ECLI:NL:RBUTR:2011:BR0619

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305261 - KG ZA 11-387
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkenrechtelijke geschil tussen FrieslandCampina en De Natuurhoeve over inbreuk op ingeschreven merken van Mona puddingverpakkingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, vorderde FrieslandCampina, handelend onder de naam Mona, dat De Natuurhoeve zou worden bevolen om inbreuk op haar merkrechten te staken. FrieslandCampina stelde dat De Natuurhoeve met haar puddingverpakkingen inbreuk maakte op de ingeschreven merken van Mona, die als vormmerk zijn gedeponeerd. De rechtbank heeft de procedure op 6 juli 2011 behandeld, waarbij de feiten en de vorderingen van beide partijen uitvoerig zijn besproken. FrieslandCampina heeft betoogd dat de beschermingsomvang van haar merken de driedimensionale vorm van de verpakking betreft, terwijl De Natuurhoeve aanvoerde dat de door FrieslandCampina gedeponeerde merken generiek zijn en niet voor bescherming in aanmerking komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingeschreven merken van FrieslandCampina niet overeenstemmen met de door De Natuurhoeve op de markt gebrachte verpakkingen. De rechtbank oordeelde dat de totaalindruk van de verpakkingen zodanig verschilt dat er geen verwarring kan ontstaan bij het publiek. De vorderingen van FrieslandCampina zijn afgewezen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat FrieslandCampina als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de overeenstemming tussen merken en de producten die op de markt worden gebracht, evenals de relevantie van marktonderzoek in dergelijke geschillen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 305261 / KG ZA 11-387
Vonnis in kort geding van 6 juli 2011
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRIESLANDCAMPINA CONSUMER PRODUCTS EUROPE B.V.,
tevens handelend onder de naam Mona,
gevestigd te Amersfoort,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRIESLAND BRANDS B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseressen,
procesadvocaat mr. J.M. van Noort,
behandelend advocaten mr. G.S.P. Vos en mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE NATUURHOEVE B.V.,
gevestigd te Benschop en uitdrukkelijk woonplaats gekozen hebbend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.J. Haak te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk (in enkelvoud) FrieslandCampina worden genoemd en ieder afzonderlijk respectievelijk Mona en Friesland Brands. Gedaagde zal hierna De Natuurhoeve worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de niet-betekende dagvaarding van 26 april 2011
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling toegezonden producties 1 tot en met 23 van FrieslandCampina
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling toegezonden producties 1 tot en met 16 van De Natuurhoeve
- de mondelinge behandeling van 22 juni 2011 waarbij De Natuurhoeve vrijwillig is verschenen
- de pleitnota van FrieslandCampina
- de pleitnota van De Natuurhoeve.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. FrieslandCampina is een onderneming die zuivelproducten produceert en verhandelt, waaronder puddingproducten onder de naam Mona. Sinds de jaren zeventig giet Mona haar puddingen in een beker met verticale ribbels. Die Mona-beker is in 2003 voor het laatst gemoderniseerd. Bovendien heeft Mona vanaf 1998 de bekers voorzien van een kartonnen bedekking (hierna te noemen de clip).
2.2. Frieslands Brands heeft op 3 december 2010 een tweetal merken gedeponeerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom onder de depotnummers 1215063 en 1215064. Die depots zijn op 10 december 2010 ingeschreven onder de inschrijvingsnummers 892124 en 892125 voor waren en/of diensten in de klasse 29 (zuivelproducten, met inbegrip van room, zure room, melkpoeder, yoghurt, vla en kwark; desserts, voor zover niet begrepen in andere klassen) en in de klasse 30 (gerechten op basis van meel en graan; pap op basis van melk; pudding, mousses en dergelijke nagerechten, voor zover niet begrepen in andere klassen; consumptie-ijs, waaronder sorbets en preparaten voor de bereiding daarvan; zoete sausen, uitgezonderd slasausen). De inschrijving betreft een spoedinschrijving als bedoeld in artikel 2.8 lid 2 Beneluxverdrag intellectuele eigendom (BVIE), waartegen door een derde inmiddels oppositie is ingesteld. De ingeschreven merken zijn als volgt afgebeeld in het Benelux-Merkenregister:
Afbeelding 1 - nummer 892124 Mona verpakkingAfbeelding 2 - nummer 892125 Mona verpakking met clip
Als kleur is voor beide gedeponeerde merken vermeld: “Rood, wit, geel”.
