ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600081-11; 16/600434-10 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in bedrijfspand met DNA-bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is de verdachte veroordeeld voor een poging tot inbraak in een bedrijfspand te Mijdrecht. De inbraak vond plaats tussen 30 december 2010 en 3 januari 2011, waarbij de ruit van de kantoorruimte werd geforceerd en er bloedsporen werden aangetroffen. Het Nederlands Forensisch Instituut bevestigde dat het DNA-materiaal op de lamellen bij het inklimraam overeenkwam met het profiel van de verdachte, met een kans van minder dan één op één miljard dat een willekeurig persoon hetzelfde DNA-profiel heeft. De rechtbank achtte de poging tot inbraak bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank weegt mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij zich in een proeftijd bevond. Ondanks het ontbreken van berouw of inzicht in zijn handelen, werd de gevangenisstraf van 50 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht, als passend beschouwd. De rechtbank besloot de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen, maar hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De uitspraak werd gedaan op 14 juli 2011 door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600081-11; 16/600434-10 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsvrouw mr. P.M.A.C. van der Wouw, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 18 april 2011 en 30 juni 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
Bij vonnis van deze rechtbank van 2 mei 2011 is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ten aanzien van feit 2 en feit 3 op de tenlastelegging.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er thans, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in de periode van 30 december 2010 tot en met 3 januari 2011 heeft gepoogd in te breken bij [bedrijf] te Mijdrecht.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daarbij aangegeven dat er een mogelijkheid bestaat dat verdachte niet heeft gepoogd in te breken, maar het gebouw is ingeslopen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
In de periode van 30 december 2010 tot en met 3 januari 2011 is er ingebroken bij het bedrijf [bedrijf] te Mijdrecht. De heer [aangever] heeft hiervan aangifte gedaan namens het bedrijf.
De ruit van de kantoorruimte is geforceerd, er zijn kasten doorzocht, de glazen deur in het kantoorgedeelte is geforceerd en de ruit van die deur ligt geheel op de grond. Voorts is er getracht in de kluis te komen, maar dit is niet gelukt. Er zijn geen goederen weggenomen.
Het forensisch team van de politie doet onderzoek in het bedrijfspand. Op de lamellen bij de vernielde ruit, op een kastje en op de kluis treffen zij bloedsporen aan. De sporen worden veilig gesteld.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoekt de bloedsporen op DNA-materiaal. Het DNA-materiaal dat is gevonden op de lamellen bij het inklimraam matcht met het profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor is kleiner dan één op één miljard.
Bewijsoverwegingen
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd in te breken in een bedrijfspand. Gelet op de berekende frequentie van het DNA-profiel, gaat de rechtbank er vanuit dat bloed dat is aangetroffen in het bedrijfspand, op de lamellen bij de vernielde ruit, waarin is gepoogd in te breken, afkomstig is van verdachte. De rechtbank betrekt daarbij voorts dat verdachte in de nabije omgeving van het betreffende bedrijfspand woont en bovendien recentelijk is veroordeeld voor bedrijfsinbraken in dezelfde omgeving.
Nadere overwegingen
Er is geen alternatief scenario aannemelijk geworden over hoe het bloed van verdachte in het bedrijfspand terecht is gekomen. De enkele suggestie van de raadsvrouw dat verdachte ook het pand kan zijn ingeslopen nadat de inbraak had plaatsgevonden, vindt geen steun in de stukken die zich in het dossier bevinden en evenmin in een verklaring van verdachte. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 30 december 2010 tot en met 3 januari 2011 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres] aldaar weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [bedrijf], en zich daarbij de toegang tot voornoemd bedrijfspand te verschaffen door middel van braak, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, meerdere ruiten verbroken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zodanig lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten, dat een straf gelijk aan de duur van het voorarrest passend is indien de vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een bedrijfsinbraak. Hiermee heeft hij schade veroorzaakt voor de betrokken partijen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij versterkt. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen enkel berouw en inzicht in zijn handelen toont.
In het kader van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte op 6 mei 2010 is veroordeeld voor een bedrijfsinbraak en een poging daartoe.
Voorts heeft de rechtbank gelet op het volgende:
- een rapport van Reclassering Nederland d.d. 29 maart 2011, waarin wordt geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
- een pro justitia rapport d.d. 17 mei 2011, opgemaakt door psycholoog drs. T.E.G.A. Oosterhof, waaruit blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat een eerdere veroordeling wegens soortgelijke feiten geen enkel positief effect heeft gehad. Voorts was het feit dat verdachte nog in een proeftijd liep voor hem kennelijk geen beletsel door te gaan met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank acht dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende straf.
De rechtbank is van oordeel dat voor onderhavig feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen passend is. Verdachte heeft reeds 81 dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis. Nu er tevens een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand ligt, zal de rechtbank uit praktisch oogpunt deze vordering afwijzen en voor onderhavig feit een straf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van één maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 6 mei 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, gelet op hetgeen onder 6.3 is overwogen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 81 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juli 2011.