ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9055

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710951-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van handel in hasj met bijbehorende strafmaat

Op 21 juni 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van handel in hasj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de handel in verdovende middelen, waarbij hij een belangrijke schakel vormde in de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, maar het onder 2 ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op diverse bewijsmiddelen, waaronder telefoongesprekken en verklaringen van medeverdachten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen en vervoeren van een grote hoeveelheid hasj in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van het feit een langdurige vrijheidsstraf rechtvaardigt, maar heeft in dit geval gekozen voor een werkstraf in combinatie met een geldboete. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, een werkstraf van 240 uren en een geldboete van € 5.000,-. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710951-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 juni 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. meermalen samen met een ander of anderen opzettelijk hennep en/of hashish en/of marihuana buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008;
2. meermalen samen met een ander of anderen opzettelijk heeft gehandeld in hennep en/of hashish en/of marihuana in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. Ten aanzien van de uitvoer van verdovende middelen uit Nederland heeft de raadsman bepleit dat er voor de betrokkenheid van verdachte geen enkele aanwijzing voor in het dossier zit.
Ten aanzien van de handel in verdovende middelen heeft de raadsman aangevoerd dat niet aangetoond kan worden dat de telefoonnummers eindigend op 1118 en 7313 van respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn. Verdachte is nooit herkend, slechts zijn auto is waargenomen. Daarnaast voert de raadsman aan dat er in een sms-bericht wordt gesproken over 40 stuks en dat dit niet overeenkomt met 50 kilogram hasj en dat niet bewezen kan worden dat [medeverdachte 1] de drugs aan [verdachte] zou hebben gegeven.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank heeft geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen dat verdachte wist dan wel had moeten vermoeden dat zijn betrokkenheid bij feit 2, welke betrokkenheid uit de hierna te bespreken bewijsmiddelen blijkt, ook betrokkenheid impliceerde bij het buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen. De rechtbank zal verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dan ook vrijspreken.
4.3.2. De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de navolgende uitwerking van de gebruikte bewijsmiddelen, verwijzen, tenzij anders vermeld, naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer 2010073549 met opschrift “dossier Jetta”. Er is steeds sprake van processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde ambtenaren, tenzij anders is vermeld. Die processen-verbaal zijn gebundeld in 11 ordners en 2 losse processen-verbaal en doorlopend genummerd van pagina 1 tot en met 4934. In die processen-verbaal zijn onderzoeksbevindingen gerelateerd en verklaringen van personen die zijn ver- of gehoord. De vertaalde verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en de vertaalde processen-verbaal van bevindingen van Duitse opsporingsambtenaren beschouwt de rechtbank als stukken als bedoeld in artikel 344.1.5º Wetboek van Strafvordering. Deze worden slechts in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen gebezigd.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Verhoor [medeverdachte 2] (pag. 3825, 3826 en 3954)
Op 18 maart 2008 is in het door mij gebruikte voertuig 50 kg hasj aangetroffen. Ik heb dat voertuig slechts bestuurd. Mijn opdrachtgever is [betrokkene 1]. [betrokkene 1] heeft me gevraagd of ik iets wilde bijverdienen. Ik antwoordde hem dat ik daarin geïnteresseerd was. Toen ben ik begin februari met hem samen naar Vianen in Nederland gereden. Daar hebben we de C5 afgehaald waarmee ik vandaag werd aangehouden. [betrokkene 1] beloofde me dat ik de auto privé kon gebruiken als ik af en toe iets privé zou afhalen in Nederland. Per rit zou ik 450 euro krijgen. Hij zei me ook dat hij voortdurend bij de auto moest kunnen en daarom een tweede sleutel had. Hij vroeg me echter het voertuig op mijn naam te zetten. Later zei hij dat ik ook maar eens wat hasj moest vervoeren. Kort na de registratie van het voertuig zijn we toen weer naar Vianen gereden. We waren echter gescheiden