ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9895

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
741638 UC EXPL 11-3956 ER 4187
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van hoofdsom en proceskosten in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 22 juni 2011, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde. Eiseres vorderde een bedrag van € 523,92 van gedaagde, bestaande uit een hoofdsom van € 346,24, rente en buitengerechtelijke incassokosten. Eiseres stelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van een overeenkomst door het openstaande bedrag niet te betalen, ondanks meerdere sommaties. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er sprake was van een dubbele levering van identieke pakketten, waarbij hij het tweede pakket volgens instructies van eiseres had teruggestuurd.

Tijdens de comparitie op 25 mei 2011 was gedaagde niet verschenen, en de kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres twee identieke pakketten had geleverd. De kantonrechter oordeelde dat het risico van het niet ontvangen van het tweede pakket voor rekening van eiseres diende te blijven, aangezien het antwoordnummer voor retourzending door eiseres zelf was opgegeven. Bovendien had eiseres pas een jaar na de levering een factuur gestuurd, wat de aannemelijkheid van gedaagdes stelling versterkte dat hij niet de intentie had om twee pakketten te bestellen.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en geoordeeld dat gedaagde niet aansprakelijk was voor de kosten. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden begroot. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de eiser bij het correct afhandelen van retourzendingen en de noodzaak voor duidelijke communicatie over leveringen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Kantonrechter
Locatie Utrecht
zaaknummer: 741638 UC EXPL 11-3956 ER 4187
vonnis d.d. 22 juni 2011
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres]
gevestigd te [woonplaats]
verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: W.P.J. van den Berg,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
procederende bij [A].
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 13 april 2011.
[eiseres] heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 25 mei 2011.[gedaagde] is niet verschenen. Van hetgeen ter comparitie is besproken is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiseres] te voldoen € 523,92 (bestaande uit € 346,24 aan hoofdsom, € 102,68 aan overeengekomen rente ad 1% per maand, berekend tot 1 maart 2011, en € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 1% per maand over de hoofdsom vanaf 1 maart 2011 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2. Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] dat [gedaagde] jegens [eiseres] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door een bedrag van € 346,24 aan hoofdsom, ondanks sommaties, onbetaald te laten. Daarbij maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten nu [gedaagde] in verzuim is geraakt, respectievelijk [eiseres] de vordering uit handen heeft moeten geven.
2.3. [gedaagde] betwist de vordering door te stellen dat er sprake is van een dubbele bezorging van een exact identiek pakket. [gedaagde] stelt dat er één bestelling is geplaatst, waarna er twee pakketten geleverd zijn. Na deze tweede levering heeft [eiseres] aan [gedaagde] aangegeven dat [gedaagde] het tweede pakket terug kon sturen naar een antwoordnummer, waarna alles in orde zou zijn. Als gevolg hiervan heeft [gedaagde] het pakket teruggestuurd volgens de instructie van [eiseres].
3. De beoordeling
3.1. [gedaagde] is, het hiervoor genoemde tussenvonnis ten spijt, in persoon noch bij gemachtigde verschenen op de comparitiezitting.
3.2. Voldoende is komen vast te staan dat [eiseres] twee identieke pakketten heeft geleverd aan [gedaagde]. Gezien hetgeen door partijen in deze procedure is gesteld, acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat het tweede pakket door [gedaagde] is teruggestuurd naar [eiseres]. Er is immers contact geweest tussen [gedaagde] en een medewerker van [eiseres], waarna afgesproken is dat het tweede pakket zou worden teruggestuurd. Daar komt bij dat door [gedaagde] is aangegeven dat het niet zijn bedoeling is geweest om twee pakketten te bestellen, aangezien hij geen baat heeft bij twee identieke pakketten. Ook is van belang dat het antwoordnummer waarheen het pakket diende te worden gestuurd, door [eiseres] zelf is opgegeven als de weg waarlangs het pakket geretourneerd diende te worden. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het risico van de omstandigheid dat het tweede pakket uiteindelijk niet door [eiseres] is ontvangen, voor [eiseres] dient te blijven. Dit geldt temeer nu [eiseres] pas één jaar na het versturen van de pakketten een factuur heeft verstuurd aan [gedaagde] terzake van het tweede pakket. Tot slot merkt de kantonrechter op dat de gemachtigde ter zitting namens [eiseres] geen nadere inlichtingen kon verstrekken omtrent de verwerking van teruggestuurde boeken, waardoor niet onaannemelijk is dat (mede gezien de omvang die [eiseres] als bedrijf zelf stelt te hebben) door [eiseres] een fout is gemaakt bij het verwerken van het teruggestuurde pakket. De kantonrechter zal de vordering aan hoofdsom afwijzen.
3.3. Nu de vordering ter zake van de hoofdsom zal worden afgewezen, behoeven de vorderingen ter zake van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten geen verdere bespreking.
3.4. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op nihil.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2011.