parketnummers: 16/600128-11 en 16/600068-11 (gevoegd ttz)[P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 mei 2011
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd voor de zaak met parketnummer 16/600128-11
te PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein,
raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat te Den Haag.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 mei 2011, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
? op 20 januari 2011 heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] te [woonplaats] (parketnummer 16/600128-11);
? op 4 februari 2011 drie afzetpaaltjes van de Gamma heeft gestolen (parketnummer 16/600068-11)
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd. De officier van justitie komt ten aanzien van parketnummer 16/600128-11 tot deze conclusie op basis van de aangifte, de herkenning van verdachte door aangeefster, het aantreffen van verdachte in de nabije omgeving van de woning, terwijl hij gereedschap bij zich draagt en de bevinding dat uit het slot van de voordeur van de woning schroefjes zijn losgedraaid en er moeten bij het slot zitten. Dat in dezelfde periode het gereedschap van verdachte is gebruikt bij een poging tot inbraak bij de woning aan de [adres]
- zoals blijkt uit het werktuigsporenonderzoek - sterkt de officier van justitie in de overtuiging dat verdachte ook heeft geprobeerd in te breken aan de [adres].
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde onder parketnummer 16/600068-11 en stelt dat sprake is van een voltooide diefstal aangezien verdachte heeft verklaard dat het wegnemen van de paaltjes werd opgemerkt door de eigenaar en dat hij daarna is weggereden over het fietspad. Het ’s avonds terugzetten van de paaltjes kon deze diefstal niet meer ongedaan maken, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder parketnummer 16/600068-11 tenlastegelegde. Het werktuigsporenonderzoek
geeft geen blijk van een overeenkomst tussen het gereedschap dat is aangetroffen bij verdachte en de sporen aan het slot van de voordeur van de woning aan de [adres]. Dat uit het werktuigsporenonderzoek naar voren komt dat er wel een overeenkomst bestaat tussen het gereedschap van verdachte en de sporen aan de woning aan de [adres], kan niet bijdragen aan de overtuiging voor de tenlastegelegde poging tot inbraak, aldus de raadsman. De enkele aanwezigheid van verdachte in de tuin van aangeefster, waar hij zich bevond omdat hij daar wilde gaan plassen, en in de nabije omgeving van de woning, bewijst niet dat verdachte betrokken is bij een poging tot inbraak. Ook het bij zich dragen van gereedschap maakt dit niet anders, nu onderzoek uitwijst dat er geen overeenkomst bestaat tussen dit gereedschap en de sporen aan de voordeur van de woning aan de [adres], zo concludeert de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/600068-11
In het dossier bevindt zich de aangifte van een poging tot inbraak in de woning
aan de [adres] te [woonplaats]. Aangeefster verklaart dat haar man op 20 januari 2011 omstreeks 5.20 uur hoorde dat er aan het slot van de voordeur werd gerammeld. Haar man heeft toen geroepen, aangeefster wakker gemaakt en gezegd dat hij iemand zag weglopen. Aangeefster heeft samen met haar man uit het raam gekeken en zag een man lopen. Aangeefster heeft de politie gebeld en zag agenten kort daarna de man meenemen die zij kort daarvoor had zien weglopen. Zij heeft bovendien gezien dat het onderste schroefje uit het slot aan de voordeur is gehaald en dat er aan het slot gewrikt is. Aan de rechterkant van het slotplaatje zaten inkepingen.
De verbalisanten die deze melding omstreeks 5:32 uur krijgen, zien kort daarna een persoon in donkere kleding rennen, afkomstig uit de richting van de woningen aan de [adres], op korte afstand van het perceel [adres]. Korte tijd later zien ze een man met donkere kleding in de woonwijk lopen en ze nemen waar dat hij naar zweet ruikt en praat met een hijgende stem als ze hem aanspreken. De man draagt een tweetal schroevendraaiers en een klein model waterpomptang (de rechtbank begrijpt in samenhang met het hier na te noemen proces-verbaal van onderzoek van Forensische Opsporing dat een verstelbare schroefsleutel wordt bedoeld) in de binnenzak van zijn jack. De man, verdachte, wordt om 5.45 uur aangehouden en zijn gereedschap wordt in beslag genomen en ter beschikking gesteld van de afdeling Forensische Opsporing van politie Utrecht.
Verdachte verklaart dat hij het gereedschap dat hij bij zich droeg bij zijn aanhouding in beslag is genomen door de politie en dat hij dat tot op heden niet heeft teruggekregen. Verdachte verklaart dat hij op 19 januari 2011 omstreeks 20.00 uur of 20.30 uur op straat is gezet door Spinoza en dat hij op 20 januari 2011 ’s ochtends in de tuin van de woning aan de [adres] is geweest.
