ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9069
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van handel in hasj met veroordeling tot werkstraf en geldboete
Op 21 juni 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van handel in hasj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in samenwerking met medeverdachten, betrokken was bij de handel in verdovende middelen in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder telefonische contacten en verklaringen van medeverdachten, die aantonen dat de verdachte een actieve rol speelde in de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, maar sprak hem vrij van een deel van de tenlastelegging. De rechtbank vond de ernst van het feit, dat de gezondheid van veel mensen in gevaar werd gebracht, voldoende reden voor een straf. Echter, rekening houdend met het tijdsverloop en de blanco documentatie van de verdachte, oordeelde de rechtbank dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend was. In plaats daarvan werd een werkstraf van 240 uren opgelegd, samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een geldboete van € 5.000,-. De rechtbank benadrukte dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd van twee jaar.