ECLI:NL:RBUTR:2011:BR3745

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
291902 / HA ZA 10-1844
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit overeenkomst van geldlening en de aanwijzing van een nader te noemen meester

In deze zaak vorderde Neroc Digital Print B.V. (hierna: Neroc) van Adnovate Holding B.V. (hierna: Adnovate) betaling van een bedrag van EUR 121.500,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst van geldlening. De rechtbank Utrecht heeft op 16 maart 2011 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. De kern van het geschil betrof de vraag of Adnovate of haar dochtermaatschappij, Adnovate Eindhoven, als debiteur onder de overeenkomst van geldlening moest worden aangemerkt. Neroc stelde dat Adnovate in verzuim was geraakt door wanbetaling, terwijl Adnovate betoogde dat de lening was aangegaan door Adnovate Eindhoven, die als 'nader te noemen meester' was aangewezen in de overeenkomst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanwijzing van Adnovate Eindhoven als debiteur niet tijdig had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat partijen wisten dat de activa uiteindelijk zouden worden ondergebracht bij een dochtermaatschappij van Adnovate, niet voldoende was om te concluderen dat Adnovate Eindhoven als koper en debiteur moest worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat Adnovate Holding, en niet Adnovate Eindhoven, als debiteur van de lening moest worden beschouwd. De rechtbank wees de vordering van Neroc tot betaling van EUR 32.400,00 toe, vermeerderd met rente, en compenseerde de proceskosten tussen partijen.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en duidelijke aanwijzingen in overeenkomsten, vooral in situaties waarin meerdere partijen betrokken zijn. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor aflossing van de lening in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat toestemming van de bank vereist was voor integrale aflossing. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat Neroc niet had aangetoond dat deze kosten meer omvatten dan gebruikelijke aanmaningen en dossieropbouw.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
zaaknummer / rolnummer: 291902 / HA ZA 10-1844
Vonnis van 16 maart 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEROC DIGITAL PRINT BV,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaat mr. P.A. Mastenbroek te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADNOVATE HOLDING BV,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.P.E. D'haene te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Neroc en Adnovate Holding genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 2 februari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 30 juni 2008 hebben Neroc en Adnovate Holding een intentieovereenkomst gesloten, strekkende tot verkoop en levering van bedrijfsactiva door Neroc aan “Adnovate Holding of een 100% dochter van Adnovate Holding”. De intentieovereenkomst vermeldt onder het kopje “handelsnamen” het volgende:
"Bij closing zal koper naamswijziging van haar 100 % dochter naar Adnovate Mediaware B.V. laten passeren.”
2.2. In vervolg hierop hebben Neroc en Adnovate Holding op 15 juli 2008 een overeenkomst tot verkoop en levering van bedrijfsactiva gesloten (hierna ook: de koopovereenkomst). De partij-aanduiding in de koopovereenkomst vermeldt dat als “Koper” optreedt “Adnovate Holding B.V. […] of een nader door Koper te noemen meester”. Artikel 10.3 van de koopovereenkomst vermeldt het volgende:
“Per Leveringsdatum zal Koper ervoor zorgdragen dat de statutaire naam tevens handelsnaam van de door haar aan te wijzen vennootschap waarin het Verkochte uiteindelijk zal worden ingebracht, zal worden gewijzigd in “Adnovate Eindhoven B.V.”.”
2.3. De koopovereenkomst voorziet er voorts in dat ter zake van een deel van de door Koper van Neroc over te nemen huurovereenkomst, Neroc aan Koper een onderverhuurgarantie afgeeft.
2.4. Op de dag van ondertekening van de koopovereenkomst zijn partijen ook een overeenkomst van geldlening aangegaan. Als schuldenaar wordt daarin genoemd “Adnovate Holding B.V. […] of een nader door Koper te noemen meester”. Bij deze overeenkomst van geldlening is een deel van de overeengekomen koopprijs omgezet in een lening. De lening groot EUR 162.000,00 dient volgens deze overeenkomst te worden afgelost in kwartaaltermijnen van EUR 8.100,00 met ingang van 1 januari 2009. Over het uitstaande bedrag van de lening is een enkelvoudige rente verschuldigd van 6% op jaarbasis.
