ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9614
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.A. Brouwer
- I.J.B. Corbey
- Z.J. Oosting
- Rechtspraak.nl
Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling na niet-naleving van bijzondere voorwaarden
Op 26 mei 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De officier van justitie had verzocht om deze herroeping, omdat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een contactverbod, deelname aan de COVA-training, en het naleven van een meldingsgebod. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde herhaaldelijk niet was verschenen op de COVA-training en zich niet had gehouden aan het meldingsgebod, ondanks een officiële waarschuwing en een gesprek met de Advocaat Generaal. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet had aangetoond dat hij zich aan de voorwaarden kon houden, wat leidde tot de conclusie dat er voldoende grond was voor de herroeping.
De rechtbank overwoog verder dat de rechten van de veroordeelde, zoals neergelegd in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet waren geschonden door de aanwijzing van het Leger des Heils als toezichthouder. De veroordeelde had nooit bezwaar gemaakt tegen de betrokkenheid van deze reclasseringsinstelling, die op christelijke grondslag werkt. De rechtbank besloot de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen, maar beperkte deze tot een periode van 180 dagen, om de veroordeelde de kans te geven zich in de toekomst aan de voorwaarden te houden. De rechtbank adviseerde ook om bij een eventuele hernieuwde voorwaardelijke invrijheidstelling het toezicht op de naleving van de voorwaarden op te dragen aan Reclassering Nederland, gezien de geuite bezwaren van de veroordeelde tegen het Leger des Heils.
De beslissing werd genomen door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.