2.3. De Natuurhoeve produceert en verhandelt eveneens zuivelproducten. Sedert 1997 produceert De Natuurhoeve onder eigen label en sedert 2009 ook onder private label aan supermarkten zoals Albert Heijn, Lidl en C1000 puddingproducten.
2.4. De Natuurhoeve heeft die puddingproducten voor Albert Heijn, Lidl en C1000 in de navolgende verpakkingen op de markt gebracht.
Afbeelding 3 - Albert Heijn verpakking oudAfbeelding 4 - Albert Heijn verpakking nieuw
Afbeelding 5 - Milbona, het huismerk van Lidl, verpakking
Afbeelding 6 - C1000 verpakking
2.5. Bij aangetekende brief van 20 december 2010 heeft FrieslandCampina De Natuurhoeve verzocht binnen veertien dagen te bevestigen dat zij elk gebruik van de Milbona- en C1000-puddingverpakkingen zal staken en gestaakt zal houden. De Natuurhoeve heeft niet aan dat verzoek voldaan.
3. Het geschil
3.1. FrieslandCampina vordert -samengevat- dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. De Natuurhoeve zal bevelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis iedere verdere inbreuk op de exclusieve merkrechten van FrieslandCampina te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom;
2. De Natuurhoeve zal bevelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ieder verder onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom;
3. De Natuurhoeve zal veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een door een registeraccountant gecertificeerde verklaring te verstrekken, zulks op straffe van een dwangsom;
4. De Natuurhoeve zal veroordelen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de nog in voorraad hebbende inbreukmakende puddingverpakkingen te vernietigen, zulks op straffe van een dwangsom;
5. De Natuurhoeve zal veroordelen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, bij wijze van voorschot op de schadevergoeding en/of winstafdracht EUR 25.000,-- te betalen, een en ander berekend aan de hand van de verklaring van de registeraccountant;
6. de termijn waarbinnen op grond van artikel 1019i Rv FrieslandCampina een bodemprocedure aanhangig dient te maken te stellen op zes maannden na betekening van dit vonnis;
7. De Natuurhoeve zal veroordelen in de kosten van dit geding als bedoeld in artikel 1019h Rv.
3.2. De Natuurhoeve voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
bevoegdheid
4.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat hij op grond van het bepaalde in artikel 4.6 lid 1 BVIE bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen, nu de door FrieslandCampina gestelde inbreukmakende handelingen ook in Utrecht hebben plaatsgevonden.
spoedeisend belang
4.2. Nu de door FrieslandCampina gestelde inbreukmakende handelingen van De Natuurhoeve een voortdurend karakter hebben, is daarmee het spoedeisend belang bij het gevorderde gegeven.
merkrecht
4.3. FrieslandCampina legt aan haar vorderingen het bepaalde in artikel 2.20 lid 1 sub b en c BVIE ten grondslag. Zij stelt dat De Natuurhoeve door het produceren en verhandelen van overeenstemmende verpakkingen inbreuk maakt op het aan FrieslandCampina toekomende exclusieve recht op de door haar gedeponeerde en ingeschreven Mona-vormmerken en dat dientengevolge verwarring kan ontstaan bij het publiek.
4.4. De kern van deze zaak betreft de beschermingsomvang van de ingeschreven merken. FrieslandCampina stelt dat de beschermingsomvang de driedimensionele vorm van de verpakking betreft. Voor dat uitgangspunt acht FrieslandCampina relevant dat:
- de merken zijn gedeponeerd als vormmerk;
- de onderscheidende en dominerende bestanddelen enkel de vorm van de Mona-verpakking betreffen en niet de grafische bestanddelen daarvan.
Dit uitgangspunt is niet juist. Het feit dat de merken als vormmerken zijn gedeponeerd en ingeschreven, betekent dat de beschermingsomvang van het merk wordt beperkt door het merk zoals het is ingeschreven en niet kan worden uitgebreid tot een of meer afzonderlijke elementen of bestanddelen daarvan, ongeacht de mate waarin dat of die (door marketing- en reclameactiviteiten) als karakteristiek voor het vormmerk heeft of hebben te gelden.