2.5. De vordering uit hoofde van de overeenkomst van geldlening is achtergesteld bij alle bestaande en toekomstige vorderingen van ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de bank) jegens de schuldenaar. De overeenkomst vermeldt dat de bank te kennen heeft gegeven dat zij haar toestemming tot aflossing van de lening niet op onredelijke gronden zal onthouden, een en ander zoals vermeld in bijlage 1 van de overeenkomst. Als bijlage is opgenomen een e-mail van de bank aan Adnovate Holding, waarin de bank bevestigt haar toestemming te geven voor aflossing conform de overeenkomst van geldlening, danwel haar toestemming niet op onredelijke gronden te onthouden, onder voorwaarde van kort gezegd aanwezigheid van voldoende excess cashflow en afwezigheid van default bij Adnovate Holding onder de kredietovereenkomst met de bank. Ook is als bijlage opgenomen een overeenkomst van achterstelling tussen de bank, Neroc en Adnovate Holding. Deze maakt geen melding van een mogelijkheid dat, ter zake van de achtergestelde vordering, een nader te noemen meester in de plaats treedt van de debiteur Adnovate Holding.
2.6. Op dag van ondertekening van de koopovereenkomst is ook de koopprijs betaald. Sommige activa, waaronder roerende zaken, kasmiddelen en rechten van intellectuele eigendom, werden door middel van ondertekening van de koopovereenkomst direct geleverd. Voor levering van andere activa, zoals vorderingen op derden, dienden volgens de koopovereenkomst nog nadere handelingen worden verricht (zoals het doen van mededeling aan debiteuren). Op 17 juli 2008 is de statutaire en handelsnaam van Logic Use B.V., 100% dochtermaatschappij van Adnovate Holding, omgezet in Adnovate Eindhoven B.V. (hierna: Adnovate Eindhoven). Nadien is aan contractspartners en debiteuren van Neroc medegedeeld dat de onderneming van Neroc, en daarmee de betreffende contracten en vorderingen, waren overgedragen aan Adnovate Eindhoven. Hetzelfde werd medegedeeld aan de belastingdienst. De onderneming die in de met de koopovereenkomst verkochte activa was belichaamd, is vervolgens ook gedreven door Adnovate Eindhoven. Na de overname heeft Adnovate Einhoven bij Neroc bedragen in rekening gebracht die verband hielden met de overname; deze zijn ook door Neroc aan Adnovate Eindhoven betaald.
2.7. Adnovate Eindhoven is op 26 januari 2010 in staat van faillissement verklaard. Adnovate Holding heeft de achtergestelde lening afgelost tot de termijn die verviel op 1 april 2010; overigens heeft geen aflossing meer plaatsgevonden. De achtergestelde lening is opgenomen in de jaarrekening over 2008 van Adnovate Holding.
3. Het geschil
3.1. Neroc vordert veroordeling van Adnovate Holding, bij bij voorraad uitvoerbaar vonnis, tot betaling van EUR 121.500,00, vermeerderd met 6% rente vanaf 1 januari 2010, buitengerechtelijke kosten ten bedrage van EUR 2.842,00, en de kosten van het geding. Neroc legt aan deze vordering de overeenkomst van geldlening ten grondslag. Door wanbetaling is Adnovate Holding volgens haar van rechtswege in verzuim geraakt, waardoor de lening volgens haar geheel opeisbaar en betaalbaar is geworden.
