ECLI:NL:RBUTR:2011:BR0104

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
291704 - HA ZA 10-1805
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkopersgarantie bij aandelenverkoop en de gevolgen van dwaling en onrechtmatige daad

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht, stond de vraag centraal of de verkopersgarantie bij de verkoop van aandelen door de koper kon worden ingeroepen, ondanks dat deze in hoofdlijnen op de hoogte was van de financiën van de vennootschap. De eiseres, O&C HOLDING B.V., had een onherroepelijke optie verstrekt aan de gedaagde, TEFLO B.V., om aandelen van de vennootschap RSPD te kopen. De koopprijs was vastgesteld op de nominale waarde van de aandelen. Na de uitoefening van de optie en de levering van de aandelen, werd RSPD failliet verklaard, wat leidde tot een geschil tussen de partijen over de aansprakelijkheid en de gevolgen van de verkopersgarantie.

De rechtbank oordeelde dat O&C tekort was geschoten in de nakoming van haar garantieverplichting, ondanks dat TEFLO op de hoogte was van de financiële situatie van RSPD. De rechtbank concludeerde dat de garantie die O&C had gegeven, ook al was TEFLO op de hoogte van bepaalde financiële gegevens, bindend was. De rechtbank wees de vorderingen van O&C af en oordeelde dat TEFLO de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden. Tevens werd O&C veroordeeld tot betaling van de door TEFLO geleden schade, met uitzondering van schade die voortvloeide uit het inroepen van het relatiebeding en/of het non-concurrentiebeding.

De rechtbank benadrukte dat de garantie die O&C had gegeven, niet afhankelijk was van de kennis van TEFLO over de financiële situatie van RSPD. De rechtbank oordeelde dat de schade die TEFLO had geleden, als gevolg van de tekortkoming van O&C, moest worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. De kosten van de procedure werden aan O&C opgelegd, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 291704 / HA ZA 10-1805
Vonnis van 22 juni 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
O&C HOLDING B.V.,
gevestigd te Leusden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.J.A. van Dijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEFLO B.V.,
gevestigd te Bergen op Zoom,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.M. van Noort te.
Partijen zullen hierna O&C en Teflo genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2011, met daaraan toegevoegd de aanvullingen van partijen bij brieven van respectievelijk 7 februari 2011 (namens Teflo) en 8 februari 2011 (namens O&C).
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
in conventie en in reconventie
2.1. Teflo is een vennootschap die zich bezig houdt met holdingactiviteiten. Directeur en groot aandeelhouder van Teflo is de heer [A], verder te noemen [A]. Teflo hield de aandelen van onder andere een dochtervennootschap die rechthebbende was van het merkrecht “Relakz” voor kleding.
2.2. O&C is een vennootschap die zich bezighoudt met de deelneming in en de financiering van werkmaatschappijen. Dit vertaalt zich in de praktijk vooral in het ondersteunen van bedrijven in moeilijkheden, al dan niet bij het maken van een doorstart. Directeur en groot aandeelhouder van O&C is de heer [B], verder te noemen [B].
2.3. De in 2.1 bedoelde dochtervennootschap van Teflo is failliet gegaan in 2007. [B] en [A] zijn toen met elkaar in contact gekomen om een doorstart te maken, die met name gericht was op het behoud van het merkrecht “Relakz”. De doorstart is bewerkstelligd, in die zin dat het merkrecht is ondergebracht in de specifiek daarvoor opgerichte besloten vennootschap RSPD Design B.V., verder te noemen RSPD. Deze vennootschap is het merkrecht ook gaan exploiteren.
2.4. O&C werd de bestuurder en de enige aandeelhouder van RSPD. [A] werd commercieel directeur van RSPD. [A] werd door Teflo ter beschikking gesteld aan RSPD tegen een managementfee. Er is een managementovereenkomst tussen Teflo en RSPD gesloten medio 2007, waarin onder meer een relatiebeding ten laste van [A] en Teflo was opgenomen, ten gunste van RSPD, in werking tredende als de managementovereenkomst zou worden beëindigd.
