ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9114

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600165-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van verweer onrechtmatig verkregen bewijs en veroordeling voor woninginbraken en pogingen daartoe

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 10 juni 2011, is de verdachte veroordeeld voor drie pogingen tot woninginbraak en één woninginbraak. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat het bewijs onrechtmatig verkregen was door een doorzoeking van de auto van de verdachte, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking op basis van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering rechtmatig was, gezien de verdachte zich verdacht gedroeg in de nabijheid van geparkeerde auto’s en er een stijging van inbraken in de regio bekend was bij de verbalisanten. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van verbalisanten, voldoende om de feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een periode van drie weken schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak en drie pogingen tot woninginbraak. De rechtbank benadrukte de ernst van woninginbraken, die niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook een grote inbreuk op de privacy van de bewoners met zich meebrengen. De verdachte, die geen eerdere veroordelingen had, nam geen verantwoordelijkheid voor zijn daden, wat de rechtbank in haar overwegingen meebracht. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600165-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1981] te [geboorteplaats]
gedetineerd in PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
raadsvrouw mr. E. Kolokatsi, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: tezamen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning;
feit 2: tezamen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning;
feit 3: tezamen met een ander heeft ingebroken in een woning;
feit 4: tezamen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Verweer onrechtmatig verkregen bewijs:
De verdediging heeft ter zitting aangevoerd dat de doorzoeking van de auto van verdachte, te weten de Opel Vectra met kenteken [kenteken], door verbalisant [verbalisant 1] onrechtmatig is geweest. Een doorzoeking van een voertuig op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering vereist een heterdaadsituatie van een verdenking van een strafbaar feit dan wel een verdenking van een misdrijf ex artikel 67 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Van een heterdaadsituatie of een concrete verdenking van een ander misdrijf was op het moment van de doorzoeking geen sprake, aldus de verdediging.
Naar de mening van de verdediging leidt dit ertoe dat de in de Opel Vectra aangetroffen gereedschappen onrechtmatig zijn verkregen en dat de resultaten van het met gebruikmaking van die gereedschappen uitgevoerde werktuigsporenonderzoek dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank stelt op basis van de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] vast dat verdachte samen met een andere man op 9 februari 2011 om kwart voor acht ’s avonds tussen twee geparkeerde auto’s stond. Eén van hen was in een personenauto aan het kijken. Toen de mannen zich omdraaiden en in de richting van [verbalisant 2] keken, die in uniform was gekleed, liepen zij met versnelde pas en kijkend naar de grond weg bij de personenauto. Zij waren beiden in het donker gekleed. Op de vraag wat de mannen aan het doen waren antwoordde verdachte dat zij op zoek waren naar een woning om te huren.
[verbalisant 2] relateerde dat hij gezien de vele inbraken in Vianen een nader onderzoek instelde, waarbij hij bijstand kreeg van verbalisant [verbalisant 1]. Uit de bevindingen van [verbalisant 1] blijkt dat het hem als wijkteamlid ambtshalve bekend was dat er destijds een stijging van woninginbraken en auto-inbraken was geweest in het werkgebied van Vianen. [verbalisant 1] heeft daarop de auto, welke verdachte als zijnde van hem aanwees, onderzocht waarbij de gereedschappen door verbalisant zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat het door verbalisant [verbalisant 1] ingestelde onderzoek in de auto van verdachte aangemerkt dient te worden als een doorzoeking op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft zich ’s avonds in het donker op de betreffende plek opgehouden. De verklaring van verdachte dat zij op dat moment op zoek waren naar een huurhuis is daarom niet aannemelijk. Verdachte heeft zich door met een ander ’s avonds in het donker tussen geparkeerde auto’s in te staan, waarbij ook daadwerkelijk in een auto wordt gekeken, en met gebogen hoofd en versnelde pas weg te lopen als zij politie zien, verdacht opgehouden. Ondanks dat er op dat moment niet daadwerkelijk sprake was van een (poging tot) auto-inbraak had de politie onder de genoemde omstandigheden en mede in aanmerking genomen dat bij de verbalisanten bekend was dat er sprake was van een stijging in het aantal woning- en auto-inbraken in Vianen voldoende aanleiding voor de verdenking van een (poging tot een) misdrijf als vermeld in artikel 67 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De politie was derhalve bevoegd om op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering ter inbeslagneming het voertuig van verdachte te doorzoeken. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging tot bewijsuitsluiting.
