ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9589

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-440813-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodzakelijk nader gedragskundig onderzoek naar verdachte in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is op 6 juni 2011 een tussenvonnis uitgesproken. De rechtbank oordeelt dat er een nader gedragskundig onderzoek noodzakelijk is naar de verdachte, voordat er een definitief oordeel kan worden gegeven over de toerekenbaarheid en de op te leggen straf. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een reclasseringsrapport van K. Lakeman, waarin wordt gesuggereerd dat de verdachte mogelijk psychische problematiek heeft. De rechtbank heeft vragen over de persoon van de verdachte en acht het van belang dat zowel een psycholoog als een psychiater onderzoek doen naar zijn mentale toestand.

De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst, met de opdracht aan de rechter-commissaris om het benodigde onderzoek uit te voeren. De zitting zal worden hervat op een nader te bepalen datum, binnen een periode van drie maanden. De verdachte en de benadeelde partijen zullen worden opgeroepen voor deze zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2011, waar de officier van justitie en de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging betreft het belagen van twee personen in de periode van 4 februari 2009 tot en met 20 december 2010. De rechtbank concludeert dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is en dat er meer informatie nodig is over de verdachte voordat een definitieve uitspraak kan worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/440813-10
tussenvonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 4 februari 2009 tot en met 20 december 2010 [belaagde 1] en [belaagde 2] heeft belaagd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
Er is geen reden tot schorsing van de vervolging.
4 De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting.
Na sluiting van het onderzoek is tijdens de beraadslaging gebleken dat het onderzoek in onderhavige zaak niet volledig is. De rechtbank acht zich onvoldoende voorgelicht omtrent de persoon van de verdachte.
In het reclasseringsrapport, opgemaakt door K. Lakeman d.d. 29 maart 2011 wordt over verdachte gerapporteerd dat er mogelijk sprake is van psychische problematiek, waar nader onderzoek naar dient te worden gedaan. Betrokkene zou moeite hebben de gevoelens van anderen in te schatten, voornamelijk daar waar het contact met vrouwen betreft. Zijn gedrag ten opzichte van vrouwen is obsessief en grensoverschrijdend, aldus de rapporteur. Volgens de rapportage ontbreekt het verdachte aan zelfinzicht en is hij van mening zelf slachtoffer te zijn.
Na bestudering van de stukken, waaronder het rapport van K. Lakeman voornoemd en na de behandeling ter terechtzitting blijven bij de rechtbank vragen leven omtrent de persoon van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat een nader gedragskundig onderzoek door zowel een psycholoog als een psychiater naar de persoon van de verdachte noodzakelijk is, alvorens - in geval van een bewezen verklaring - een oordeel kan worden gegeven voor wat betreft de toerekenbaarheid daarvan aan verdachte, alsmede voor wat betreft de op te leggen straf.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank het noodzakelijk dat, alvorens eindvonnis te wijzen, een dubbelrapportage aangaande de persoon van de verdachte wordt opgemaakt. Derhalve zal de rechtbank het onderzoek heropenen, vervolgens schorsen en de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen opdat deze genoemd onderzoek doet uitvoeren.
Het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting.
5 De beslissing.
De rechtbank:
- heropent het onderzoek en schorst dit tot een nader te bepalen terechtzitting;
- beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum en tijdstip zal worden hervat;
- beveelt de oproeping van verdachte en de benadeelde partijen tegen de dag en het tijdstip van de terechtzitting waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken opdat deze het hierboven omschreven onderzoek uitvoert en voorts zodanig onderzoek doet als deze nodig mocht oordelen;
- bepaalt dat het onderzoek in deze zaak zal worden hervat binnen een periode van drie maanden na heden;
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Velden, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 juni 2011.
Mr. N. van der Velden is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.