Dit betekent dat ook de kennelijk op voornoemd uitgangspunt gebaseerde stelling van FrieslandCampina dat de vormmerken zonder grafische elementen zijn gedeponeerd en ingeschreven, onjuist is en feitelijke grondslag ontbeert.
Uit de hiervoor onder 2.2. weergegeven gedeponeerde en ingeschreven afbeeldingen blijkt immers dat het om driedimensionale verpakkingen met deksel en clip met grafische elementen gaat. De vormmerken zoals ingeschreven bevatten onder meer de volgende elementen:
- 12 ronde verticale ribbels (vingers) die naar beneden taps toelopen;
- de transparantie van het materiaal waardoor de gele kleur van de pudding en de rode kleur van de onderliggende saus te zien is;
- de verhouding tussen de pudding en de saus,
en voorts bij de verpakking als weergegeven op afbeelding 1:
- een rood afdekfolie met driehoekig lipje met op de afdekfolie het grafische element “MONA” in witte letters,
en voorts bij de verpakking als weergegeven op afbeelding 2:
- een om de bovenkant en voorzijde van de beker gevouwen wit/grijs gekleurde kartonnen clip met daarop zowel op de bovenzijde als de voorzijde de grafische elementen “Mona“ in de kleur wit op rood.
Het betreft derhalve merken die zowel een twee- als een driedimensionaal karakter hebben en derhalve een gecombineerd beeld/vormmerk betreffen.
Bij het antwoord op de vraag of aan FrieslandCampina merkenrechtelijke bescherming toekomt, dient dan ook als uitgangspunt te gelden het merk zoals dat door FrieslandCampina is gedeponeerd en is ingeschreven en zoals dit hiervoor onder 2.2. is afgebeeld. Indien FrieslandCampina een merkenrechtelijke bescherming beoogt van uitsluitend de driedimensionale vorm van de puddingbeker en de rechthoekige kartonnen clip, door haar als “de MONA Vormmerken” gedefinieerd, dan had zij die vormen als merk(en) dienen te deponeren.
4.5. De Natuurhoeve heeft aangevoerd dat de vorm door FrieslandCampina gedeponeerde merken een generieke puddingvorm is. Kennelijk beoogt De Natuurhoeve daarmee een beroep te doen op het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 BVIE.
Het feit dat een soortgelijke vorm vaker voor het maken en afbeelden van pudding(producten) is en wordt gebruikt, is onvoldoende om de vorm van de beker waarin FrieslandCampina de pudding giet, als een generieke vorm aan te merken. Juist is dat elke pudding een vorm behoeft, maar onjuist, althans door De Natuurhoeve vooralsnog niet aangetoond, is dat pudding van de soort die FrieslandCampina en De Natuurhoeve produceren een vorm zoals door FrieslandCampina gedeponeerd en ingeschreven heeft. Van een generieke vorm is dus geen sprake.
4.6. De Natuurhoeve heeft voorts aangevoerd dat de door FrieslandCampina gedeponeerde merken onder meer bestaan uit vormen die door de aard van de waar worden bepaald en noodzakelijk zijn om een technische uitkomst te verkrijgen, zodat het bepaalde in artikel 2.1 lid 2 BVIE aan merkenrechtelijke bescherming van de depots in de weg staat.
Vooralsnog moet worden geoordeeld dat de vorm van de door FrieslandCampina gedeponeerde puddingbekers voor de functie van de puddingbekers (verpakking van pudding) niet onontbeerlijk is. Pudding kan immers door de aanvankelijke vloeibare substantie worden gegoten en verpakt in een aanzienlijk aantal andere vormen. Dit blijkt ook uit de door De Natuurhoeve overgelegde producties van puddingvormen, waaruit een groot aantal variaties aan puddingvormen blijkt.
Ook moet vooralsnog worden geoordeeld, dat de vorm van die puddingbekers niet noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen. Vooralsnog is niet gebleken van wezenlijke vormkenmerken van de puddingbekers die noodzakelijk zijn om een technische uitkomst te verkrijgen.
4.7. Op grond van het hiervoor vermelde moet vooralsnog van de geldigheid van de door FrieslandCampina gedeponeerde merken worden uitgegaan.
