ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2597

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-995027-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de meervoudige economische kamer in strafzaak met asbestincidenten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 10 juni 2011, is de verdachte beschuldigd van het niet naleven van veiligheidsvoorschriften met betrekking tot asbesthoudende materialen. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het opzettelijk en wederrechtelijk in de bodem en/of lucht brengen van asbest(vezels) en het niet zorgdragen voor de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen in de werkomgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de economische meervoudige kamer onbevoegd is om kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten, aangezien deze geen economisch delict betreffen. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de gedragingen van de verdachte, hoewel mogelijk strafbaar, niet onder de Wet op de economische delicten vallen. De rechtbank heeft zich dan ook onbevoegd verklaard om de zaak te behandelen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, met mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus als griffier. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 24 en 27 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de zaak verder beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-995027-10
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 10 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. F.J. Majoor, advocaat te Diemen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 mei 2011 en 27 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: verdachte in een pand gelegen in het winkelcentrum Passage Corridor te Veenendaal in vereniging opzettelijk en wederrechtelijk asbest(vezels) in de bodem en/of lucht heeft gebracht, waarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor anderen te duchten was;
Feit 1 subsidiair: het aan de schuld van verdachte te wijten is dat in voornoemd pand in vereniging asbest(vezels) in de bodem en/of lucht werd(en) gebracht, waarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor anderen te duchten was;
Feit 2: verdachte in vereniging als werknemer niet overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies zorg heeft gedragen voor de veiligheid en gezondheid van hemzelf en andere betrokkenen door handelingen met asbesthoudende materialen te (laten) verrichten terwijl andere personen in dezelfde ruimte onbeschermd aanwezig en/of aan het werk waren.
3 De voorvragen
3.1 Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
3.2 De bevoegdheid van de rechtbank tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten
De rechtbank stelt vast dat de economische meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten aangezien geen van deze feiten een economisch delict betreft.
De onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten zijn strafbaar gesteld in de respectievelijke artikelen 173a en 173b van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder feit 2 tenlastegelegde betreft de verplichting van de werknemer om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van andere betrokken personen, zoals omschreven in artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet. Deze gedraging wordt, net als de hiervoor genoemde artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, niet in de Wet op de economische delicten strafbaar gesteld.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat, in het geval de economische meervoudige kamer voor strafzaken bevoegd zou zijn geweest om kennis te nemen van de feiten die op de dagvaarding vermeld staan, het tweede ten laste gelegde feit geen feit is ten aanzien waarvan strafvervolging kan worden ingesteld. Niet naleving van artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet wordt in artikel 33, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet namelijk aangemerkt als een overtreding ter zake waarvan een bestuurlijke boete van de eerste categorie kan worden opgelegd.
4 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de tenlastelegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 juni 2011.