Ten aanzien van de bewezenverklaring:
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de verklaring van aangeefster [aangever 1] ;
- de verklaring van getuige [getuige] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] ;
- de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring dat de Opel Vectra met kenteken [kenteken] van hem is;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] ;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek ten aanzien van het cilinderslot ;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek ten aanzien van de Skandia schroefsleutel ;
- het proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek .
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het bestanddeel medeplegen. De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de verklaring van aangever [aangever 2] ;
- de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring dat de Opel Vectra met kenteken [kenteken] van hem is;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] ;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek ten aanzien van het cilinderslot ;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek ten aanzien van de Skandia schroefsleutel ;
- het proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek .
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het bestanddeel medeplegen. De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de verklaring van aangever [aangever 3] ;
- de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring dat de Opel Vectra met kenteken [kenteken] van hem is;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] ;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek ten aanzien van het cilinderslot en de op de deur aangetroffen moet ;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek ten aanzien van de Skandia schroefsleutel en de schroevendraaier ;
- het proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek .
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het bestanddeel medeplegen. De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de verklaring van [aangever 4], aangeefster namens de eerste erfgename van mevrouw [A] ;
- de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring dat de Opel Vectra met kenteken [kenteken] van hem is;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat het cilinderslot is veiliggesteld ;
- het proces-verbaal ten aanzien van de op het cilinderslot aangetroffen sporen ;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek ten aanzien van de Skandia schroefsleutel ;
- het proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek .
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden aangevuld met de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 31 januari 2011 te Vleuten, gemeente Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld naar hun gading, toebehorende aan [aangever 1], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
- een cilinderslot van een tuinhek van een tuin behorende bij voornoemde woning geforceerd en
- vervolgens met een breekvoorwerp gestoken achter een glaslat van een tuindeur van
voornoemde woning en
- met een breekvoorwerp geslagen/gestoten tegen een raam in een achterdeur van voornoemde woning,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
op 8 februari 2011 te Vianen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld naar zijn gading, toebehorende aan [aangever 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte,
- met een schroevendraaier, een cilinderslot van een poortdeur van een tuin
behorende bij voornoemde woning geforceerd, en
- vervolgens met een verstelbare schroefsleutel een cilinderslot van een achterdeur van voornoemde woning geforceerd, en
- met een schroevendraaier gewrikt in een sluitnaad van vernoemde achterdeur van voornoemde woning,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
3.
op 18 januari 2011 te Vianen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop en een muis en een
fotocamera, toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van
braak, immers heeft hij, verdachte,
- met een verstelbare schroefsleutel een cilinderslot van een poortdeur van een tuin
behorende bij voornoemde woning geforceerd, en
- vervolgens met een schroevendraaier openslaande deuren van voornoemde woning geforceerd.
4.
op een tijdstip in de periode van 5 februari 2011 tot en met 7 februari 2011 te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) naar zijn gading,
toebehorende aan de/een erfgename(n) van [A], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, als volgt heeft
gehandeld: hebbende hij, verdachte,
- met een breekvoorwerp een metalen plaat van een brievenbus van
voornoemde woning geforceerd en
- vervolgens met een verstelbare schroefsleutel een cilinderslot van een (keuken)deur van voornoemde woning geforceerd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2 en feit 4:
Telkens:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt aansluiting moet worden gezocht bij de door de LOVS gestelde richtlijnen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in een periode van drie weken schuldig gemaakt aan een woninginbraak en drie pogingen tot een woninginbraak. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Bewoners moeten zich juist in hun eigen huis veilig kunnen voelen. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Verdachte heeft echter alleen gedacht aan zijn eigen gewin.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 april 2011 volgt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verdachte ontkent zowel bij de politie als ter zitting de aan hem ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd. Hij neemt hierdoor naar het oordeel van de rechtbank geen verantwoordelijkheid voor hetgeen hij heeft gedaan.
Gelet op voornoemde is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende sanctie is. De rechtbank zal verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2 en feit 4: Telkens:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. A. Kuijer en mr. M.C. Oostendorp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 juni 2011.
Mr. Kuijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.