2.5. Later is een opvolgende managementovereenkomst tussen dezelfde partijen opgesteld, die werking zou moeten krijgen per 1 november 2008, waarin de functie van [A] is omschreven als ‘Commercieel Accountmanager’ en waarin diens managementfee werd gehalveerd. Deze overeenkomst is door partijen niet getekend. De fee is niet steeds uitbetaald, maar als er werd betaald was dit conform de nieuwe afspraak. Partijen verschillen van mening of deze overeenkomst tussen hen voor het overige werking had. In de nieuwe overeenkomst staat eenzelfde relatiebeding als in de managementovereenkomst van medio 2007.
2.6. Er is een (extra) geldschieter gevonden ten behoeve van RSPD, in de persoon van de heer [C] via zijn besloten vennootschap Daseb Holding B.V., verder te noemen Daseb. Daseb verkreeg een optierecht op een aandelenpakket RSPD. [A] had al zo’n optierecht. O&C hield deze aandelen. Daarom is tussen alle betrokkenen een ‘Aandeelhoudersovereenkomst’ gesloten in oktober 2007, waarin een en ander is vastgelegd. In die overeenkomst is ook een bepaling opgenomen die [A] verplicht zijn aandelen aan de andere aandeelhouders aan te bieden als de managementovereenkomst tussen RSPD en Teflo c.q. [A] zou eindigen. En voorts staat in de aandeelhoudersovereenkomst een non-concurrentiebeding ten laste van [A], intredende als [A] niet langer aandelen in RSPD zou houden.
2.7. Door O&C is in maart 2008 aan Teflo een onherroepelijke optie verstrekt om de helft van aandelen RSPD te kopen van O&C. Door partijen is deze overeenkomst een call-optie genoemd, omdat dit recht van koop eenzijdig door Teflo kon worden afgeroepen. De koopprijs is in de overeenkomst gefixeerd op de nominale waarde van elk aandeel, te weten
€ 1,-. Het ging om 7200 aandelen. Onduidelijk is of deze overeenkomst het optierecht van [A] verving.
2.8. In 2009 ging het RSPD niet voor de wind. Er is een nieuwe geldschieter gevonden in de persoon van de heer [E], via zijn besloten vennootschap [bedrijf] B.V., hierna te noemen [bedrijf].
2.9. Tussen alle betrokkenen (Teflo, [bedrijf], O&C, RSPD en Daseb) is op 15 en 17 september 2009 een ‘overeenkomst op hoofdlijnen’ getekend, waarin onder meer het volgende is vastgelegd. [A] werd (weer) commercieel directeur van RSPD. Teflo kreeg volledige inzage in de administratie van RSPD om te kunnen vaststellen dat de schuldenlast, de overige financiën, de juridische en de fiscale omstandigheden geen belemmering vormden voor Teflo om door middel van haar management RSPD weer renderend te maken binnen twee jaar. [A] riep op verzoek van [bedrijf] de optie op de aandelen in om hiermee zijn committment te tonen. [bedrijf] zegde een financiële injectie toe van € 250.000,- in de vorm van een geldlening aan RSPD, waarvan de helft meteen is betaald.
Van deze overeenkomst bestaan twee verschillende versies. De ene bevat de bepaling dat alle voorgaande overeenkomsten vervallen en de andere bevat die bepaling niet.
2.10. [bedrijf] heeft op 15 september 2009 € 125.000,- betaald ten behoeve van RSPD. Teflo heeft haar optierecht op 7200 aandelen RSPD uitgeoefend, kennelijk ter nakoming van de afspraak dat [A] dit zou doen. Teflo heeft geen gebruik gemaakt van haar recht de administratie van RSPD in te zien.
