ECLI:NL:RBUTR:2011:BR3846

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 10-1689
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Pavicevic
  • J.R. van Es- de Vries
  • G.C. van Gelein Vitringa-Boudewijnse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag wegens plichtsverzuim bij re-integratie werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als assistent kwaliteitszorg bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht, en de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht. Eiseres is op 6 november 2009 disciplinair ontslagen wegens herhaald plichtsverzuim, omdat zij niet was verschenen voor haar re-integratiewerkzaamheden na ziekmelding. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het ontslag, maar de rechtbank oordeelde dat het ontslag terecht was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds april 2009 ziek was en dat zij, ondanks meerdere oproepen en waarschuwingen, niet aan haar re-integratieverplichtingen voldeed. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, dat de aangeboden werkzaamheden niet passend waren en dat haar burn-outklachten door de behandeling door haar leidinggevenden waren veroorzaakt, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de re-integratiewerkzaamheden passend waren en dat eiseres niet voldoende medische onderbouwing had geleverd voor haar stelling dat zij niet in staat was om deze werkzaamheden te verrichten. De rechtbank oordeelde dat het plichtsverzuim toerekenbaar was en dat de opgelegde disciplinaire maatregel van ontslag niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 10/1689
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] te [woonplaats], eiseres
gemachtigde: mr. J.J. Blok, advocaat te Rotterdam
en
de Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, verweerder,
gemachtigden: mr. L.P.E. van den Hof en mr. drs. M. Wijnen.
Inleiding
1.1 Bij besluit van 6 november 2009 heeft verweerder eiseres op grond van artikel 11.2, eerste lid, onder e, van de CAO UMC, met ingang van 11 november 2009 de disciplinaire straf opgelegd van ontslag onder de bepaling dat de straf onmiddellijk ten uitvoer wordt gebracht. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit op bezwaar van 12 april 2010 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 23 juni 2011, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigden. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht.
Overwegingen
2.1 Eiseres was sinds oktober 2005 werkzaam als assistent kwaliteitszorg bij het expertisecentrum voor Onderwijs & Opleiding van het UMC Utrecht.
2.2 Aan de gedingstukken ontleent de rechtbank het volgende.
Vanaf april 2009 is sprake van ziekmeldingen door eiseres en (gedeeltelijke) herstelmeldingen door de bedrijfsarts.
Het salaris van eiseres is een aantal malen gekort omdat eiseres, nadat zij (gedeeltelijk) arbeidsgeschikt werd beschouwd, in strijd met haar verplichtingen niet aanwezig was op haar werk, dan wel niet bereid was tot het voeren van gesprekken over haar re-integratie of de ontstane situatie.
Uit het deskundigenoordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 mei 2009 blijkt dat eiseres (nog) niet belastbaar is voor haar eigen werkzaamheden als assistent kwaliteitszorg. Wel wordt eiseres per toekomende datum (te bepalen in overleg met bedrijfsarts en werkgever) geschikt geacht om gedurende vier uur per dag de haar aangeboden passende re-integratiewerkzaamheden te verrichten.
Verweerder heeft eiseres vervolgens opgeroepen om op 29 juni 2009 op een gesprek te verschijnen, welke oproep door eiseres is afgezegd.
Op 5 augustus 2009 hebben partijen een gesprek gevoerd waarbij is afgesproken dat eiseres op 10 augustus 2009 met re-integratiewerkzaamheden zal beginnen.
Op 10 augustus 2009 heeft eiseres verweerder bericht dat zij niet komt.
Eiseres is op 21 september 2009 met haar re-integratiewerkzaamheden bij de afdeling Oogheelkunde begonnen en heeft zich op 22 september 2009 weer ziek gemeld. Zij achtte de werkzaamheden niet passend en te belastend. De bedrijfsarts heeft eiseres in het advies van 24 september 2009 vanuit medisch oogpunt belastbaar geacht met arbeid en heeft na overleg met de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat de aangeboden re-integratiewerkzaamheden op de afdeling Oogheelkunde passend zijn.
Op 25 september 2009 heeft verweerder eiseres verzocht zich op 28 september 2009 op haar werkplek te melden. Daarbij is vermeld dat er rechtspositionele maatregelen genomen worden indien zij niet aanwezig zou zijn. Zonder bericht van verhindering is eiseres op
28 september 2009 niet bij de afdeling Oogheelkunde verschenen. Eiseres heeft verweerder op 1 oktober 2009 meegedeeld dat zij een deskundigenoordeel heeft aangevraagd naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts.
Omdat eiseres niet was verschenen bij de afdeling Oogheelkunde voor het verrichten van haar re-integratie werkzaamheden heeft verweerder geconcludeerd dat sprake is van plichtsverzuim en is eiseres in de gelegenheid gesteld zich daarvoor te verantwoorden. Nadat eiseres van die gelegenheid gebruik had gemaakt, heeft verweerder eiseres bij besluit van
13 oktober 2009 de disciplinaire straf van schriftelijke berisping opgelegd. Daarbij is vermeld dat indien eiseres wederom niet aan haar verplichtingen voldoet, verdergaande disciplinaire maatregelen niet worden uitgesloten. Eiseres is voorts bij dit besluit aangezegd zich op 19 oktober 2009 te melden op de afdeling Oogheelkunde om haar re-integratiewerkzaamheden te hervatten.
