ECLI:NL:RBUTR:2011:BR3047

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-602664-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 juni 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf, opgelegd aan een veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1991, niet ter terechtzitting is verschenen, maar dat zijn raadsvrouwe, mr. E.D. van Elst, wel aanwezig was en gemachtigd was om de veroordeelde te vertegenwoordigen. De vordering tot tenuitvoerlegging was ingediend door de officier van justitie, die zich baseerde op een vonnis van de politierechter van 20 april 2009, waarin aan de veroordeelde jeugddetentie was opgelegd onder bijzondere voorwaarden, waaronder het volgen van aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg Utrecht.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar het terugmeldrapport van Bureau Jeugdzorg, dat op 4 maart 2011 was opgesteld. Hieruit bleek dat Bureau Jeugdzorg verzuimd had de maatregel Hulp en Steun uit te voeren en dat er geen plan van aanpak was opgesteld. De officier van justitie heeft, gezien deze omstandigheden, verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd en geoordeeld dat het, in overeenstemming met de officier van justitie en de raadsvrouwe, niet meer opportuun is om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. E.A. Messer, die tevens kinderrechter is, en de rechters mr. M.C. Oostendorp en mr. P.W.G. de Beer. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier mr. J.A. van Wageningen en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/602664-08
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 77dd van het
Wetboek van Strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats], op [1991],
wonende te [woonplaats], [adres],
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 20 april 2009;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 27 mei 2011;
- het arrest van het Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem d.d. 21 maart 2011;
- het terugmeldrapport van Bureau Jeugdzorg Utrecht d.d. 4 maart 2011.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
De veroordeelde is behoorlijk opgeroepen maar niet ter terechtzitting verschenen. Zijn raadsvrouwe, mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, is wel ter terechtzitting verschenen en heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om veroordeelde te vertegenwoordigen.
2 De beoordeling
Aan veroordeelde is bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken d.d. 20 april 2009 jeugddetentie opgelegd voor de duur van drie maanden voorwaardelijk onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich – kort gezegd – gedurende de proeftijd in het kader van de maatregel Hulp en Steun zou gedragen naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht te geven aanwijzingen.
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 29 oktober 2010 is de proeftijd met een jaar verlengd.
Bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, d.d. 21 maart 2011, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis van de politierechter, is verdachte vrijgesproken. Vanwege deze vrijspraak heeft het gerechtshof tevens de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, waardoor de facto de verlenging van de proeftijd ongedaan is gemaakt.
Uit het terugmeldrapport blijkt, dat Bureau Jeugdzorg heeft verzuimd de maatregel Hulp en Steun uit te voeren. Voorts blijkt uit het terugmeldrapport dat er geen plan van aanpak is opgesteld.
In het nalaten van Bureau Jeugdzorg uitvoering te geven aan de maatregel Hulp en Steun, heeft de officier van justitie aanleiding gevonden de rechtbank te vragen de vordering tot tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde opgelegde voorwaardelijke straf af te wijzen.
De raadsvrouwe heeft eveneens afwijzing van de vordering bepleit, nu de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gegeven de geschetste omstandigheden niet opportuun is.
De rechtbank acht het, met de officier van justitie en de raadsvrouwe, thans niet meer opportuun om de aan veroordeelde opgelegde voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. Van Bureau Jeugdzorg Utrecht mocht worden verwacht dat de afdeling jeugdreclassering voortvarend met de uitvoering van de maatregel Hulp en Steun aan de slag was gegaan en daaraan concreet invulling had gegeven.
3 De beslissing
De rechtbank wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie d.d. 27 mei 2011 af.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.A. Messer, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.C. Oostendorp en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. van Wageningen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 juni 2011.
Mr. Messer is buiten staat deze beslissing mee te ondertekenen.