2.11. Het inroepen van het optierecht op de aandelen RSPD heeft geleid tot een notariële akte van levering d.d. 23 september 2009. In die akte is een aantal garanties neergelegd van O&C als verkoper tegenover Teflo als koper. Onder meer is te lezen dat O&C aan Teflo garandeert dat van RSPD niet het faillissement is aangevraagd, dat daartoe evenmin een verzoek is ingediend of dat er aanleiding is zulks te verwachten.
2.12. Op 29 december 2009 is RSPD in staat van faillissement verklaard. Uit een door de curator verstrekt overzicht blijkt van een schuldenlast van bijna € 430.000,-, waarvan een kleine € 400.000,- al openstond voor 23 september 2009 (de dag van levering van de aandelen). Dat geldt onder meer voor een huurschuld ter zake van het bedrijfspand van RSPD per 1 januari 2009. De kredietruimte was nagenoeg volledig benut.
Tijdens een aandeelhoudersvergadering van november 2009 is over de financiële positie van RSPD gesproken. Toen is aan de orde geweest dat er een schuld ter zake van achterstallige pensioenpremies was van € 85.000,-, een schuld aan de belastingdienst was ter zake van achterstallige en opeisbare belastingaanslagen van ongeveer € 350.000,-, terwijl voor de inkoop van de zomercollectie een bedrag benodigd was van ongeveer € 450.000,-.
3. Het geschil
in conventie
3.1. O&C vordert samengevat - veroordeling van Teflo tot betaling van € 8.100,42, van handelsrente en van buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten, inclusief die van twee beslagen.
3.2. Teflo voert verweer, waarbij zij concludeert tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van O&C in de proceskosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. Teflo vordert samengevat – primair een verklaring voor recht dat O&C jegens Teflo toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst, als gevolg waarvan Teflo die overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, met een veroordeling van O&C in de schade van Teflo, nader op te maken bij staat. Subsidiair vraagt Teflo een verklaring voor recht dat Teflo jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd door het doen van onjuiste mededelingen en vordert zij vernietiging van de overeenkomst, kennelijk op de voet van dwaling, met veroordeling van O&C in de schade van Teflo, nader op te maken bij staat.
Verder eist Teflo opheffing door de rechtbank van de gelegde beslagen, subsidiair veroordeling van O&C deze beslagen op te heffen, op straffe van een dwangsom, met een verklaring voor recht dat deze beslagen onrechtmatig waren en verwijzing naar de schadestaat voor het begroten van die schade.
Bij dit alles vordert Teflo veroordeling van O&C in de proceskosten.
3.5. O&C voert verweer en concludeert tot afwijzing van de reconventionele vorderingen.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. In de akte van levering van de aandelen van 23 september 2009 heeft O&C verklaard de garantie te geven dat er geen aanleiding is te verwachten dat een faillissementsverzoek tegen de vennootschap (RSPD) zal worden ingediend. Uitgangspunt moet zijn dat O&C aan deze garantie kan worden gehouden, ook als Teflo in de persoon van [A] in grote lijnen op de hoogte was van de financiële situatie van RSPD.
4.2. Partijen verschillen van opvatting of Teflo in de persoon van [A] meer in detail op de hoogte was van de financiële situatie van RSPD. Het gelijk ligt hier bij Teflo, omdat anders niet valt te verklaren waarom in de overeenkomst op hoofdlijnen van 15 september 2009 is opgenomen dat Teflo het recht heeft tot volledige inzage in de boekhouding om zich een goed beeld te vormen van alle relevante financiële aspecten (zie 2.9) van RSPD. Deze inzage had niet tot doel dat Teflo kon beoordelen of zij de aandelentransactie zou plegen, maar dat zij kon beoordelen of zij van RSPD binnen twee jaar weer een bloeiende vennootschap kon maken. Van belang is echter dat uit deze bepaling is af te leiden dat Teflo kennelijk niet voldoende op de hoogte was, waaraan O&C in die overeenkomst tegemoet is gekomen door volledige inzage aan te bieden. Aan de stelling van O&C dat Teflo wist van de financiële situatie van RSPD gaat de rechtbank daarom voorbij.