3.2. Adnovate Holding voert verweer. Volgens haar is niet zij, maar Adnovate Eindhoven debiteur onder de overeenkomst van geldlening, omdat zij na het sluiten van de koopovereenkomst Adnovate Eindhoven – als “nader te noemen meester” – als zodanig heeft aangewezen. Subsidiair beroept Adnovate Holding zich erop dat de bank zich verzet tegen integrale aflossing van de lening ineens.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ter onderbouwing van haar verweer dat niet zij maar het inmiddels failliete Adnovate Eindhoven debiteur onder de overeenkomst van geldlening is, wijst Adnovate Holding onder meer op de clausules in de intentieovereenkomst en de koopovereenkomst waarin wordt gesproken over naamswijziging van de verkrijgende dochtervennootschap. Verder strekt volgens Adnovate Holding de onderverhuurgarantie tot compensatie van een volgens haar op papier te hoge koopprijs – volgens haar ook een aanwijzing dat niet Adnovate Holding maar Adnovate Eindhoven, de begunstigde van de onderverhuurgarantie, als koper moet worden aangemerkt. Voorts moeten volgens Adnovate Holding de op de koopovereenkomst volgende levering van activa aan Adnovate Eindhoven en de daarbij gevoerde correspondentie tussen partijen worden beschouwd als even zovele – door Neroc ook aldus begrepen – verklaringen van Adnovate Holding dat zij Adnovate Eindhoven aanwees als nader te noemen meester, dat wil zeggen koper van de activa. De afrekeningen tussen Adnovate Eindhoven en Neroc na de overname en betreffende de overname wijzen daar volgens Adnovate Holding eveneens op. Tot slot vloeit volgens Adnovate Holding uit de onderlinge samenhang van koopovereenkomst en overeenkomst van geldlening voort dat met de aanwijzing van Adnovate Eindhoven als koper onder de koopovereenkomst, deze dochtermaatschappij automatisch ook is aangewezen als debiteur onder de overeenkomst van geldlening.
4.2. Neroc erkent dat zij wist dat de activa zouden worden ondergebracht bij een dochtermaatschappij van Adnovate Holding, maar zij betwist dat Adnovate Eindhoven als contractspartij in de plaats van Adnovate Holding is getreden. Zij stelt onder meer dat zodanige aanwijzing in elk geval niet tijdig heeft plaatsgevonden.
4.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Adnovate Holding onvoldoende onderbouwd dat zij Adnovate Eindhoven tijdig als nader te noemen meester, dat wil zeggen als koper en als debiteur van de geldlening, heeft aangewezen. De enkele omstandigheid dat partijen op voorhand wisten dat de activa uiteindelijk zouden worden ondergebracht bij een dochtermaatschappij van Adnovate Holding, maakt op zichzelf nog niet dat deze dochtermaatschappij daarmee ook koper zou worden. Het was immers goed denkbaar dat Adnovate Holding koper zou zijn, maar dat hetzij zij de door haar op grond van de koopovereenkomst te verkrijgen activa zou doorleveren aan die dochtermaatschappij, hetzij Neroc op verzoek van Adnovate Holding rechtstreeks aan die dochtermaatschappij zou leveren, ter kwijting van haar schuld aan Adnovate Holding. De intentieverklaring maakt dit ook duidelijk, waarin enerzijds wordt vermeld dat als koper zal fungeren “Adnovate Holding of een 100% dochter” (onderstreping rechtbank), en anderzijds de beoogde naamswijziging van de dochtermaatschappij. Daaruit blijkt dus dat partijen er vanuit gaan dat de dochtermaatschappij de over te nemen onderneming zal gaan drijven, maar nog niet vaststaat of deze dochtermaatschappij dan wel Adnovate Holding daarbij als koper zal gaan fungeren. Hetzelfde geldt voor de clausule in de koopovereenkomst over de naam van de verkrijgende dochter (artikel 10.3), in combinatie met de partij-aanduiding die spreekt van “Adnovate Holding of een door Koper nader te noemen meester” (onderstreping rechtbank).
