ECLI:NL:RBUTR:2011:BR1937

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600176-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor autoinbraak in Utrecht

Op 18 juli 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 20-jarige man uit Utrecht, die werd beschuldigd van het plegen van een autoinbraak op de Meredith Willsonstraat in Utrecht op 19 februari 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met twee anderen een navigatiesysteem en een SD-kaart heeft gestolen uit een Volkswagen Passat. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar deze veroordelingen waren nog niet onherroepelijk, waardoor de rechtbank deze niet in zijn nadeel heeft meegewogen. De rechtbank oordeelde dat er geen persoonlijke omstandigheden waren die tot een lagere straf moesten leiden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 50 dagen geëist, waarvan 16 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken op, rekening houdend met vergelijkbare zaken. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en bepaalde dat de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600176-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
raadsman: mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 11 april 2011 en 4 juli 2011. De officier van justitie en de verdediging hebben op de zitting van 4 juli 2011 hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich, samen met een ander of anderen, schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in een auto en hierbij een navigatiesysteem en/of een sd-kaart heeft weggenomen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de auto, samen met zijn mededaders.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Hiertoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat er sprake was van onrechtmatige aanhouding en een onrechtmatige inbeslagname, hetgeen zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. Subsidiair is er naar het oordeel van de raadsman geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdacht het ten laste gelegde feit heeft begaan op grond van het volgende.
Op 19 februari 2011 omstreeks 3:50 uur hoorde aangever [slachtoffer] het alarm van zijn auto, een Volkswagen Passat. Deze auto stond geparkeerd op de Meredith Willsonstraat te Utrecht. Vanuit zijn woning ziet hij twee jongens door de bijrijdersruit in de auto hangen. Hij ziet dat één van de twee jongens iets groens draagt. Toen hij mij zijn auto aankwam, zag hij dat zijn navigatiesysteem van het merk RNS 510 gestolen was. In het navigatiesysteem zat een SD kaartje van 2 GB.
Omstreeks 3:47 uur bevinden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich op de Duke Ellingtonstraat te Utrecht. Zij rijden vervolgens op de Jazzsingel in de richting van de Meredith Willsonstraat en zien op de Jazzsingel een auto hun tegemoet rijden. Deze auto met kenteken [kenteken] had drie inzittenden en voerde geen verlichting. De Jazzsingel bevindt zich in de directe omgeving van de Meredith Willsonstraat. Na een achtervolging hebben de verbalisanten met de politieauto de auto aangereden. De auto is tot stilstand gekomen, waarna drie personen uit de auto wegrennen in de richting van de Jazzsingel. [verbalisant 2] roept meerdere malen “Politie jullie zijn aangehouden, blijf staan anders wordt er geschoten”. Op de Jazzsingel wordt medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen, zittend tegen een geparkeerde auto. Tussen twee geparkeerde auto’s op de Jazzsingel wordt verdachte aangetroffen, zittend op zijn knieën. In de achtergelaten auto, een Ford Fiesta met kenteken [kenteken] werd een navigatiesysteem aangetroffen. Dit navigatiesysteem was van het type RNS 510. Het huisadres van aangever [slachtoffer] stond ingesteld als ‘home-adres’ en in het navigatiesysteem bevond zich een SD kaartje van 2 GB.
De tenaamgestelde van de Ford Fiesta met kenteken [kenteken] is woonachtig op de [adres] waar de familie [medeverdachte 2] woonachtig is. Medeverdachte [medeverdachte 2] had die nacht de Ford Fiesta van zijn vader meegenomen. Medeverdachte [medeverdachte 2] droeg bij zijn aanhouding in de woning op de [adres] een groene trui.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tussen 23:00 uur en 24:00 uur is opgehaald door [medeverdachte 2] die reed in een Ford Fiesta. [medeverdachte 2] was samen met iemand anders. Verdachte herkent medeverdachte [medeverdachte 2] van een foto als de [medeverdachte 2] waarmee hij heeft rondgereden. Toen de politie tegen de auto van [medeverdachte 2] aanreed, zijn zij alle drie uit de auto weggerend.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte
Verdachte heeft ontkend de diefstal uit de auto te hebben gepleegd. Verdachte heeft bij de politie gesteld dat nadat hij bij medeverdachte Mohamadi was ingestapt in slaap is gevallen en pas wakker werd toen de auto door de politie werd aangereden.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Niet geloofwaardig is dat verdachte, nadat hij tussen 23:00 uur en 24:00 uur is ingestapt na een half uurtje in slaap is gevallen en pas wakker werd toen de auto omstreeks 3:50 uur werd aangereden.
Deze verklaring is ook in strijd met de verklaring van de verbalisanten dat zij 3 personen waarnemen in het voertuig vóór dat het wordt aangereden.
Ten aanzien van de aanhouding
De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding op het moment dat de verdachten na de vlucht uit de auto zijn aangehouden, aangezien er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld.
Op het moment dat verbalisanten ter plaatse gaan, zien zij een auto uit de richting komen van de plaats waar de auto-inbraak heeft plaatsgevonden. Deze auto voerde geen verlichting. Gelet op het tijdstip, te weten omstreeks 3.50 uur, vrijwel direct na de melding van de auto-inbraak en de auto komend uit de richting van alwaar de auto-inbraak had plaatsgevonden, ontstaat er naar het oordeel van de rechtbank op dat moment een redelijk vermoeden van schuld.
