ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9721

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600211-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewijsverkrijging bij autoinbraak en de gevolgen voor de bewijsvoering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 26 mei 2011, stond de verdachte terecht voor de diefstal van een aktetas uit een personenauto. De rechtbank oordeelde dat het live meekijken met beveiligingscamera's door de politie, zonder een voorafgaande vordering van de officier van justitie, onrechtmatig was. Dit vormverzuim leidde tot bewijsuitsluiting van de bevindingen die door de verbalisanten waren gedaan op basis van deze beelden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de uitspraak van de Hoge Raad van 21 december 2008, waarin werd gesteld dat een vordering noodzakelijk is voor het verkrijgen van beelden van beveiligingscamera's. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in zijn belangen was geschaad door deze onrechtmatige bewijsverkrijging, wat resulteerde in een vrijspraak voor de diefstal van de aktetas. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor de tweede tenlastelegging, waardoor de verdachte ook daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan de voorwaarden van de reclassering. De zaak benadrukt de noodzaak van een correcte procedurele aanpak bij het verkrijgen van bewijs in strafzaken, en de bescherming van de privacy van verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600211-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 mei 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].
Raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit1: op 2 maart 2011 te Amersfoort samen met een ander een aktetas uit een personenauto heeft gestolen.
Feit 2: op 31 december 2010 te Amersfoort samen met een ander goederen uit een personenauto heeft gestolen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor beide feiten. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Uit het dossier volgt dat een verbalisant [verbalisant 1] van de politie in Amersfoort live de beelden van de beveiligingscamera’s van de parkeergarage Stadhuisplein te Amersfoort heeft bekeken. In het dossier ontbreekt echter een vordering van de officier van justitie, waaruit blijkt dat de politie gemachtigd is deze beelden live te bekijken. Volgens de Hoge Raad, uitspraak d.d. 21 december 2008, BL7688, is het vereist dat voorafgaand aan het verstrekken van beelden op grond van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering een vordering wordt gedaan door de officier van justitie. Aan dat vereiste is hier niet voldaan. Dit is onrechtmatig en levert een vormverzuim op in de zin van artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte is hierdoor in zijn belang geschaad. Het gaat immers om privégegevens. De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] die tot stand zijn gekomen door het live bekijken van de camerabeelden, dienen van het bewijs uitgesloten te worden. Na uitsluiting resteert geen wettig bewijs zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Voorts zijn de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse (transpireren, wondjes, modder) niet redengevend voor het bewijs. De herkenning door verbalisanten aan de hand van camerabeelden draagt evenmin bij aan het bewijs, nu niet is geverbaliseerd op basis waarvan zij verdachte herkennen. Ook voor feit 2 bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Onduidelijk is op basis van welke beelden verdachte is herkend. De beelden op pagina 151 zijn van onvoldoende kwaliteit om daarop een herkenning te kunnen baseren.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.3.1 De vrijspraak van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd te komen. Evenals de raadsman, is de rechtbank van oordeel, dat de prints van de camerabeelden, welke op pagina 151 van het strafdossier zijn te vinden en op basis waarvan de herkenning van verdachte kennelijk heeft plaatsgevonden, van onvoldoende kwaliteit zijn om een betrouwbare herkenning daarop te kunnen baseren.
4.3.2 De feiten blijkend uit de bewijsmiddelen betreffende feit 1
De aangifte van [benadeelde]
Op 2 maart 2011 heeft aangever [benadeelde] aangifte gedaan van diefstal van zijn Samsonite aktetas uit zijn personenauto, merk Volkswagen Golf, kleur grijs, voorzien van kenteken [kenteken]. Hij heeft verklaard dat hij op 2 maart 2011 zijn auto parkeerde in de parkeergarage Stadhuisplein te Amersfoort. De auto was deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. Later, diezelfde dag, kwam aangever terug bij zijn auto en zag dat een ruit aan de achterzijde van de auto was ingeslagen. Zijn Samsonite aktetas was weggenomen uit de auto. Op het politiebureau heeft aangever de aan hem getoonde Samsonite aktetas herkend als de tas die uit zijn auto was weggenomen.
