ECLI:NL:RBUTR:2011:BR3373

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600265-11, 16/504208-11 (ttz gevoegd), 16/600617-08 (tul), 05/720315-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor inbraak en veroordeling voor poging tot inbraak met gevangenisstraf

Op 4 juli 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van meerdere inbraken en een poging tot inbraak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanklacht van inbraak, maar veroordeelde hem wel voor de poging tot inbraak. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de feiten en omstandigheden zorgvuldig heeft gewogen. De verdachte had zich op 16 maart 2011 samen met een medeverdachte geprobeerd toegang te verschaffen tot een woning in Utrecht door het cilinderslot van de achterdeur te breken. De politie was snel ter plaatse en kon de verdachte en zijn medeverdachte aanhouden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de inbraak, maar dat de poging tot inbraak wel bewezen was. De verdachte had zich tijdens de rechtszaak beroepen op zijn zwijgrecht en had geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank vond de ernst van de poging tot inbraak, de proceshouding van de verdachte en zijn justitiële documentatie aanleiding om een gevangenisstraf van vijf maanden op te leggen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de kosten van een dierenarts, die verband hielden met de poging tot inbraak. De rechtbank legde ook de verplichting op om de voorwaardelijke gevangenisstraf van een eerdere veroordeling ten uitvoer te leggen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact die deze hebben op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600265-11, 16/504208-11 (ttz gevoegd), 16/600617-08 (tul), 05/720315-10 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], 3551 DA Utrecht
Gedetineerd: PI Utrecht, Huis van Bewaring Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 juni 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers 16/600265-11 en 16/504208-11 gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/600265-11:
op 16 maart 2011 samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres] te [woonplaats];
Parketnummer 16/504208-11:
Primair: op 10 april 2010 heeft ingebroken in een woning aan de [adres] te [woonplaats] en daarbij goederen heeft weggenomen;
Subsidiair: in de periode 10 april 2010 tot en met 14 april 2010 goederen heeft geheeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 16/600265-11 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Het onder parketnummer 16/504208-11 ten laste gelegde feit acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft voor dat feit dan ook vrijspraak gevorderd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank met betrekking tot het onder parketnummer 16/600265-11 ten laste gelegde feit tot een bewezenverklaring kan komen en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/504208-11 ten laste gelegde feit heeft de verdediging - evenals de officier van justitie - verzocht om verdachte vrij te spreken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/504208-11:
Op 14 april 2010 zijn in een kruipruimte van het verwarmingshok behorende bij de percelen [adres] tot en met 73 te Utrecht goederen aangetroffen, die afkomstig waren van een woninginbraak op of omstreeks 10 april 2010 in het perceel [adres] te [woonplaats]. In deze kruipruimte is tevens een plastic tas aangetroffen waarop zich, zo bleek na dactyloscopisch sporenonderzoek, een vingerafdruk van verdachte bevond.
Dat verdachte nabij de plaats delict, te weten op de [adres], woont, dat zijn vingerafdruk is aangetroffen op genoemde plastic tas en dat verdachte zich in de onderhavige zaak beroept op zijn zwijgrecht, maken dat sprake is van verdachte omstandigheden.
Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende rechtstreeks bewijs dat verdachte het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Zij zal hem dan ook daarvan vrijspreken.
Parketnummer 16/600265-11:
Vaststelling van de feiten
Op 16 maart 2011 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van een poging tot inbraak in haar woning aan de [adres] te [woonplaats]. Daarbij is de achterdeur van haar woning opengebroken door het cilinderslot van die deur te verbreken en te verwijderen.
Door medeverdachte [medeverdachte] is verklaard dat hij samen met verdachte op bovengenoemde datum naar het wijkje te Utrecht is gereden, waar hij de dag daarvoor ook al met verdachte was geweest. Verdachte had een zwart tasje bij zich. Verdachten zijn vervolgens, aldus medeverdachte [medeverdachte], over de schutting van de woning aan de [adres] geklommen, waarna verdachte het cilinderslot van de achterdeur van die woning heeft verbroken.
Na een melding was de politie binnen een minuut ter plaatse, de uitgangen van de brandgang waren afgesloten met ijzeren hekken. De aanwezige verbalisant [verbalisant] heeft, toen hij op een container stond, behalve de twee verdachten, verder niemand gezien in de tuinen of in de brandgang . Bij hun vluchtpoging zijn verdachten in de brandgang achter bovengenoemde woning aangehouden .
Getuige [getuige] heeft op 16 maart 2011 in de tuin van de woning [adres] twee jongens zien staan. Deze getuige hoorde nadien dat deze jongens zich in de brandgang achter de tuin van haar woning aan de [adres] bevonden. Zij herkende de twee jongens, die door de politie in de brandgang zijn aangehouden, als de jongens die zij ook in de tuin van haar buurman heeft zien staan .
In de tuin van de woning aan de [adres] is een zwart tasje aangetroffen . In het tasje is onder meer een afgebroken slotcilinder aangetroffen . Deze afgebroken slotcilinder is eerder één geheel geweest met het deel van de slotcilinder van de binnenzijde van de achterdeur van de [adres] .