onderweg. [betrokkene 1] had een auto gehuurd. Ik geloof dat het een Mercedes of een BMW was. We zijn daar ’s avonds om 23.00 uur aangekomen. We zijn toen naar een hotel met de naam Vianen gereden. Iets later kwam de persoon ook naar dit hotel en zei dat het die dag niet meer zou gaan. We hebben daar toen in een tweepersoonskamer overnacht en zijn de volgende ochtend afzonderlijk terug naar Dresden gereden. Later zijn we toen weer afzonderlijk met twee voertuigen naar Vianen gereden. [betrokkene 1] zei me dat hij daar in de C5 nog een tank wilde laten inbouwen, zodat ik tijdens mijn ritten een grotere actieradius zou hebben. Hij reed daar weer met een huurauto naartoe, omdat hij onderweg nog andere zaken wilde afhandelen. We ontmoetten elkaar toen in het hotel in Vianen en hebben daar overnacht. De C5 werd de volgende ochtend afgehaald bij het hotel en zo rond één uur ’s middags weer teruggebracht. Later, kort voor de terugreis, heb ik ook gezien dat daar een extra gastank was ingebouwd. Ik moest toen terugrijden naar Dresden en het voertuig parkeren in een garage in de [adres] in Dresden. Vrijdags zei [betrokkene 1] tegen me dat ik dinsdag, vandaag dus, de volgende rit naar Vianen voor hem moest maken. Ik moest hem daar om 9 uur voor het hotel ontmoeten. Ik was vandaag echter door een file pas rond 10.30 uur voor het hotel. [betrokkene 1] was er op dat moment al. Hij wachtte op de parkeerplaats voor het hotel. Naast hem bevond zich nog een persoon die ik bij de autoaankoop in februari al eens had gezien. [betrokkene 1] vroeg me toen naar de kamer te gaan – de auto moest ik echter openlaten. Dat heb ik toen ook zo gedaan. Nadat ik klaar was met eten, legde hij me uit dat de auto er niet was, maar direct teruggebracht zou worden. Om ca. 12.45 uur gaf hij mij een teken dat de wagen er weer was. Hij vroeg me toen direct terug te rijden naar Dresden en de auto in de garage te zetten. Onderweg mocht ik echter geen pauze houden, omdat het voertuig zo snel mogelijk weer in Dresden moest zijn.
Ik heb gezien dat [betrokkene 1] met twee personen heeft gesproken aan de bar in het hotel in Vianen tijdens onze verblijven daar. De ene was ongeveer 170 cm lang, stevig gebouwd, ietwat lang krullend donkerblond haar, geen baard, ca. 46 of 47 jaar oud. Ik geloof dat het een Nederlander was, maar hij sprak goed Duits. Ik heb gezien dat hij in een Citroën met Nederlands kenteken rijdt. Het kan ook een C5 zijn geweest. Hij droeg meestal een bruine leren jas.
Verhoor [medeverdachte 3] (pag. 3831 tot en met 3834)
Ongeveer eind 2007 resp. januari 2008 heb ik [betrokkene 2] uit Holland / Utrecht leren kennen. Ik heb [betrokkene 2] vervolgens ook in Holland na mijn vakantie in januari 2008 bezocht. Het werd snel duidelijk dat [betrokkene 2] over grote hoeveelheden hashish zou kunnen beschikken. Bovendien sprak hij over de mogelijkheid dat men in een auto een gastank kon inbouwen die als verstopplaats voor drugs kon dienen. Wij kwamen overeen dat [betrokkene 2] mij een dergelijke personenauto met bergplaats ter beschikking zou stellen. [betrokkene 2] maakte mij duidelijk dat drugshandel met hem alleen op basis van vooruitbetaling mogelijk was. [betrokkene 1] was onmiddellijk bereid financieel deel te nemen aan dit soort zaken. In dit verband bood [betrokkene 1] aan ook voor een chauffeur te zorgen. [betrokkene 1] was vervolgens met de chauffeur in Holland / Vianen en zij haalden daar de personenauto C5 op. Nadat de aanmelding was gebeurd, werd de personenauto weer door [betrokkene 1] en diens chauffeur naar Holland gebracht. In Holland moest dan, zoals afgesproken, de tweede gastank ingebouwd worden. Veel wijst erop dat een grotere hoeveelheid naar Dresden is gebracht, omdat ik dus enkele dagen later aan [naam] hashish heb overhandigd. Dat moet rond 29 februari 2008 zijn gebeurd. Het zou ongetwijfeld kunnen gaan om 5 kilogram hashish – ik weet het echter niet meer precies. Voor de levering van hashish, volgens mijn dossier op 18 maart 2008, die vervolgens door de douane veilig gesteld werd en tot aanhouding van [medeverdachte 2] leidde, wil ik verklaren dat ik daarvoor zelf € 10.000,00 in contanten aan [betrokkene 1] heb overhandigd. Het gehele verloop werd door [betrokkene 1] overgenomen. Ik weet dat hij met zijn chauffeur naar Holland is gereden. Vooraf waren er verschillende telefonische contacten tussen mij en [betrokkene 2]. [betrokkene 2] bevestigde mij later dat er een controle was geweest. In dit verband vroeg ik [betrokkene 2] hoeveel erin had gezeten. [betrokkene 2] noemde mij toen een getal net onder de 50, waarbij ik mij het precieze getal niet kan herinneren. Ik heb een gehuurde garage in Dresden aan de [adres].