De bevindingen van verbalisanten
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij op 2 maart 2011 in het politiebureau te Amersfoort live de beelden van de beveiligingscamera’s van de parkeergarage Stadhuisplein te Amersfoort aan het uitkijken was. Omstreeks 19:23 uur zag hij een zwarte personenauto, merk Volkswagen Golf de parkeergarage binnenrijden. De auto parkeerde op parkeerdek -1. Er stapten twee manspersonen uit. Beide personen liepen in de richting van een op parkeerdek -1 geparkeerde grijze personenauto. Hij zag dat de alarmverlichting van deze grijze personenauto ging knipperen. Hieruit maakte verbalisant op dat het alarm van deze personenauto vermoedelijk afging. Vervolgens zag hij de twee manspersonen teruglopen in de richting van de Volkswagen Golf. Op dat moment heeft verbalisant zijn bevindingen doorgegeven aan de meldkamer met het verzoek een surveillance-eenheid naar de parkeergarage te sturen. Hierbij gaf hij door dat er mogelijk een inbraak in een personenauto had plaatsgevonden en dat de verdachten waren weggereden in een zwarte Volkswagen Golf. Omstreeks 19:28 uur ziet verbalisant [verbalisant 1] dat de zwarte Volkswagen Golf wederom op parkeerdek -1 stopt bij een aantal geparkeerde auto’s. De bijrijder stapt uit de auto en heeft een soort laptoptas in zijn hand. Verbalisant ziet dat de bijrijder met de tas tussen de geparkeerde auto’s uit beeld verdween. Hij ziet vervolgens dat de bijrijder terugkomt bij de zwarte Volkswagen Golf. Hij heeft dan geen tas meer in zijn handen. Omstreeks 19:29 uur verlaat de Volkswagen Golf de parkeergarage. De Volkswagen Golf is voorzien van kenteken [kenteken].
Op aanwijzingen van verbalisant [verbalisant 1] begeeft verbalisant [verbalisant 2] zich naar de auto die zou zijn opengebroken in de parkeergarage Stadhuisplein te Amersfoort. Verbalisant [verbalisant 2] ziet op parkeerdek -1 een zilver/grijze Volkswagen Golf staan, voorzien van kenteken [kenteken], waarvan een ruit van de linker achterdeur was ingeslagen. Helemaal aan de andere kant van het parkeerdek ziet hij een laptoptas staan achter een pilaar. De laptoptas stond op dezelfde plek als de plek waar de verdachte op de videobeelden een tas achterliet.
Vervolgens heeft verbalisant [verbalisant 1] de beelden van parkeergarage Stadhuisplein te Amersfoort teruggekeken. Hij bekeek de beelden van alle in- en uitgangen van de parkeergarage vanaf het moment dat aangever zijn personenauto in de parkeergarage parkeerde, te weten omstreeks 19:05:20 uur tot het moment dat collega [verbalisant 2] bij de auto van aangever aankomt en constateert dat deze is opengebroken, te weten omstreeks 19:33:47 uur. Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat alle personen die de parkeergarage binnen gingen tussen deze twee momenten door hem te volgen waren via de beveiligingscamera’s. Hij zag dat geen van deze personen op het parkeerdek is geweest waar de personenauto van aangever stond. Verder heeft hij het moment waarbij de bijrijder van de zwarte personenauto van de verdachten uitstapte met een tas in zijn handen en vervolgens zonder de tas weer instapt, goed bekeken. Hij zag dat deze bijrijder een donker gekleurde jas aan had. Deze jas had een grote kraag, alsof de jas was voorzien van een grote capuchon.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 6] hebben de Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken] achtervolgd vanaf omstreeks 19.30 uur op 2 maart 2011. Op enig moment kwam de Volkswagen Golf tot stilstand en zagen verbalisanten dat beide voorportieren geopend werden en dat er twee personen uit de Volkswagen Golf wegrenden. Zij zagen dat de bijrijder een grijs/groene jas droeg en een spijkerbroek en vermoedelijk van Marokkaanse afkomst was. Verbalisant [verbalisant 3] heeft de achtervolging ingezet. Hij hoorde gekraak vanuit de bossages en is het geluid gevolgd. Lopend door deze bossages voelde verbalisant pijn, daar er veel doornstruiken in de bossage aanwezig waren. Aan het eind van de bossage zag hij op dat moment een persoon uit de bossage rennen die hij heeft gevolgd. De persoon rende in de richting van de Sparstraat. Aan het eind van het voetpad gelegen tussen de Sparstraat en de Dreef zag verbalisant een persoon staan die een groen/grijze jas voorzien van capuchon met bontkraag droeg, alsmede een spijkerbroek en die vermoedelijk van Marokkaanse afkomst was. Hij zag dat de persoon leek op degene die hij aan de bijrijderszijde uit de Volkswagen Golf had zien komen. Hierop werd deze persoon, verdachte [verdachte], aangehouden. Verbalisant stelde voorts vast dat verdachte buiten adem was en een bezweet voorhoofd had.