Aanvullende bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend medeverdachte [medeverdachte] te kennen . Deze verklaring is kennelijk leugenachtig, nu verdachte en medeverdachte samen zijn aangehouden, de medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij verdachte kent en er verder door de ter plekke aanwezige agenten niemand anders is gezien in de tuinen of in de brandgang, en is tegen beter weten in afgelegd om de waarheid te bemantelen. De rechtbank zal deze kennelijk leugenachtige verklaring mede voor het bewijs bezigen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 16/600265-11:
op 16 maart 2011 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [benadeelde], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en die weg te nemen goederen en/of dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte een cilinderslot uit de achterdeur afgebroken en verwijderd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte voor de poging tot een woninginbraak, gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, feitelijk al te lang heeft vastgezeten, nu verdachte sedert 16 maart 2011 voor dat feit in voorarrest zit. In dat verband heeft de verdediging gesteld dat door de officier van justitie te zwaar wordt getild aan de justitiële documentatie van verdachte. Naar de mening van de verdediging blijkt uit die documentatie dat in de laatste periode slechts sprake is van drie vermogensdelicten. Een gevangenisstraf voor de duur van circa zes weken zou in dit geval passend zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 18 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al vele malen eerder met justitie in aanraking is gekomen, onder meer voor diefstallen en inbraken en pogingen daartoe.
Voor wat betreft de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is algemeen bekend dat woninginbraken nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid kunnen zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woningen als bij de buurtbewoners. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de brief van Reclassering Nederland d.d. 10 juni 2011 waaruit blijkt dat verdachte te kennen heeft gegeven dat hij niet mee wil werken aan een reclasseringsadvies. De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van de brief van gedragsdeskundige drs. C.F.J. Kemperman d.d. 31 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte op advies van zijn raadsman niet mee wenst te werken aan een onderzoek naar zijn persoon.
Hoewel de raadsman van verdachte zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de poging tot woninginbraak heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, heeft verdachte zich tot en met de zitting beroepen op zijn zwijgrecht en heeft hij door deze proceshouding geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad noch heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen in de richting van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde feit en de ernst daarvan, de proceshouding en de justitiële documentatie van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen dan door de officier van justitie is gevorderd. Voor een gedeeltelijk voorwaardelijke straf ziet de rechtbank geen mogelijkheid, nu verdachte heeft geweigerd mee te werken aan rapportages over zijn persoon. Een kans op resocialisatie heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank verworpen door niet aan eerder genoemde rapportages mee te willen werken.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 497,48 voor reparatie van de deur, € 40,00 voor de kosten van de dierenarts en € 700,00 voor de kosten van een mogelijke behandeling van haar hond door Martin Gaus. In dat verband heeft de benadeelde partij aangegeven dat haar hond sedert de inbraak erg angstig is en zich soms agressief opstelt, en dat een behandeling van de hond daarom noodzakelijk is. Met betrekking tot de kosten van de reparatie van de deur heeft de benadeelde partij ter terechtzitting meegedeeld dat zij de mondelinge toezegging van haar verzekeringsmaatschappij heeft gekregen dat deze kosten worden vergoed.
7.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 740,00 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voor het overige dient de vordering naar de mening van de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen causaal verband is aangetoond tussen enerzijds de poging tot woninginbraak en anderzijds de gedragsverandering van de hond. Voorts heeft de verdediging betoogd dat aan verdachte niet de schade aan de hond ten laste is gelegd.
De verdediging heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
De vordering van € 497,48 voor reparatie van de achterdeur acht de rechtbank niet toewijsbaar, omdat deze kosten naar verwachting worden vergoed door de verzekeringsmaatschappij van de benadeelde partij. De gevorderde kosten voor de behandeling van de hond door Martin Gaus ad € 700,00, acht de rechtbank evenmin toewijsbaar, aangezien deze kosten nog niet zijn gemaakt en tevens niet duidelijk is of deze kosten in de toekomst gemaakt zullen worden. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan deze vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van € 40,00 voor het bezoek aan de dierenarts, acht de rechtbank wel toewijsbaar. Hoewel de benadeelde partij geen rekening of ander document heeft overgelegd, acht de rechtbank deze kosten voldoende aannemelijk. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van een causaal verband, aangezien de buren van de benadeelde partij de betreffende hond hebben horen janken ten tijde van de poging tot inbraak.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 Het beslag
De op de beslaglijst genoemde en in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen betreft waarmee het feit is begaan. De beslaglijst is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
9 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Parketnummer 16/600617-08 tul
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 103 dagen, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 2 april 2009, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Voor een omzetting van de gevangenisstraf in een werkstraf zoals door de verdediging is bepleit, ziet de rechtbank geen reden, aangezien verdachte heeft geweigerd mee te werken aan rapportages over zijn persoon.
Parketnummer 05/720315-10 tul
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van
1 maand, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 4 juni 2010, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Om dezelfde reden als hiervoor genoemd, ziet de rechtbank geen reden de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/504208-11 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 40,00, ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 40,00 te betalen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (bijlage II) zijn genummerd 1 tot en met 3;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 2 april 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600617-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 103 dagen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 4 juni 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 05/720315-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bruna, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 juli 2011.
Mr. J.R. Krol en mr. C.S.K. Fung Fen Chung zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.