4.3. Aan de garantie doet evenmin af dat Teflo het onderzoek van de administratie nog niet had verricht op 23 september 2009, de dag van de levering van de aandelen. Het inroepen van de koopoptie betreffende deze aandelen was immers afgesproken in de overeenkomst op hoofdlijnen van 15 september 2009. Teflo had dus in een en dezelfde overeenkomst zich gecommitteerd tot het inroepen van de optie en het recht bedongen tot inzage in de administratie van RSPD. Het was derhalve niet meer mogelijk een onderzoek te doen naar de administratie voorafgaand aan het inroepen van de optie. De levering van de aandelen op 23 september 2009 is de uitvoering van dit onderdeel van de overeenkomst op hoofdlijnen, waartoe Teflo al door die overeenkomst van 15 september 2009 was gehouden. Bovendien moet O&C op de hoogte zijn geweest van het gegeven dat Teflo de administratie van RSPD nog niet had onderzocht, toen de akte van levering van de aandelen werd gepasseerd. Als O&C dan desondanks in die akte een garantie afgeeft, is zij daaraan gebonden en kan Teflo daarop een beroep doen.
4.4. O&C heeft de financiële injectie van [bedrijf] in haar conclusie (alinea 25) zelf een ‘finale poging om RSPD te redden’ genoemd. De in 2.12 genoemde feiten zijn in het geheel niet door O&C in de processtukken betwist en deels met zoveel woorden erkend. De stelling van O&C dat [A] RSPD concurrentie aandeed – in overleg, maar te uitgebreid – door op kosten van RSPD een eigen kledingmerk van [A] in de markt te zetten, is onvoldoende uitgewerkt. O&C was hiermee bekend en heeft desondanks de garantie gegeven op 23 september 2009. Zij heeft niet gesteld dat [A] met deze gang van zaken is doorgegaan na 23 september 2009, in welke mate dat dan was, hoe dat inwerkte op de totale financiële positie van RSPD en waarom nu juist deze activiteit de ondergang van RSPD heeft veroorzaakt. Daarom gaat de rechtbank ook aan die stelling voorbij.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat er alle aanleiding was een faillissementsverzoek tegen RSPD te verwachten. De kapitaalinjectie door [bedrijf] was – alle financiële omstandigheden van het geval in aanmerking nemend – onvoldoende, althans zeer waarschijnlijk onvoldoende om RSPD nog te redden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft O&C de garantie geschonden.
4.6. Dat leidt tot afwijzing van de vorderingen in conventie en toewijzing van de (primaire) vorderingen in reconventie. De laatstbedoelde toewijzing is inclusief de verwijzing van de procedure naar de schadestaat. Of Teflo door de beslagen schade heeft geleden, moet daar worden vastgesteld. De kans op schade is in deze procedure al voldoende om een verwijzing te rechtvaardigen.
4.7. Een andere kwestie omtrent de schade is het veronderstelde causaal verband dat in de stellingen van Teflo besloten ligt tussen de toerekenbare tekortkoming van O&C en het opzeggen van de managementovereenkomst, het dan moeten terugverkopen van de aandelen en het door het een en het ander in werking tredende relatiebeding en non-concurrentiebeding. De vragen omtrent het causaal verband kan de rechtbank al beoordelen in de onderhavige procedure.
Dit causaal verband is er niet. De in reconventie primair gevorderde en toe te wijzen ontbinding heeft immers geen terugwerkende kracht. Daarom tast deze ontbinding de opzegging van de managementovereenkomst, de terugverkoop en terugleveringsplicht van de aandelen en het in werking treden van het relatiebeding en het non-concurrentiebeding niet aan.
