4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Parketnummer 16/445243-09
4.3.1.1 Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende feiten en omstandigheden vervat in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij
op 29 januari 2009 als verpleegkundige werkte bij Altrecht te Zeist. Verdachte was bij deze instelling opgenomen en in behandeling. Verdachte kwam op die datum naar aangever toelopen en schreeuwde dat hij brood moest hebben. Aangever zei dat dat, gelet op het nachtelijke tijdstip, niet ging. Verdachte liep naar het keukenblok en pakte een vork uit een lade. Hij liep met die vork naar aangever toe, ging op ongeveer 10 centimeter voor hem staan en drukte met die vork tegen de borst van aangever. Verdachte zei daarbij dat hij als hij geen brood zou krijgen, aangever zou vermoorden.
Getuige [getuige 1] verklaarde tegenover de politie dat zij op dat moment eveneens als verpleegkundige aan het werk was. Ze zag dat haar collega [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) achteruit de keuken uit kwam lopen en dat verdachte hem vast hield. Ze liep naar hen toe en zag dat verdachte erg intimiderend overkwam. Ze hoorde dat hij dreigende woorden sprak en een verwilderde blik in zijn ogen had. Ze drukte het alarm in, zodat de beveiligingsmedewerkers naar de afdeling zouden komen. Voordat de beveiligingsmedewerkers arriveerden had verdachte al los gelaten. Getuige zag toen op de keukenvloer een vork liggen. Ze hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat verdachte hem met een vork had geprikt en ze zag dat hij op zijn borst rode afdrukken had staan.
4.3.1.2 Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende feiten en omstandigheden vervat in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer 2] heeft tegenover de politie verklaard dat zij op 6 augustus 2009 werkzaam was als psychiater/medisch manager bij Altrecht te Zeist. Zij hoorde op die datum geschreeuw en herkende de stem van verdachte. Zij ging direct naar verdachte en zei tegen hem dat hij weg moest gaan. Zij stond op een meter afstand van verdachte en hoorde dat verdachte meermalen tegen haar schreeuwde: “ik wil niet in behandeling zijn”. Verdachte wees daarbij steeds naar aangeefster. Omdat verdachte in de richting van de uitgang liep volgde aangeefster hem. Voor de uitgang draaide verdachte zich om zodat ze weer tegenover elkaar stonden. De afstand tussen hen bedroeg toen minder dan een halve meter. Verdachte zei vervolgens nogmaals tegen aangeefster dat hij geen behandelingen wilde en zei “anders vermoord ik je, ik maak geen onderscheid tussen man en vrouw.” Terwijl verdachte dit zei keek hij aangeefster aan en wees daarbij naar aangeefsters gezicht.
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij op 6 augustus 2009 bij Altrecht heeft staan schreeuwen dat hij iemand zou afmaken.
4.3.1.3 Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende feiten en omstandigheden vervat in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer 3] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 15 mei 2009 werkzaam was als stagiair verpleegkundige in het Willem Arntzhuis te Utrecht. Verdachte verbleef daar in de separeercel en kreeg door aangever medicatie toegediend. Op het moment van toedienen, kwam verdachte uit zijn bed omhoog en strekte zijn beide armen vooruit en probeerde aangever bij zijn keel te grijpen. Aangever weerde zich met zijn arm af. Verdachte pakte aangever bij zijn t-shirt ter hoogte van zijn schouder vast. Aangever voelde toen een branderige pijn opkomen. Verdachte zei: “ik sla je dood, ik herken je kop als ik je buiten tegen kom”.
Getuige [getuige 2] assisteerde aangever bij het toebrengen van de medicatie en verklaarde tegenover de politie dat verdachte aanvankelijk meewerkte en op bed ging liggen. Verdachte kwam echter ineens omhoog en probeerde aangever bij zijn keel te grijpen, maar raakte de halsstreek. Verdachte zei hierbij: “Ik sla je dood. Als ik je buiten tegen kom, pak ik je. Ik herken je kop”. Het was een serieus dreigement.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tegen de verpleger die hem de medicatie gaf heeft gezegd: “Als je nog een keer een spuit in mijn donder stopt, dan pak ik je”.
4.3.1.4 Ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende feiten en omstandigheden vervat in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen.
De moeder van verdachte, [slachtoffer 4], heeft tegenover de politie verklaard dat zij op 19 juli 2009 door haar zoon, verdachte, werd opgebeld met de vraag hem € 200,- te komen brengen. Aangeefster zei dat ze dat niet wilde en verbrak de verbinding. Ze werd direct daarna opnieuw door verdachte gebeld. Hij zei tegen haar: “als je dat geld niet voor 12 uur gebracht hebt, kom ik naar je toe en sla ik je dood”. Aangeefster schrok hier erg van en werd ook erg bang. Zij is bang dat verdachte zijn bedreigingen zal uitvoeren. De zus van verdachte, [verdachtes zus], heeft tegenover de politie verklaard dat haar moeder doodsbang is voor verdachte omdat hij haar in de loop van de jaren meerdere keren heeft mishandeld en bedreigd.
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag ruzie had met zijn moeder over geld.
4.3.1.5 Ten aanzien van feit 6 subsidiair
De rechtbank acht feit 6 subsidiair wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende feiten en omstandigheden vervat in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer 5] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 24 augustus 2009 als verpleegkundige werkzaam was bij Altrecht te Zeist. Verdachte schreeuwde hard tegen een collega van aangever en liep op die collega af. Aangever probeerde dit te verhinderen, waarna verdachte zich omdraaide en zijn beide handen om de nek van aangever deed. Dit ging met flinke kracht, waardoor aangever minder lucht kreeg. Aangever pakte vervolgens verdachte bij zijn arm, waardoor verdachte los liet. Aangever zag nadien in de spiegel dat hij twee striemen en twee wondjes in zijn nek had.
Getuige [getuige 3] was die dag eveneens als verpleegkundige werkzaam bij Altrecht. Hij verklaarde tegenover de politie dat hij zag dat verdachte op zijn collega [slachtoffer 5] afvloog. Hij zag dat verdachte [slachtoffer 5] met beide handen bij zijn keel pakte. Dit duurde een paar seconden. Hij zag dat [slachtoffer 5] striemen in zijn nek had gekregen en een soort rode streep. Een uur nadien had [slachtoffer 5] in de nek/hals nog strepen staan.
4.3.1.6 Vrijspraak feit 6 primair
Gelet op de inhoud van de hiervoor onder 4.3.1.5 genoemde bewijsmiddelen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 6 primair tenlastegelegde, de poging tot zware mishandeling. Uit deze bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte slechts een kort moment met kracht zijn beide handen om de nek van aangever zette. Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke handeling onder deze omstandigheden niet aan te merken als een poging tot zware mishandeling.