De bewijsmiddelen specifiek voor een levering in of omstreeks februari 2008
Telefoongesprek tussen 7934 en 1118 d.d. 21 februari 2008 te 17.01 uur (pag. 2672)
7934 wordt gebeld door 1118. 1118 zegt dat hij al de hele middag aan het wachten is op het voorbeeld, maar dat het kan zijn dat het pas vanavond laat wordt en anders morgenochtend. 1118 bevestigt dat ze er in ieder geval morgenochtend kunnen zijn en zegt tevens dat ze wel een leuk prijsje kunnen maken. 7934 is tevreden en zegt dat hij het ook daar neer mag leggen en dan kom 7934 het morgen rond twaalven in die kroeg afhalen. 7934 vraagt dan of 1118 voor maandag en dinsdag stand-by kan houden. 7934 zegt “50 stuks, ik weet niet precies wanneer ze komen, maar dan kan het in een keer klets boem bats gaan ja?”.
Telefoongesprek tussen 7934 en 1118 d.d. 22 februari 2008 te 11.31 uur (pag. 2676)
7934 belt naar 1118 en vraagt naar het voorbeeldje. 1118 zegt dat hij net gebeld heeft en dat ze nog bezig zijn met het ophalen.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 22 februari 2008 te 16.52 uur (pag. 2685 tot en met 2687)
7934 wordt gebeld door de Duits sprekende 3489. 3489 zegt dat de auto op maandag om 10 uur omgemeld is. Dan is alles klaar. Ze zijn dan pas ’s avonds om 10 of 11 uur daar. 7934 zegt dat het in orde is. 3489 zegt dat de remmen en nog een paar andere dingen gemaakt moeten worden. 7934 vraagt 3489 om de rekening daarvan, want dat krijgen zij dan terug.
Telefoongesprek tussen 7934 en 7313 d.d. 25 februari 2008 te 16.48 uur (pag. 2694)
7934 vraagt NNman 7313 of deze er 50 klaar wil houden morgen. NNman 7313 vraagt die kimmetjes? (fonetisch). 7934 zegt Ja, het kan zijn dat het morgen wordt of woensdag.
Telefoongesprek tussen 7934 en 0272 d.d. 26 februari 2008 te 08.23 uur (pag. 2705)
7934 belt naar 0272 en zegt dat die sukkel gisteren om kwart over 12 bij motel Vianen was. 0272 vraagt of 7934 hem bij hem thuis wil neergooien. 7934 gaf aan te bellen om daar wat over af te spreken en zal hem bij zijn huis neergooien.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 26 februari 2008 te 09.33 uur (pag. 2706 tot en met 2708)
7934 belt naar 3489. 7934 zegt dat iemand tot 12 uur moet werken en de auto zo ophaalt. 3489 vindt dit een probleem want hij moet om 1 uur daar weg. Ze spreken af elkaar in het hotel bij de bar te ontmoeten.
Sms bericht van 3489 en 7934 d.d. 26 februari 2008 te 10.20 uur (pag. 2709 tot en met 2711)
Zimmer 55
Proces-verbaal van bevindingen (pag. 2119 tot en met 2132):
Blijkens de administratie van hotel Vianen, het zogenaamde registratieformulier, heeft op 26 februari 2008 te 00.29 uur de heer [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], ingecheckt. [betrokkene 1] legitimeerde zich met zijn identiteitskaart 7659189858. Hij verbleef op kamer 55 en vertrok op 26 februari 2008.
