ECLI:NL:RBUTR:2011:BR1561

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600072-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor huiselijk geweld met voorwaardelijke gevangenisstraf en vordering tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van huiselijk geweld. De verdachte, geboren in 1977 en woonachtig in Amersfoort, werd beschuldigd van het mishandelen en bedreigen van zijn levensgezel op 22 januari 2011. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 60 dagen geëist, waarvan 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, waardoor de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf kon worden toegewezen. Echter, in plaats van de gevangenisstraf ten uitvoer te leggen, besloot de rechtbank de proeftijd met een jaar te verlengen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de aanstaande geboorte van een kind. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich moet houden aan de voorschriften van de Reclassering Nederland. De rechtbank hoopte dat deze voorwaardelijke straf de verdachte zou aanmoedigen om zich aan de voorwaarden te houden en te werken aan zijn persoonlijke situatie.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600072-11 en 16/600345-10 Vordering tenuitvoerlegging[P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 mei 2011
in de strafzaak tegen
Verdachte: [verdachte]
geboren op [1977] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. G.J. Boven, advocaat te Leusden.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 22 januari 2011 te Amersfoort zijn vriendin, [aangever 1], heeft mishandeld en bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangifte van [aangever 1], op de waarnemingen van de verbalisanten en op de medische verklaring betreffende [aangever 1].
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De aangifte is onbetrouwbaar omdat aangeefster borderline patiënte is en aangifte heeft gedaan om verdachte een hak te zetten. Het geconstateerde wondje bij haar oog is wellicht van iets anders afkomstig, aangeefster was eerder met een bril op in slaap gevallen op de bank en had daarvan een afdruk op haar gezicht staan. Ook is zij de tegen de trap gevallen. Ook deze situaties kunnen het oogletsel hebben veroorzaakt.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen zijn en grondt haar oordeel op het navolgende:
- [aangever 1] verklaart dat zij sinds eind juli 2010 een relatie heeft met verdachte. Sindsdien is ze vier keer door hem mishandeld. Op 15 oktober 2010 kwam ze erachter dat ze zwanger was en is toen twee maanden bij een vriendin in [betrokkene 1] gaan wonen. Op 6 januari 2011 is ze weer teruggegaan om verdachte nog een kans te geven.
Zij verklaart voorts dat zij op 22 januari 2011 in haar kamer te Amersfoort tegen verdachte zei dat ze een trainingspak wilde kopen omdat ze door de zwangerschap haar gewone kleding niet meer aankon. Ze hoorde verdachte zeggen dat het onzin was en dat ze geen geld kon opnemen omdat hij haar paspoort had. Ze hoorde hem schreeuwen en zag hem zwaaien met zijn armen. Ze hoorde hem roepen: “ik schop het kind uit je buik. Het is toch van mij dus dat mag ik”. Ze zag dat verdachte op haar kwam aflopen waarop ze probeerde de politie te bellen. Vervolgens rukte verdachte de telefoon uit haar handen. Ze was overstuur en voelde zich bedreigd. Na het douchen vroeg ze of ze alsjeblieft haar paspoort en telefoon mocht hebben en zei dat ze naar haar moeder wilde. Verdachte zei ‘jij gaat nergens heen’ en liep de trap af. Aangeefster liep hem achterna en vroeg nogmaals om haar spullen. Hierop vloog verdachte op haar af en sloeg haar met zijn tot vuist gebalde hand met kracht op haar gezicht. Hierdoor viel ze met haar rug tegen de traptreden aan. Ze heeft haar gezicht beschermd met haar armen. Ze voelde dat verdachte tegen de zijkanten van haar hoofd sloeg. Ze had hierdoor heel veel pijn en ze was erg bang.
- Onder aan de aangifte heeft de verbalisant vermeld dat hij zag dat het linkeroog van aangeefster opgezwollen was en de huid van het ooglid was beschadigd.
- Een ter plaatse van de woning van verdachte en aangeefster gearriveerde verbalisant zag in de woonkamer een vrouw die hij herkende als de vriendin van [verdachte]. Hij zag dat de vrouw een bloedende wond had op het ooglid van haar linkeroog. Hij hoorde de vrouw zeggen dat ze geslagen was door [verdachte]. Hij hoorde haar zeggen dat [verdachte] agressief was geworden en dat ze aangifte van mishandeling wilde doen.