4.8. De vraag die thans moet worden beantwoord is of De Natuurhoeve met haar puddingverpakkingen, zoals onder 2.4. afgebeeld, op grond van het bepaalde in artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE inbreuk maakt op de aan FrieslandCampina toekomende merken zoals die zijn ingeschreven en onder 2.2. afgebeeld.
4.9. Op grond van het bepaalde in artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE geeft het ingeschreven merk de houder het uitsluitend recht iedere derde die zonder zijn toestemming hiertoe gebruik maakt, het gebruik van een teken te verbieden wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer wordt gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor bij het publieke verwarring kan ontstaan, inhoudende het gevaar voor associatie met het merk.
4.10. Bij de beoordeling van de vraag of De Natuurhoeve inbreuk maakt in de zin van artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE moet eerst worden bezien of de ingeschreven merken van FrieslandCampina overeenstemmen met de door De Natuurhoeve op de markt gebrachte tekens. Daarvan is sprake indien zij, globaal beoordelend, naar de totaalindruk die zij maken, zodanige gelijkenis vertonen, waarbij rekening moet worden gehouden met de onderscheidende en dominerende bestanddelen van merk en teken, dat daardoor de mogelijkheid bestaat dat bij het in aanmerking komend publiek, waaronder is te verstaan de gemiddelde geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument van de betrokken producten, verwarring wordt gewekt tussen de ingeschreven merken van FrieslandCampina en de door De Natuurhoeve op de markt gebrachte tekens (directe verwarring) dan wel dat de indruk wordt gewekt dat enig verband bestaat tussen beide (indirecte verwarring). Daarbij dienen alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen, waaronder de onderscheidingskracht en de bekendheid van het merk.
Bij de vergelijking van merk en teken moet meer gewicht worden toegekend aan de punten van overeenstemming dan aan de punten van verschil.
4.11. Met betrekking tot de gestelde inbreuk van het ingeschreven merk afbeelding 1 onder 2.2. wordt vooralsnog als volgt geoordeeld.
De meest onderscheidende en dominerende bestanddelen van afbeelding 1 zijn de rode afdekfolie met daarop in witte letters “MONA”, de van de onderkant tot de bovenkant doorlopende vingers en de gele pudding met rode sauslaag. Die bestanddelen domineren niet bij de onder 2.4. afgebeelde tekens. Die tekens hebben in tegenstelling tot het merk afbeelding 1 een in het oogspringende veelkleurig bedrukte afdekfolie en rondom op de bekers een brede veelkleurig (in de beker gegoten) bedrukte band, waardoor de vingers halverwege de beker ophouden en de verhouding tussen pudding en saus visueel anders oogt. De totaalindruk is dientengevolge geheel anders. Vooralsnog moet er dan ook van worden uitgegaan dat geen althans onvoldoende mogelijkheid bestaat dat bij de gemiddelde consument van pudding verwarring wordt gewekt tussen de onder 2.2. afbeelding 1 vermelde puddingverpakking en de verpakkingen zoals onder 2.4. afgebeeld. Van directe verwarring is dus geen sprake.
Ook van de door FrieslandCampina gestelde indirecte verwarring is vooralsnog niet gebleken.
Dat beide verpakkingen door supermarktketens worden verkocht hoeft op zich er nog niet toe te leiden dat bij de gemiddelde consument van pudding door de vorm van de verpakking de indruk wordt gewekt dat de door De Natuurhoeve op de markt gebrachte pudding door Mona (FrieslandCampina) worden geproduceerd. Ook de vergelijking tussen de woord/beeldmerken van het eigen merk van Lidl (Milbona) en het woord/beeldmerk van FrieslandCampina (Mona) maakt dit niet anders. Het woord/beeldmerk staat op zich in dit geding niet ter discussie. Juist vanwege de andere totaalindruk van de verpakkingen zoals gedeponeerd en ingeschreven door FrieslandCampina en de door De Natuurhoeve op de markt gebrachte verpakkingen is van indirecte verwarring evenmin sprake. Van (indirecte) verwarring in de hiervoor bedoelde zin kan vooralsnog ook niet blijken uit het door FrieslandCampina als productie 14 in het geding gebrachte marktonderzoek. Uit de uitkomst van dit onderzoek (waarop hierna nog nader wordt ingegaan) blijkt dit vooralsnog onvoldoende.