Telefoongesprek tussen 7934 en 0272 d.d. 26 februari 2008 te 10.51 uur (pag. 2712)
7934 zegt dat hij de auto nu naar hem toebrengt en dat hij de tank heeft meegenomen, maar niet de beugel. 0272 geeft aan dat hij die beugel nodig heeft. 7934 wil hem nu brengen en morgen ophalen. Volgens 0272 ligt het er aan of dat kan. Vanavond is daar iemand aan het werk en dan zou hij hem daarna moeten pakken. Hij had hem eigenlijk voor het weekend gepland. Dat was volgens 7934 ook de bedoeling, maar die auto kwam niet door de keuring. Volgens 7934 staan ze bij Van der Valk. Hij zal zeggen dat het even duurt.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 26 februari 2008 te 11.04 uur (pag. 2713 tot en met 2715)
7934 belt 3489. 7934 geeft aan dat er problemen zijn en dat de man een andere beslissing moet nemen.
Telefoongesprek tussen 7934 en 7313 d.d. 26 februari 2008 te 13.38 uur (pag. 2718)
7934 belt 7313 en zegt dat die auto nog niet klaar is, ze hebben hem net pas bij die gasboer gebracht. 7934 zegt dat ze gisteravond zouden komen maar dat ze vannacht pas om kwart over twaalf kwamen. 7934 zegt dat ze hem net om 1 uur pas bij die gozer hebben afgegooid en dan hoopt dat hij hem overmorgen klaar heeft. 7934 houdt 7313 op de hoogte.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 27 februari 2008 te 11.12 uur (pag. 2719 tot en met 2721)
7934 belt 3489. 3489 zegt dat [medeverdachte 3] er niet is en dat hij over 10 minuten terug kan bellen.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 27 februari 2008 te 11.21 uur (pag. 2722 tot en met 2724)
3489 belt 7934. 3489 wil weten of de auto klaar is. 3489 komt donderdagavond om 11 uur en ze rijden de volgende ochtend vroeg weer weg. 7934 zegt dat hij straks zal terug bellen. 3489 zegt dat ze niet zo veel van die anderen, die Tsjechen, hebben.
Telefoongesprek tussen 7934 en 0272 d.d. 27 februari 2008 te 11.30 uur (pag. 2725)
7934 belt naar 0272 en zegt dat hij net gebeld is door de transporteur die hem vroeg of hij de vrijdagochtend de auto kan oppikken. 7934 wil weten of 0272 ervoor kan zorgen dat de auto klaar is. 0272 zegt dat hij daar zijn best voor zal doen. 0272 vraagt waar de auto op transport heen moet. 7934 zegt naar Dresden en merkt op dat 0272 dat had kunnen zien aan het kenteken.
Telefoongesprek tussen 7934 en 0272 d.d. 28 februari 2008 te 11.47 uur (pag. 2731)
7934 belt 0272 en vraagt of de auto klaar is. 0272 zegt dat hij bijna klaar is. 0272 zegt dat hij vanavond of aan het eind van de middag eraan werkt en vraagt hoe laat 7934 hem morgen moet hebben. 7934 zegt dat die vent vanavond komt en in motel Vianen zit. 7934 zegt dat hij er bij wijze van spreken zijn spullen in kan doen en dat hij er klaar mee is.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 28 februari 2008 te 15.34 uur (pag. 2733 tot en met 2735)
7934 belt 3489 en zegt dat hij klaar is. 3489 zegt dat zij er ook klaar voor zijn. De man is ongerust want blijkbaar zijn anderen te laat.
Sms bericht van 3489 aan 7934 d.d. 28 februari 2008 te 16.57 uur (pag. 2739 tot en met 2741)
OK. Bitte 2 einzelzimmer. Ankunft gegen 22.30. Möchte morgen 6 uhr starten. Am beste abrechnung heute.
Sms bericht van 7934 aan 3489 d.d. 28 februari 2008 te 16.57 uur (pag. 2742 tot en met 2744)
2 einzel OK.c 50x1125 . 20x alt 1100. Bez. Gesamt 61000.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 28 februari 2008 te 22.34 uur (pag. 2754 tot en met 2756)
3489 belt 7934 en zegt dat ze bij het motel zijn.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 28 en 29 februari 2008 (pag. 283 tot en met 292)
Om 22.30 uur reed een zilverkleurige Mercedes, type S-klasse, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken], het parkeerterrein van hotel Van der Valk Vianen, [adres] te Vianen, op.