Ook ten aanzien van de woning aan de [adres] te [woonplaats] is aangifte gedaan van poging tot woninginbraak. Aangever verklaart dat deze poging tussen 19 januari 2011 omstreeks 19.00 uur en 22 januari 2011 omstreeks 10.00 uur heeft plaatsgevonden. Hij heeft waargenomen dat het onderste schroefje van de slotplaat verwijderd was en dat de cilinder van het slot aan de buitenzijde uitstak en beschadigd was, alsof het metaal was samengedrukt. De afgevormde werktuigsporen die bij deze woning gevonden zijn, zijn vergeleken met proefsporen gemaakt met de verstelbare schroefsleutel die onder verdachte in beslag is genomen. De conclusie uit dit onderzoek luidt dat de afgevormde werktuigsporen veroorzaakt zijn met de verstelbare schroefsleutel die onder verdachte in beslag is genomen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft in te breken in de woning aan de [adres]. Vaststaat dat het gereedschap van verdachte is gebruikt bij een poging tot woninginbraak aan de [adres]. Verdachte is omstreeks 5.45 uur op 20 januari 2011 aangehouden, terwijl hij dit gereedschap bij zich had. Verdachte is de avond daarvoor (dus op 19 januari 2011) omstreeks 20.00 uur uit zijn verblijfplaats bij Spinoza gezet. Nu verdachte heeft verklaard dat hij dit gereedschap niet heeft teruggekregen, kan het niet anders dan dat deze poging tot woninginbraak aan de [adres] tussen 19 januari 2011 te 20.00 uur en 20 januari 2011 te 5.45 uur heeft plaatsgehad. Nu binnen dit korte tijdsbestek bij een woning in dezelfde straat eveneens een poging tot inbraak is gedaan, terwijl de aangeefster bovendien verdachte herkent als de persoon die in haar tuin heeft gestaan en verdachte kort daarna hijgend en zwetend met gereedschap in zijn jaszak wordt aangetroffen door verbalisanten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde poging tot inbraak heeft gepleegd.
Dat met het werktuigsporenonderzoek niet is vastgesteld dat de afgevormde werktuigsporen bij het slot van de voordeur van de [adres] veroorzaakt zijn met het gereedschap van verdachte doet hieraan niet af. De verklaring van verdachte over zijn aanwezigheid in de tuin van aangeefster bestempelt de rechtbank als ongeloofwaardig.
Parketnummer 16/600128-11
In het dossier bevindt zich een aangifte namens de Gamma in Utrecht. Aangever verklaart dat hij op 4 februari 2011 werkzaam was bij de Gamma in Utrecht, toen hij via de beveiligingscamera’s zag dat twee mannen bezig waren met het wegnemen van afzetpaaltjes bij de hoofdingang van het gebouw. Hij zag dat een man tot drie keer toe een paaltje uit de grond trok en naar een auto liep, dat een andere man de kofferbak van die auto opende en dat de paaltjes in de kofferbak gelegd werden. Aangever is naar buiten gelopen, naar genoemde auto die voor een rood verkeerslicht stond te wachten. Toen hij bijna bij de auto was, reed de bestuurder van de auto weg, over het fietspad en door rood licht.
Verdachte bekent dat hij op 4 februari 2011 te Utrecht samen met een ander drie afzetpaaltjes van de Gamma heeft meegenomen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander deze paaltjes heeft gestolen. Met het meenemen van deze paaltjes in zijn auto, heeft verdachte de diefstal voltooid. Dat verdachte de paaltjes later die dag weer heeft teruggezet doet daar niet aan af.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 16.600068-11
op 20 januari 2011 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] ([nummer]) aldaar, weg te nemen geld en/of
goed(eren), toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen met een of meer breekvoorwerp(en) een schroefje uit het slot heeft verwijderd en aan dat slot en slotplaat heeft gewrikt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Parketnummer 16.600128-11
Primair
op 04 februari 2011 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie afzetpaaltjes toebehorende aan de Gamma.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Parketnummer 16/600068-11: Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Parketnummer 16/600128-11: Diefstal door twee of meer verenigde personen
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de periode die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank een vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman voert aan dat het opleggen van een ISD-maatregel niet meer aan de orde kan zijn, nu deze maatregel niet door de officier van justitie is gevorderd en de rechtbank niet ambtshalve deze maatregel kan opleggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak en diefstal.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen zijn doorzocht. Ook diefstal veroorzaakt op zijn minst overlast voor de eigenaren van de goederen.
Verdachte is verslaafd aan (hard)drugs. Deze verslaving kan verdachte kennelijk alleen bekostigen door het op grote schaal plegen van vermogensdelicten. Zijn strafblad onderstreept deze gedachtegang. Verdachte is immers vele malen eerder veroordeeld - ook in de afgelopen twee jaar - voor het plegen van dergelijke strafbare feiten. Verdachte wordt dan ook door justitie beschouwd als een veelpleger van vermogensdelicten. Tevens blijkt dat eerdere hulpverleningstrajecten niet het beoogde effect hebben gehad en dat verdachte steeds is teruggevallen in hetzelfde patroon. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige remedie is om, in ieder geval gedurende de periode dat verdachte gedetineerd is, de maatschappij te beschermen tegen de overlast en schade die door verdachte wordt veroorzaakt. De rechtbank beoogt daarmee tevens verdachte te doen inzien dat het nu echt tijd is zijn gedrag te veranderen en werk te maken van resocialisatie.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden opleggen, een straf die langer is dan die normaliter voor soortgelijke feiten wordt opgelegd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 16.600068-11:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Parketnummer 16.600128-11:
Diefstal door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat de duur daarvan gelijk zal zijn aan de duur van de opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. A. van Maanen en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 mei 2011.
Mr. Schoenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.