ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-504228-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en vernieling onder invloed van alcohol

Op 26 mei 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 oktober 2010, onder invloed van alcohol, de auto van zijn stiefzoon heeft beschadigd door de voorruit kapot te slaan en de motorkap en zijkant te bekrassen. Daarnaast heeft hij zijn vrouw mishandeld door haar tegen de arm te slaan, wat leidde tot letsel. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard zich weinig te herinneren van de gebeurtenissen, maar heeft de feiten niet betwist zoals die door getuigen zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de mishandeling en vernieling voldoende onderbouwd door getuigenverklaringen en aangiften.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholgebruik en de stappen die hij heeft ondernomen om hulp te zoeken. De verdachte heeft zich vrijwillig onder behandeling gesteld om zijn alcoholprobleem aan te pakken. Gezien zijn motivatie om zijn gedrag te verbeteren, heeft de rechtbank besloten om een werkstraf op te leggen van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft geen verplicht reclasseringscontact opgelegd, omdat de verdachte gemotiveerd is om zijn behandeling voort te zetten en geen risico op recidive wordt gezien. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/504228-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 mei 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres],
raadsvrouw mr. M. Tijsseling, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een auto heeft vernield, door de voorruit kapot te slaan en de motorkap en zijkant te bekrassen;
Feit 2: [aangever 1] heeft mishandeld
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiften, de getuigenverklaringen en de foto’s van het letsel van mevrouw [aangever 1].
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen in de navolgende overwegingen verwijzen, tenzij anders vermeld, naar de genoemde pagina in het op ambtseed en in de wettelijke vorm opgemaakte en doorgenummerde proces-verbaal nr. PL0971 2010271243-1, sluitingsdatum 10 november 2010, opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten van politie Utrecht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2010 aan de buitenzijde van een woning op [adres] te Woerden aan het werk was en zag dat uit de woning [woonadres] een man kwam. Voor die woning stond een Volkswagen Golf. De man sloeg met kracht met een pollepel op de voorruit van die auto. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij eveneens aan het werk was op [adres] te Woerden en zag dat een man met keukengerei in zijn handen uit de woning [woonadres] kwam. Die man sloeg met een blikopener op de motorkap van een Volkswagen Golf, die voor de woning stond. Even later sloeg de man met een pollepel op de voorruit van die auto. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat kort nadat zij op [adres] arriveerden, verdachte door collega’s werd aangehouden. Zij zagen dat de voorruit van de Volkswagen bekrast was en dat er op de motorkap krassen waren aangebracht.
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van vernieling van zijn auto, merk Volkswagen, type Golf, op 26 oktober 2010 te Woerden. In de voorruit zat een barst en op de motorkap en de zijkant van de auto zat krasschade.
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat haar man, verdachte, toen zij op 26 oktober 2010 bij haar woning aan [adres] te Woerden aankwam, de auto van haar zoon [aangever 2] wilde verplaatsen, maar de verkeerde sleutels had. Ze gingen toen samen de woning in en ze zei tegen hem dat hij moest wachten tot [aangever 2] thuis kwam. Verdachte begon haar toen tegen haar linker bovenarm te rammen. Ze kreeg hierdoor pijn aan haar arm en er kwam een blauwe plek op. In het dossier bevinden zich foto’s van de linkerbovenarm van aangeefster, waarop een grote rode plek met een gele rand en enkel kleine plekjes te zien zijn.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij zich nog maar heel weinig kan herinneren van de betreffende dag, 26 oktober 2010. Hij weet nog dat hij de dag daarvoor een gesprek had met de psycholoog bij het Regionaal Psychiatrisch Centrum te Woerden en dat hij nadat hij daar vandaan kwam een fles sterke drank heeft gekocht. Het volgende dat hij zich kan herinneren is dat hij werd aangehouden op straat met behulp van pepperspray. Hetgeen zich in de tussenliggende periode heeft afgespeeld kan hij zich niet herinneren, maar hij bestrijdt niet wat daarover door de getuigen en aangevers wordt verklaard.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op 26 oktober 2010 te Woerden opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto (merk Volkswagen, type Golf), toebehorende aan [aangever 2], heeft beschadigd ,door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk de voorruit van die auto kapot
te slaan en de motorkap en zijkant van die auto te bekrassen;
2.
hij op 26 oktober 2010 te Woerden opzettelijk mishandelend [aangever 1] meermalen
tegen de arm heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [aangever 1]
letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen
Feit 2: mishandeling
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie. Verplicht reclasseringscontact is niet nodig. Verdachte is gebaat bij en gemotiveerd voor het voortzetten van de hulpverlening en heeft daartoe geen reclasseringstoezicht nodig.
Indien de rechtbank het passend acht een gevangenisstraf op te leggen, verzoek ze die geheel voorwaardelijk op te leggen, zodat de baan van verdachte niet in gevaar komt.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft de auto van zijn stiefzoon beschadigd en zijn vrouw mishandeld. Dit zijn vervelende feiten en verdachte hiermee ook inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vrouw. Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten zwaar onder invloed van alcohol. Hij heeft zich vrijwillig onder behandeling van de hulpverlening gesteld, om naar de oorzaak te zoeken en te voorkomen dat zulke feiten opnieuw zullen plaatsvinden. Uit zijn strafblad blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten. Wel blijkt uit de stukken, waaronder het reclasseringsrapport, dat verdachte ook in het verleden periodes overmatig alcohol heeft gebruikt. Hij heeft zich hiervoor laten behandelen, maar dat heeft geen blijvend effect gehad. Thans heeft verdachte ongeveer een half jaar geen alcohol gebruikt en hij is zeer gemotiveerd om dit vol te blijven houden. De opgestarte behandeling moet hem daarbij helpen.
De rechtbank zal bij de op te leggen straf rekening houden met de omstandigheid dat verdachte het kwalijke van zijn handelen inziet, dat de inkomensschade van zijn stiefzoon is vergoed en hij zich vrijwillig onder behandeling heeft gesteld. Als extra stimulans voor de voortzetting van deze behandeling en niet in herhaling te vallen, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, maar naar het oordeel van de rechtbank, passend bij de bewezenverklaarde feiten en de specifieke omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, geen aanleiding tot het opleggen van verplicht reclasseringscontact.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 2: mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. A. van Maanen en mr. N.E.M. Kranenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 mei 2011.