Nadat eiseres op 19 oktober 2009 wederom niet op haar (re-integratie)werk was verschenen, heeft verweerder haar bij brief van 20 oktober 2009 de dienstopdracht gegeven om de werkzaamheden op de afdeling Oogheelkunde op 21 oktober 2009 te hervatten. Daarbij is vermeld dat indien eiseres niet aanwezig zal zijn dit wordt aangemerkt als ernstig (herhaald) plichtsverzuim op grond waarvan zij disciplinair kan worden bestraft.
Op 20 oktober 2009 heeft eiseres verweerder bericht niet te zullen verschijnen op haar werk, omdat zij van oordeel is dat de re-integratiewerkzaamheden niet passend zijn. Zij wil eerst het deskundigenoordeel dat zij heeft aangevraagd afwachten en stelt dat zij door de wijze waarop zij door verweerder behandeld wordt een terugslag ervaart met betrekking tot haar psychologische gesteldheid.
2.3 Bij brief van 28 oktober 2009 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt eiseres wegens herhaald plichtsverzuim disciplinair te straffen met de straf van ontslag. Bij e-mail van 3 november 2009 heeft eiseres verweerder haar zienswijze op dit voornemen doen toekomen, kort gezegd inhoudende dat zij van mening is dat de re-integratiewerkzaamheden niet passend zijn.
2.4 In het op 5 november 2009 uitgebrachte deskundigenoordeel is door de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor het eigen aangepaste werk. Er zal eerst een gesprek tussen eiseres en verweerder dienen plaats te vinden.
2.5 Vervolgens heeft verweerder eiseres bij besluit van 6 november 2009 overeenkomstig zijn voornemen per 11 november 2009 wegens herhaald plichtsverzuim disciplinair ontslag verleend onder de bepaling dat deze straf onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd.
Verweerder heeft het ontslagbesluit, na bezwaar, met overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie gehandhaafd bij het thans bestreden besluit van 12 april 2010.
2.6 Op grond van artikel 11.1 van de CAO UMC kan de werkgever de medewerker die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt een disciplinaire straf opleggen. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets wat een goed medewerker in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Op grond van artikel 11.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de CAO UMC kan de werkgever de disciplinaire straf van ontslag opleggen.
Op grond van artikel 11.2.3 wordt de straf, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij de werkgever bij het opleggen van de straf expliciet heeft besloten dat zij onmiddellijk ten uitvoer wordt gebracht.
2.7 De rechtbank dient te beoordelen of eiseres, door niet te verschijnen bij de afdeling Oogheelkunde op 21 oktober 2009 en te weigeren haar re-integratiewerkzaamheden te hervatten nadat haar daartoe een dienstopdracht was gegeven, op 21 oktober 2009, plichtsverzuim heeft gepleegd en of dit plichtsverzuim de straf van ontslag rechtvaardigt.
2.8 Eiseres heeft voor de onderbouwing van haar stelling dat haar burn-out klachten zijn ontstaan door de wijze waarop zij door haar leidinggevenden bij het UMC is behandeld, de rechtbank verzocht een getuigenverhoor te gelasten en daarop een drietal leidinggevenden, twee teamleden en een medewerker personeelszaken te horen.
2.9 De rechtbank heeft, gelet op de uitgebreide in het procesdossier aanwezige gegevens, geen aanleiding gezien om gebruik te maken van de haar in artikel 8:60, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegeven bevoegdheid om deze getuigen op te roepen. Het heeft eiseres vrijgestaan, gezien het vierde lid van dit artikel, zelf deze getuigen ter zitting van de rechtbank mee te brengen dan wel voor deze zitting op te roepen. Op deze bevoegdheid is eiseres in de uitnodiging voor de zitting gewezen. Zij heeft hiervan echter om haar moverende redenen van afgezien.
2.10 Eiseres heeft betoogd dat haar burn-outklachten zijn veroorzaakt door haar leidinggevenden. Daarom had verweerder anders om moeten gaan met haar klachten en meer moeite moeten doen haar werkplaats zodanig te veranderen dat zij daar weer terug zou kunnen keren. Eiseres betoogt voorts dat van plichtsverzuim geen sprake is, omdat de haar aangeboden re-integratiewerkzaamheden niet passend zijn.
