarop betrekking stelling wordt nu reeds verworpen.
4.10. Het bewijs van de schade, het gebrek aan de MacBook en het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade rust volgens artikel 6:188 BW op [eiser]. Hij zal hiertoe vanzelfsprekend worden toegelaten.
Op de hiervoor reeds verwoorde gronden zal de rechtbank de aan [eiser] te geven bewijsopdracht nu beperken tot het bewijs van feiten en omstandigheden dat de brand door het gestelde gebrek aan de MacBook is ontstaan, op de wijze zoals in het dictum zal worden verwoord., waarna eventueel tegenbewijs mag worden geleverd. Na de beoordeling van dat bewijs, waarbij tevens het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade zal worden beoordeeld, zullen de overige geschilpunten aan de orde komen.
4.11. Ook over de omvang van de schade zijn partijen het niet eens. De rechtbank zal echter niet nu reeds hierover een bewijsopdracht geven, zoals zij in 4.5 reeds heeft overwogen.
Het kan van belang zijn of [eiser] met name de kunstwerken, waarvan hij meedeelt er veel van te hebben bezeten, onder zich had voor gebruik of verbruik in de privésfeer en door hem ook hoofdzakelijk in de privésfeer is gebruikt of verbruikt. De rechtbank laat een oordeel hierover nu achterwege. De rechtbank acht het juister eerst het beloop van de na te noemen bewijsopdracht af te wachten. De nu voorhanden informatie is nog onvoldoende. Dit laatste geldt in elk geval ook voor de kleding van [eiser] en de gestelde verzameling horloges.
Partijen dienen er rekening mee te houden dat ook met betrekking tot de omvang en waarde van de inboedel een nadere bewijsopdracht volgt.
4.12. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De rechtbank verzoekt [eiser] voor de hierna te noemen zittingsdag maximaal drie getuigen op te roepen, tenzij zeer aannemelijk is dat een of meerdere getuigen aantoonbaar in kortere tijd kunnen worden gehoord dan in de bedoelde 60 minuten, inclusief het opmaken van het proces-verbaal.
De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.13. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt [eiser] op te bewijzen feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden vastgesteld dat de brand in zijn appartement op 3 augustus 2007 is ontstaan als gevolg van een gebrek aan de door hem op 10 april 2006 gekochte Apple MacBook Pro type MB PRO 15/256VRAM CTO, serienummer w861334kvj3,
5.2. bepaalt dat, indien [eiser] het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A.S. Penders in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op woensdag 26 oktober 2011 van 13.30 uur tot 17.00 uur,
5.3. bepaalt dat [eiser], indien hij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, hij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven; in dat geval zal het getuigenverhoor geen doorgang vinden en zal de zaak naar een nader te bepalen rolzitting worden verwezen voor het nemen van een akte met dit doel door [eiser],
5.4. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.?