Dit redelijk vermoeden van schuld wordt nog versterkt door het volgende.
Het voertuig van de verbalisanten gaat rijden op de rijbaan van de hen tegemoetkomende auto, met gedimde lichten. Dit voertuig passeert het voertuig van de verbalisanten. Uit het proces-verbaal blijkt dat het transparant van het politievoertuig met hierop “stop politie” op dat moment al aanstond. Op het moment dat het voertuig het politievoertuig passeerde zagen de verbalisanten in het voertuig 3 personen zitten. Verbalisanten besluiten hierop het voertuig te achtervolgen.
Uiteindelijk wordt na een achtervolging, waarbij optische en geluidsignalen worden gevoerd, het voertuig tot stilstand gebracht doordat het politievoertuig het andere voertuig aan de achterzijde aanrijdt. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze wijze van aanhouden, zoals gerelateerd in het proces-verbaal, niet het aangewezen middel lijkt te zijn geweest. Het voertuig minderde namelijk al vaart, maar stond niet stil.
Uit het proces-verbaal is niet – zonder meer – af te leiden dat dit aanrijden noodzakelijk was om wegrijden te voorkomen. Door de verdachte is echter geen rechtens beschermd belang gesteld waarin hij geschaad is door dit handelen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er aan deze wijze van aanhouden daarom geen consequenties te verbinden en volstaat zij met de enkele constatering dat de wijze van aanhouden het niet subsidiaire middel lijkt te zijn geweest.
Vervolgens vluchten de personen uit de auto. Door één van de verbalisanten wordt hierop een wapen getrokken. Er is geen (in dit kader relevante) rechtsregel die zich verzet tegen het trekken van een wapen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze handeling van de verbalisant een consequentie van het zich onttrekken aan de aanhouding.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman met betrekking tot een onrechtmatige aanhouding dan ook.
Ten aanzien van de inbeslagname
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er na de aanhouding sprake is geweest van een onrechtmatige inbeslagname in het voertuig. Het voertuig mocht alleen doorzocht worden op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, indien het voertuig in relatie stond tot de melding van de auto-inbraak. Nu daarvan geen sprake was, is de doorzoeking onrechtmatig geweest.
Reeds hiervoor is overwogen dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, zodat de verbalisanten, gelet op het bepaalde in artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd waren de auto te doorzoeken.
Ten aanzien van het glas in de kleding van verdachte
De verdediging heeft ten slotte aangevoerd dat de bevindingen uit het door het Nederlands Forensisch Instituut uitgevoerde onderzoek ontlastend zijn. Aangevoerd is dat enkele glasdeeltjes niet afkomstig kunnen zijn van het glas uit de autoruit van de auto van aangever [slachtoffer]. De raadsman betoogt dat deze stukjes, voor zover aangetroffen bij verdachte, mogelijk afkomstig zijn van een strafzaak waarvoor de verdachte eerder veroordeeld is.
De rechtbank volgt de verdediging niet. Uit de omstandigheid dat in de jas van verdachte zich glasdeeltjes bevinden die een andere herkomst hebben dan de betreffende autoruit, volgt niet dat verdachte niet bij de diefstal betrokken was. De omstandigheid dat deze glasdeeltjes zich in de jas van verdachte bevonden heeft noch belastende waarde, noch ontlastende waarde.
Conclusie ten aanzien van het (mede)plegen
Op grond van het hiervoor weergegeven bewijs stelt de rechtbank vast dat in de auto waaruit verdachte en zijn medeverdachten, zeer kort nadat de diefstal is gepleegd, zijn gevlucht, het navigatiesysteem is aangetroffen dat bij de diefstal is weggenomen. Door verdachte is geen aannemelijk scenario geschetst op basis waarvan kan aangenomen dat hij niet bij de diefstal betrokken is geweest. Onder die omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met de andere inzittenden de diefstal heeft gepleegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 februari 2011 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto (merk Volkswagen
Passat) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk RNS 510) en een sd-kaart,
toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg
te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak op een ruit van voornoemde personenauto.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen, waarvan 16 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat begeleiding door de reclassering wenselijk is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders ingebroken in een auto en daaruit een navigatiesysteem en een sd-kaart weggenomen. Verdachte heeft er kennelijk niet bij stilgestaan dat een dergelijk delict, waarbij een autoruit wordt ingeslagen en goederen worden weggenomen, voor de benadeelde partij ernstige hinder, overlast en financiële schade met zich meebrengt. Kennelijk heeft verdachte zijn eigen financieel gewin vooropgesteld en geen rekening gehouden met de nadelige gevolgen die zijn handelen heeft voor de benadeelde partij. Dergelijke feiten dragen bovendien bij aan breder bestaande gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het uittreksel uit het documentatieregister van verdachte d.d. 6 juni 2011. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortelijke feiten, maar nog niet onherroepelijk, zodat de rechtbank deze veroordeling niet ten nadele van de verdachte in aanmerking neemt.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland d.d. 8 april 2011, waarin wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, aangezien verdachte niet mee wil werken en toezicht contra-geïndiceerd is.
Verdachte heeft geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht die moeten leiden tot matiging van de bij dit soort delicten gebruikelijk op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding een gedeelte van deze straf voorwaardelijk op te leggen. Gelet op de in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
7 Het beslag
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2 en 3.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. M.J. Grapperhaus en N. van der Velden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juli 2011.