2.11 De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder eiseres in het kader van haar re-integratie niet met passende werkzaamheden bij de afdeling Oogheelkunde heeft mogen belasten, te meer nu het verrichten van passende werkzaamheden, na oplossing van de in het eigen werk van eiseres als assistent kwaliteitszorg bij het expertisecentrum voor Onderwijs & Opleiding gerezen problemen, op termijn zou moeten leiden tot terugkeer in het eigen werk. De rechtbank heeft in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat de aan eiseres opgedragen re-integratiewerkzaamheden vanuit medisch en/of arbeidskundig oogpunt ongeschikt waren voor haar, dan wel dat deze werkzaamheden om andere redenen niet van haar konden worden gevergd. Dat eiseres zelf die werkzaamheden niet passend acht, doet daaraan niet af. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij vanuit medisch en arbeidskundig oogpunt niet in staat was de haar opgedragen werkzaamheden te verrichten, geen medische gegevens in het geding gebracht. De door eiseres ingebrachte informatie van de behandelend psycholoog drs. W.P. Parsowa kan niet als zodanig worden aangemerkt, omdat hij geen arts is en zijn stukken niet medisch onderbouwd zijn. Aan het advies van Parsowa kan derhalve niet die betekenis worden toegekend die eiseres daaraan toekent. Ook heeft Parsowa geen kennis van de aard en de zwaarte van de re-integratiewerkzaamheden op de afdeling Oogheelkunde. Voorts heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend tegen de haar eerder - eveneens op grond van haar weigering passende re-integratiewerkzaamheden te verrichten - opgelegde disciplinaire straffen van salariskorting en schriftelijke berisping, hetgeen het standpunt van verweerder dat de aan eiseres opgedragen werkzaamheden bij de afdeling Oogheelkunde passend waren voor eiseres, ondersteunt.
2.12 Nu de aangeboden re-integratiewerkzaamheden passend moeten worden geacht en zowel de bedrijfsarts alsmede het Uwv in het deskundigenoordeel van 29 mei 2009 eiseres in staat achtten een gesprek met haar werkgever over een werkhervatting aan te gaan, merkt de rechtbank het geen gehoor geven door eiseres aan de haar gegeven dienstopdracht om op 21 oktober 2009 te verschijnen op de polikliniek Oogheelkunde teneinde de haar opgedragen re-integratiewerkzaamheden te hervatten, aan als plichtsverzuim.
2.13 De rechtbank acht dit plichtsverzuim toerekenbaar. Uit de gedingstukken blijkt dat eiseres over een langere periode bezien herhaaldelijk op het niet nakomen van haar verplichtingen is gewezen. Dit heeft er echter niet toe geleid dat zij haar opstelling tegenover de haar opgedragen werkzaamheden heeft aangepast. Dat eiseres mede op advies van Parsowa niet op het werk bij de afdeling Oogheelkunde is verschenen, acht de rechtbank van onvoldoende gewicht om het plichtsverzuim niet toerekenbaar te achten. Voorts ontslaat de omstandigheid dat eiseres op 1 oktober 2009 een deskundigenoordeel heeft aangevraagd, haar niet van haar verplichting zich te houden aan de regels voor verzuim en te voldoen aan haar dienstopdracht. De rechtbank merkt in dit verband op dat eiseres aan de deskundige van het Uwv niet de vraag heeft voorgelegd of zij geschikt kan worden geacht voor de re-integratiewerkzaamheden op de afdeling Oogheelkunde. Op de hoorzitting heeft zij bevestigd dat de conclusie dat zij geschikt is voor het eigen aangepast werk in het door haar gevraagde deskundigenoordeel van 5 november 2009, haar werk als assistent kwaliteitszorg bij het expertisecentrum voor Onderwijs & Opleiding betreft. Ook is eiseres er niet in geslaagd haar stelling dat haar arbeidsongeschiktheid is ontstaan door toedoen van verweerder, dat verweerder in haar geval met twee maten meet en dat zij het slachtoffer is van voorkeursbeleid, aannemelijk te maken.
2.14 De rechtbank acht de opgelegde maatregel van disciplinair ontslag niet onevenredig aan de aard en de ernst van het plichtsverzuim. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verweerder eiseres bij het besluit van 13 oktober 2009 waarbij zij schriftelijk is berispt, erop heeft gewezen dat zij, als zij zich weer zou schuldig maken aan plichtsverzuim, rekening dient te houden met verdergaande disciplinaire maatregelen. Dit is een duidelijke waarschuwing aan het adres van eiseres om zich voortaan te gedragen in overeenstemming met de normen zoals deze voor een goed ambtenaar gelden. Verweerder is tot deze waarschuwing gekomen omdat eiseres er blijk van had gegeven zich, althans waar het ging om de gedragingen die tot de salariskortingen en de berisping hebben geleid, weinig gelegen liet liggen aan die normen. Ondanks deze waarschuwing is eiseres bij herhaling niet op de afdeling Oogheelkunde voor het verrichten van passende re-integratiewerkzaamheden verschenen. Daardoor heeft eiseres welbewust het risico genomen dat tot disciplinair ontslag zou worden overgegaan. Dat verweerder hiertegen met voortvarendheid is opgetreden acht de rechtbank onjuist noch onredelijk.
2.15 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond
Aldus vastgesteld door mr. T. Pavicevic, als voorzitter, en mr. J.R. van Es- de Vries en
mr. G.C. van Gelein Vitringa-Boudewijnse, als leden, en in het openbaar uitgesproken op
15 juli 2011.
De griffier: De voorzitter:
mr. J.J.A.G. van der Bruggen mr. T. Pavicevic
De voorzitter mr. T. Pavicevic is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.