4.4. Ook de leveringshandelingen en mededelingen aan derden over de overname door Adnovate Eindhoven van de activiteiten van Neroc, en het verschaffen van de onderverhuurgarantie door Neroc aan Adnovate Eindhoven, zijn niet concludent. Hiervoor geldt het voorgaande evenzeer: die zijn te begrijpen in een context waarbij Adnovate Holding is opgetreden als koper, en Adnovate Eindhoven als verkrijger. En ook geldt dit voor de verrekeningen tussen Neroc en Adnovate Eindhoven ter zake van de overname. Voor zover deze partijen bij deze gelegenheden al mochten hebben stilgestaan bij de onderlinge formele verhoudingen, laat zich goed denken dat de betreffende facturering door Adnovate Eindhoven op basis van lastgeving voor rekening en risico van Adnovate Holding werd verricht.
4.5. Wat zich in de stellingen van Adnovate Holding daartegenover niet laat verklaren, is hoe Adnovate Eindhoven ook debiteur onder de overeenkomst van geldlening heeft kunnen worden, terwijl de overeenkomst van achterstelling tussen de bank, Neroc en Adnovate Holding niet voorziet in indeplaatsstelling van Adnovate Holding door een nader te noemen meester, en ook gesteld noch gebleken is dat daar nadien wijzigingen in zijn aangebracht. Verder wijst de omstandigheid dat Adnovate Holding de betreffende schuld in haar jaarrekening 2008 heeft opgenomen, er niet op dat zij zichzelf niet als debiteur van de lening beschouwde. De stelling van Adnovate Holding dat het hier om een vergissing zou gaan, is zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – van onvoldoende gewicht om daar een ander licht op te werpen.
4.6. Gesteld noch gebleken is dat Adnovate Holding vóór maart/april 2010 met zoveel woorden aan Neroc heeft medegedeeld dat Adnovate Eindhoven als koper onder de koopovereenkomst en debiteur onder de overeenkomst van geldlening moest worden aangemerkt. Zelfs indien er vanuit zou moeten worden gegaan dat Adnovate Holding nog ná levering van de activa aan Adnovate Eindhoven, deze vennootschap als “nader te noemen meester” kon aanwijzen, dan kan de aanwijzing in maart/april 2010, toen Adnovate Eindhoven inmiddels failliet was, niet meer gelden als gedaan binnen redelijke termijn (artikel 3:67 lid 1 BW).
4.7. Adnovate Holding heeft haar primaire verweer tegen de aanspraken van Neroc aldus onvoldoende onderbouwd. Dit leidt tot de conclusie dat zij, en niet Adnovate Eindhoven, als debiteur van de lening moet worden beschouwd.
4.8. Het subsidiaire verweer van Adnovate Holding houdt in dat de bank zich verzet tegen integrale aflossing ineens. Neroc weerspreekt dit niet, maar meent dat dit niet aan opeisbaarheid en betaalbaarheid van de integrale lening in de weg staat. De rechtbank volgt Neroc hierin niet. Blijkens de overeenkomst van geldlening vergt aflossing van de lening toestemming van de bank. De bank heeft onder voorwaarden slechts toestemming gegeven voor aflossing in termijnen. Méér dan dat kan zonder – nadere – toestemming van de bank niet worden toegewezen.
4.9. Gesteld noch gebleken is dat de bank haar eerder gegeven toestemming voor aflossing in termijnen heeft ingetrokken, of dat de door de bank gestelde voorwaarden niet waren of niet zijn vervuld ter zake van de termijnen die zijn vervallen tot aan de datum van de comparitie van partijen in deze zaak – de laatste gelegenheid waarbij partijen zich hierover hebben kunnen uitlaten. Sedert de termijn van 1 april 2010 zijn dat vier termijnen. Slechts die zullen, met rente, worden toegewezen.
4.10. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Neroc heeft niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Neroc vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen die geacht worden in een proceskostenbeslissing te worden verdisconteerd.
4.11. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Adnovate Holding om aan Neroc te betalen een bedrag van EUR 32.400,00 (tweeëndertig duizendvierhonderd euro), vermeerderd met de contractuele rente van 6% per jaar over het toegewezen bedrag vanaf 1 januari 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.