- een ten name van aangeefster gestelde geneeskundige verklaring d.d. 22 januari 2011 vermeldt als uitwendig waargenomen letsel een wondje aan het linkerooglid en een rood ooglid. Voorts dat de persoon erg geschrokken is en ontdaan.
- verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ruzie had met zijn vriendin, aangeefster. Het klopte dat hij haar paspoort had en dat zij geld wilde uitgeven aan kleding. Hij was het daar niet mee eens. Toen zij de politie wilde bellen heeft hij haar telefoon afgepakt om haar rustig te krijgen. Ze kregen ruzie, hij werd agressief en heeft geschreeuwd en gescholden.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ontkend dat hij zijn vriendin heeft geslagen en bedreigd. De rechtbank acht de lezing van verdachte, gelet op voormelde inhoud van de bewijsmiddelen ongeloofwaardig. Een van de verbalisanten heeft waargenomen dat het ooglid bloedde, hetgeen wijst op recent ontstaan letsel. Aangeefster heeft verklaard dat zij met haar rug tegen de trap viel, dat maakt het ontstaan van letsel aan het oog op die wijze onaannemelijk.
Het gegeven dat aangeefster borderline patiënte doet zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet af aan de betrouwbaarheid van haar aangifte. Dit gaat evenzeer op voor het feit dat aangeefster de aangifte heeft willen intrekken. Naar aanleiding van de brief van aangeefster dat zij de aangifte wilde intrekken is zij door de politie gehoord. Zij zegt dat zij borderline patiënte is en dat de reden om haar aangifte in te trekken is gelegen in het feit dat verdachte al zo vaak in de gevangenis heeft gezeten dat straf geen zin heeft maar dat hij hulp nodig heeft. Zij heeft niet verklaard dat zij de aangifte intrekt omdat de strafbare feiten niet zouden zijn gebeurd.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 22 januari 2011 te Amersfoort opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel te weten [aangever 1], (meermalen) met (grote) kracht tegen haar gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 22 januari 2011 te Amersfoort, [aangever 1] heeft
bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schop het kind uit je buik. Het is
toch van mij, dus dat mag ik". althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Kwalificaties:
Ten aanzien van feit 1: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
Ten aanzien van feit 2: bedreiging met zware mishandeling.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek ex artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen straf moet worden opgelegd nu vrijspraak dient te volgen. Subsidiair is verzocht een straf op te leggen gelijk aan de voorlopige hechtenis. Een bijzondere voorwaarde voor reclasseringstoezicht wordt niet nodig geacht, nu verdachte al wordt begeleid door mevrouw M. Kosterman, die als maatschappelijk werkster is verbonden aan de Stichting Aanzien. Zij zal zich inzetten om haar client bij De Waag een training agressiebeheersing te laten volgen, waartoe verdachte zich bereid heeft verklaard.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat conform de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 26 dagen voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk, al dan niet in samenspraak met voornoemde Kosterman.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft ter zitting de gronden voor de vordering tenuitvoerlegging mondeling aangevuld met overtreding van de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten en gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 35 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 15 juni 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit, subsidiair omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf. Nu een kind op komst is, is het van belang dat er rust komt in de situatie van verdachte en zijn vriendin, een gevangenisstraf staat hieraan in de weg.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten doch de proeftijd met een jaar verlengen. Enerzijds omdat de veroordeling een andersoortig feit betreft en anderzijds vooral omdat de persoonlijke omstandigheden van verdachte - onder andere dat een kind op komst is - vergen dat thans wordt gewerkt aan huisvesting, inkomen en psychische hulpverlening. Nu wederom een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd kan, indien verdachte zich niet houdt aan de voorwaarden, tenuitvoerlegging van in totaal 61 dagen gevangenisstraf worden gelast. De rechtbank hoopt dat dit voor verdachte voldoende stok achter de deur is om zich aan de opgelegde voorwaarden te houden.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14j, 57, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van feit 1: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
ten aanzien van feit 2: bedreiging met zware mishandeling.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt behandeling in De Waag voor zijn agressieproblematiek;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Voorlopige hechtenis
- heft op het - geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. I.J.B. Corbey, rechters, in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 mei 2011.