4.12. Met betrekking tot de gestelde inbreuk van het ingeschreven merk afbeelding 2 onder 2.2. wordt vooralsnog als volgt geoordeeld.
Het meest onderscheidende en dominerende bestanddeel van afbeelding 2 is de om de bovenkant en voorzijde van de beker gevouwen wit/grijs gekleurde kartonnen clip met daarop zowel op de bovenzijde als de voorzijde de grafische elementen
“Mona“ in de kleur wit op rood. Die kartonnen clip is enigszins vierkant van vorm, waardoor de helft van de verpakking visueel vierkant oogt. Dat bestanddeel ontbreekt volledig bij de onder 2.4. afgebeelde tekens. Die tekens hebben in tegenstelling tot het merk afbeelding 2 een in het oogspringende veelkleurig bedrukt rond afdekfolie en rondom op de plastic bekers een brede veelkleurig (in de beker gegoten) bedrukte band, waardoor die verpakking hun ronde vorm behouden. De totaalindruk is mede door het verschil in materiaalkeuze dientengevolge geheel anders. Vooralsnog moet er dan ook van worden uitgegaan dat geen althans onvoldoende mogelijkheid bestaat dat bij de gemiddelde consument van pudding verwarring wordt gewekt tussen de onder 2.2. afbeelding 2 vermelde puddingverpakking en de verpakkingen zoals onder 2.4. afgebeeld. Die (indirecte) verwarring kan vooralsnog ook niet uit het overige door FrieslandCampina gestelde blijken. Daarvoor geldt hier eveneens hetgeen hiervoor met betrekking tot afbeelding 1 is overwogen.
4.13. Uit het hiervoor vermelde volgt dat FrieslandCampina zich niet met succes kan beroepen op het bepaalde in artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE.
4.14. Dit geldt tevens voor het door FrieslandCampina gedane beroep op het bepaalde in artikel 2.20 lid 1 onder c BVIE. Bij de beoordeling van de vraag of FrieslandCampina zich daarop terecht kan beroepen zal eerst moeten worden bezien of de ingeschreven merken van FrieslandCampina als bekende merken als bedoeld in dat artikel kunnen worden aangemerkt. Daarvan is sprake indien bij een aanmerkelijk deel van het publiek waarvoor de onder dat merk aangeboden waren bestemd zijn het merk bekend is. Daarbij dienen alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen, zoals, met name, het marktaandeel van het merk, de intensiteit, de geografische omvang en de duur van het gebruik ervan, en de omvang van de door de onderneming verrichte investeringen om het bekendheid te geven.
Dat de ingeschreven merken bekende merken zijn als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 onder c BVIE is door De Natuurhoeve niet betwist. Ook indien op grond van de stellingen van FrieslandCampina en de proceshouding van De Natuurhoeve moet worden aangenomen dat de ingeschreven merken bekende merken zijn in de zin van dat artikellid, dan dient beoordeeld te worden of er sprake is van overeenstemming tussen de merken zoals ingeschreven en de verpakkingen van De Natuurhoeve voor AH, C1000 en Lidl. Daarvan is sprake indien het betrokken publiek een verband legt tussen het ingeschreven merk en de verpakkingen van De Natuurhoeve. Een dergelijk verband blijkt uit de onderzoekgegevens die door FrieslandCampina als productie 14 in het geding zijn gebracht vooralsnog niet.
marktonderzoek
4.15. Voor zover FrieslandCampina zich op het marktonderzoek baseert ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van merkinbreuk als bedoeld in het bepaalde in artikel 2.20 lid 1 onder b en c BVIE, wordt nog als volgt overwogen.