Ook verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beide aanwezig bij de aanhouding van verdachte namen waar dat verdachte een bezweet voorhoofd had, dat hij hijgde en kortademig was. Voorts zagen zij dat verdachte allemaal verse wondjes en krasjes op beide handen had zitten. Verbalisant [verbalisant 5] voelde dat de binnenkant van de jas van verdachte warm en vochtig was. Onder de schoenen van verdachte zat modder, terwijl de straten die dag, datum en tijd, schoon en droog waren.
Aanvullende bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Het live meekijken met de beveiligingscamera’s
Door de raadsman is aangevoerd dat het live meekijken met de beveiligingscamera’s onrechtmatig is en een inbreuk maakt op de privacy van verdachte. Derhalve dienen de bevindingen van de verbalisanten die tot stand zijn gekomen door het live meekijken met de beveiligingscamera’s, van het bewijs uitgesloten te worden, aldus de raadsman. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad van 21 december 2008, BL7688.
De rechtbank verstaat het verweer van de raadsman als zijnde gericht op artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering. Op basis van dat artikel kan de officier van justitie, in het belang van het onderzoek, van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens, vorderen deze gegevens te verstrekken.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering inderdaad van toepassing is. Door de verbalisant is eerst live meegekeken met de beveiligingscamera’s. Daarna heeft de verbalisant de beelden teruggekeken en hiervan een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Niet is uit het dossier gebleken dat de beelden zomaar, uit eigen beweging, aan de politie zijn verstrekt door de eigena(a)r(en) van de parkeergarage.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet is of het live meekijken met de beveiligingscamera’s, zonder een daartoe strekkende vordering van de officier van justitie, een vormverzuim oplevert dat moet leiden tot bewijsuitsluiting in de zin van artikel 359a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering.
Allereerst wijst de rechtbank op de uitspraak van de Hoge Raad van 21 december 2008, BL7688, waarnaar door de raadsman is verwezen. Hieruit volgt immers dat een verweer dat de privacy van verdachte is geschonden als gebruik is gemaakt van beelden die zijn verkregen zonder dat daaraan voorafgaande een vordering als bedoeld in artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering is ingediend, moet worden aangemerkt als een beroep op schending van het in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dit levert echter niet zonder meer een inbreuk op de in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens vervatte waarborg van een eerlijk proces op. Voorts heeft de Hoge Raad in deze uitspraak overwogen dat het bij bewijsuitsluiting gaat om een bevoegdheid van de rechter, waarvan de uitoefening in de eerste plaats moet worden beoordeeld in het licht van de wettelijke beoordelingsfactoren van artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en van de omstandigheden van het geval.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat, voor zover er vormen zijn verzuimd doordat geen vordering is gedaan als bedoeld in artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering, welke vormen niet meer kunnen worden hersteld, dit verzuim niet van dien aard is dat daarop de sanctie van bewijsuitsluiting dient te staan. Met de constatering van dit verzuim kan worden volstaan. In dit verband merkt de rechtbank op dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet bezweet was toen hij werd aangehouden, maar dat hij babyolie op zijn gezicht had. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de omstandigheid dat verdachte verse wondjes op zijn handen had en zijn schoenen onder de modder zaten, geen betekenis heeft in het kader van de bewijsvraag.