4.8. Voor zover Teflo met het oog op de gestelde schade door toepassing van het relatiebeding en/of non-concurrentiebeding de grondslag van haar vordering in de schadestaatprocedure verandert, in die zin dat zij zich niet langer subsidiair of meer subsidiair – maar primair – beroept op vernietiging wegens dwaling en/of op onrechtmatige daad, indien dat procesrechtelijk al zou kunnen, overweegt de rechtbank reeds thans ten overvloede het volgende over die in de onderhavige procedure subsidiair en meer subsidiair aangevoerde grondslagen.
Deze grondslagen gaan niet op. Wat betreft dwaling heeft te gelden dat alle gegevens betreffende het verband tussen het aandeelhouderschap, de managementovereenkomst en de genoemde bedingen bij Teflo bekend waren, toen zij de aandelenkoop daadwerkelijk sloot. Deze gegevens waren bovendien in september 2009 niet nieuw, maar lagen vast in overeenkomsten van 2007 en/of 2008. Dat Teflo zich niet gerealiseerd heeft op welke wijze deze overeenkomsten en bepalingen samenhingen, is niet aan O&C te verwijten. Daarom is van dwaling door toedoen van O&C geen sprake. Ook van een onrechtmatige daad van O&C is geen sprake, omdat O&C het recht had – op basis van de bedoelde overeenkomsten – het relatiebeding en/of het non-concurrentiebeding in te roepen. Schade bij Teflo, voortvloeiende uit dit een en ander, is niet aan O&C toe te rekenen en kan dus ook geen onderdeel zijn van de schade die nog in de schadestaatprocedure moet worden vastgesteld.
Aan dit alles doet niet af het verschil tussen de twee overeenkomsten op hoofdlijnen (zie het slot van 2.9) tussen onder meer O&C en Teflo van medio september 2009. Teflo heeft immers de stelling van O&C niet tegengesproken dat deze de versie niet heeft getekend met daarin de clausule dat alle eerdere overeenkomsten zouden vervallen en worden vervangen door deze overeenkomst op hoofdlijnen. Evenmin heeft Teflo gereageerd op het verweer dat O&C aan de andere partijen bij de overeenkomst vervolgens in alle openheid de versie ter tekening heeft voorgelegd, waarin deze clausule is geschrapt. Daaruit moet enerzijds de conclusie worden getrokken dat ook in dit opzicht van dwaling of onrechtmatige daad geen sprake kan zijn en anderzijds dat partijen het niet eens zijn geworden over het vervallen van alle eerdere overeenkomsten, zodat die tussen hen van kracht bleven.
4.9. De primaire vorderingen van Teflo zullen op basis van het voorgaande worden toegewezen, zoals hierna is vermeld. De door Teflo gevorderde opheffing van de gelegde beslagen wordt eveneens toegewezen, nu deze beslagen ten onrechte zijn gelegd.
4.10. O&C zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Teflo worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat 1.152,00 (3,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.466,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen van O&C af,
5.2. verklaart voor recht dat O&C jegens Teflo toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de garantieverplichting als vastgelegd in de notariële akte van levering van aandelen van 23 september 2009 en dat Teflo de overeenkomst tot koop van de aandelen rechtsgeldig heeft ontbonden,
5.3. veroordeelt O&C tot betaling van de door Teflo daardoor geleden schade, echter met uitzondering van de schade ten gevolge van het inroepen door O&C van het relatiebeding en/of het non-concurrentiebeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.4. heft de ten laste van Teflo gelegde beslagen onder F. Van Lanschot Bankiers N.V en op de merknaam Dstrezzed op, en veroordeelt O&C in de door deze beslagen aan de zijde van Teflo ontstane schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.5. veroordeelt O&C in de proceskosten, aan de zijde van Teflo tot op heden begroot op € 1.466,-
5.6. wijst het anders of meer door Teflo gevorderde af,
5.7. verklaart 5.3, 5.4 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2011.?