Het feit dat het tonen van de gehele verpakkingen van AH, Lidl en C1000 slechts respectievelijk 12%, 26% en 28% van de respondenten Mona als eerste associatie noemt en bij een tweede associatie respectievelijk 31%, 16% en 23%, van de respondenten, alsmede dat bij het tonen van verpakking waarbij de beeldmerken van AH, Lidl en C1000 zijn verwijderd slechts respectievelijk 23%, 26% en 29% van de respondenten Mona als eerste associatie noemt en bij een tweede associatie respectievelijk 27%, 16% en 24%, betekent op zich niet dat die respondenten vanwege overeenstemming met de ingeschreven merken van FrieslandCampina een verband leggen. Uit deze gegevens blijkt vooralsnog ook niet dat er sprake is van (indirecte) verwarring dan wel van associatie in de hiervoor onder 4.14. bedoelde zin. Weliswaar stelt FrieslandCampina onder punt 77 van de dagvaarding dat uit het marktonderzoek blijkt dat het in aanmerking komend publiek een verband legt tussen de verpakking van De Natuurhoeve en de “MONA Vormmerken”, maar die als zodanig door FrieslandCampina gedefinieerde merken betreffen slechts de driedimensionale bestanddelen van de door FrieslandCampina gedeponeerde merken en niet de daadwerkelijk door FrieslandCampina gedeponeerde en op grond daarvan ingeschreven merken. Die conclusie van FrieslandCampina op grond van het marktonderzoek is dan ook op een onjuist uitgangspunt gebaseerd.
4.16. Het hiervoor vermelde leidt ertoe dat het door FrieslandCampina gevorderde op grond van het merkenrecht moet worden afgewezen.
slaafse nabootsing
4.17. FrieslandCampina heeft subsidiair aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat De Natuurhoeve jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, omdat sprake is van slaafse nabootsing door De Natuurhoeve. Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing is vereist dat sprake is van een nagebootst product dat verwarring wekt.
Uit het hiervoor overwogene in verband met het door FrieslandCampina gedane beroep op een aan haar toekomend merkrecht volgt tevens dat daarvan vooralsnog niet is gebleken.
oneerlijke handelspraktijken
4.18. FrieslandCampina heeft meer subsidiair aan haar vorderingen ten grondslag gelegd, dat De Natuurhoeve jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, omdat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk als bedoeld in de artikelen 6:193a t/m j BW.
Ook dit beroep kan bij gebreke van het door FrieslandCampina gestelde verwarringwekkende gebruik van een onderscheidingsteken reeds op grond daarvan niet slagen, nog daargelaten of zoals FrieslandCampina stelt, zij als concurrent zich op die bepalingen kan beroepen.
conclusie
4.19. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat het gevorderde moet worden afgewezen. FrieslandCampina zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
proceskosten
4.20. De Natuurhoeve vordert met een beroep op artikel 1019h Rv vergoeding van de volledige proceskosten en andere kosten die zij in verband met de primaire merkenrechtelijke vorderingen van FrieslandCampina heeft moeten maken.
Uit de door De Natuurhoeve in het geding gebrachte specificatie blijkt dat de kosten die gemoeid zijn met de primaire merkenrechtelijke vordering (door De Natuurhoeve gesteld op 90 % van de totale kosten) door De Natuurhoeve zijn vastgesteld op EUR 40.944,00 aan advocaatkosten en EUR16.625,00 aan kosten voor marktonderzoek en deskundigen.
FrieslandCampina heeft die door De Natuurhoeve opgegeven proceskosten ex artikel 1019h Rv niet betwist, zodat overeenkomstig de leidraad indicatietarieven in IE-zaken, de gevorderde advocaatkosten zullen worden toegewezen. De door De Natuurhoeve gevorderde kosten voor marktonderzoek en deskundigen (die niet onder de Leidraad vallen) zijn eveneens niet betwist, zodat ook die gevorderde kosten zullen worden toegewezen. Daarnaast zal FrieslandCampina worden veroordeeld tot betaling van de niet in de specificatie opgenomen kosten van vast recht, zijnde een bedrag van EUR 1.180,00 (waarvan 90% wordt toegedeeld aan de vorderingen met een merkenrechtelijke grondslag en 10% voor het overige). De overige 10% aan advocaatkosten worden op grond van artikel 237 Rv bepaald op EUR 81,60, zijnde 10% van EUR 816,00 van het gebruikelijke liquidatietarief in kort geding.
4.21. FrieslandCampina zal als de in het ongelijk gestelde partij in de navolgende (proces)kosten worden veroordeeld:
Tabel
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt FrieslandCampina, hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten en overige gemaakte kosten aan de zijde van
De Natuurhoeve tot op heden begroot op EUR 58.831,60,
5.3. verklaart onderdeel 5.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.?