De rechtbank is een ander oordeel toegedaan. Er wordt een inbraak gepleegd in een auto die geparkeerd staat in parkeergarage Stadhuisplein te Amersfoort. Door een verbalisant wordt gezien dat twee personen uit een zwarte Volkswagen Golf stappen en in de richting lopen van de auto van aangever, waarop de alarmlichten van de auto van aangever beginnen te knipperen. De personen rijden vervolgens weg. Korte tijd later komt de zwarte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] terug en stapt de bijrijder uit. Hij heeft op dat moment een soort laptoptas vast. Deze tas wordt door de bijrijder in de nabijheid van de auto van aangever achtergelaten en blijkt afkomstig te zijn uit de auto van aangever. Deze bijrijder droeg een jas met een grote kraag. De Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] wordt kort na deze inbraak achtervolgd. Op enig moment komt de auto tot stilstand en zien verbalisanten twee personen vluchten. Verbalisanten zien dat de bijrijder een grijs/groene jas droeg. De achtervolging wordt ingezet. De bijrijder rent vervolgens door bossages met doornen in de richting van de het Soesterkwartier te Amersfoort. De verbalisanten volgen het geluid van krakende takken en zien aan de andere kant van de bossages een persoon uit de bossage wegrennen in de richting van de Sparstraat. Verdachte wordt uiteindelijk aangehouden aan het eind van het voetpad gelegen tussen de Sparstraat en de Dreef aangehouden. Hij droeg op dat moment een groen/grijze jas voorzien van capuchon met bontkraag en het viel verbalisanten op dat verdachte buiten adem was, dat hij een bezweet voorhoofd had en dat er verse wondjes op zijn handen zaten. Ook zat er modder op zijn schoenen en voelde de binnenkant van zijn jas warm en vochtig aan.
Verdachte heeft over zijn aanwezigheid ter plaatse verklaard dat hij daar in een auto is gekomen, maar dat hij niet wil zeggen met wie en in welke auto. Voorts heeft hij verklaard dat hij van zijn vriendin kwam, maar dat hij niet wil zeggen wie zij is en waar zij woont. Aldus heeft verdachte geen plausibele en verifieerbare verklaring gegeven tegenover de voor hem belastende feiten en omstandigheden, die hiervoor zijn weergegeven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die als bijrijder in de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] heeft gezeten en betrokken is geweest bij de diefstal van de aktetas van aangever.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 2 maart 2011 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto
merk Volkswagen Golf heeft weggenomen een aktentas merk Samsonite, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking van een ruit van die personenauto.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de bijzondere voorwaarde op te leggen dat hij zich moet gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering. Ook heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis op te leggen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een veroordeling voor beide feiten te kunnen komen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op de richtlijnen die bestaan betreffende diefstal, er één maand gevangenisstraf staat voor diefstal uit een auto door een verdachte die al vaker met politie in aanraking is geweest. De eis van de officier van justitie, waarin een combinatie wordt gemaakt tussen én een gevangenisstraf én een werkstraf, is volgens de raadsman dus teveel van het goede.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn mededader ingebroken in een auto en daaruit een aktetas weggenomen. Verdachte heeft er kennelijk niet bij stilgestaan dat een dergelijk delict, waarbij een autoruit wordt ingeslagen en een goed wordt weggenomen, voor de benadeelde partij ernstige hinder, overlast en financiële schade met zich meebrengt. Kennelijk heeft verdachte, zijn eigen financieel gewin vooropgesteld en geen rekening gehouden met de nadelige gevolgen die zijn handelen heeft voor de benadeelde partij.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 3 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten, maar dat hij wel eenmaal een transactie heeft betaald voor diefstal uit een auto.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte thans verblijft bij Exodus en zich open en meewerkend opstelt in het contact met de reclassering.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 47, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte het traject bij Exodus zal voortzetten zolang als deze instelling, dan wel de reclassering, dat nodig acht en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering Leger des Heils opstelt;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet melden bij de reclassering Leger des Heils zo vaak als de reclassering dat nodig acht en zich moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering Leger des Heils;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door, mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, en mr. H.A. Brouwer en mr. Z.J. Oosting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 mei 2011.