Omstreeks 22.33 uur stond de voornoemde Mercedes op het parkeerdek geparkeerd. Man NN1 en NN2 stapten uit de Mercedes en liepen hotel Van der Valk Vianen binnen.
Omstreeks 23.26 uur reed een Citroën C5 voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] het parkeerterrein van Van der Valk Vianen op. Zowel deze auto als de Mercedes [kenteken] worden dicht bij elkaar geparkeerd op het parkeerdek van het hotel.
Omstreeks 6.06 uur daaraanvolgend liep NN1 in de richting van de grijze Citroën C5, voorzien van het kenteken [kenteken] en legde tassen achterin de auto. Hierna sloot NN1 het voertuig weer af. Omstreeks 6.08 uur werd waargenomen dat NN1 instapte als bestuurder van de Citroën C5 met het kenteken [kenteken] en dat NN2 instapte als bestuurder van de Mercedes met het kenteken [kenteken]. Omstreeks 6.11 uur reden beide bestuurders met genoemde voertuigen weg van het parkeerdek in de richting van snelweg A2.
Naar aanleiding van de video-opnamen konden door de Duitse politie de manspersonen NN1 en NN2 geïdentificeerd worden. NN1 betrof [medeverdachte 2]. NN2 betrof [betrokkene 1].
Telefoongesprek tussen 7934 en 0347322670 d.d. 02 maart 2008 te 17.31 uur (pag. 2670 tot en met 2671)
7934 belt naar 2670 en zegt dat [naam] van de week € 61.000 van iemand moest aanpakken. Op het moment dat hij dat aan hem gaf bleek er weer 500 te weinig te zijn.
De bewijsmiddelen specifiek voor een levering in of omstreeks maart 2008
Telefoongesprek tussen 7934 en 7313 d.d. 17 maart 2008 te 14.09 uur (pag. 2789)
7934 belt naar 7313 en zegt dat de mensen morgen om elf uur bij hem zijn. 7934 vraagt of 7313 zorgt dat zijn zoon met 40 keer stuks komt? 7313 zegt dat het goed is. 7313 zegt dat het voor elkaar komt.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 18 maart 2008 (pag. 295 en 296)
Om 08.02 uur vertrok de Citroën [kenteken] vanaf de [adres] te Doorn. Om 08.24 uur werd waargenomen dat de bestuurder van de Citroën [kenteken], [betrokkene 2] was. Om 09.50 uur stond de Citroën geparkeerd op het parkeerterrein voor het Van der Valk hotel Vianen, gevestigd op de [adres] te [woonplaats]. Om 09.54 uur werd waargenomen dat [betrokkene 2] aan de bar zat van het Van der Valk hotel. Om 10.00 uur verlaat [betrokkene 2] met de Citroën [kenteken] het Van der Valk hotel. Om 10.05 uur kwam een Mercedes, type E klasse, voorzien van de Duitse kentekenplaat [kenteken] het parkeerterrein oprijden van hotel Van der Valk te Vianen. Deze werd geparkeerd.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 18 maart 2008 te 10.10 uur (pag. 2801 tot en met 2803)
3489 belt 7934 en zegt dat ze bij het motel zijn. 7934 zegt dat hij nog een uur nodig heeft en dat hij de auto op zal halen en meenemen. 3489 zal hem dat zeggen.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 18 maart 2008 (pag. 297 tot en met 299)
Om 10.13 uur werd waargenomen dat [betrokkene 2] als bestuurder in de Citroën [kenteken] kwam aanrijden en stopte voor de ingang van het hotel. Via het geopende bestuurdersraam kreeg hij een hand van NN01. Daarna wees NN01 naar de Citroën [kenteken] en [betrokkene 2] parkeerde vervolgens de Citroën [kenteken]. Om 10.15 liep [betrokkene 2] naar de Citroën [kenteken] en om 10.21 uur werd waargenomen dat [betrokkene 2] als bestuurder in de Citroën [kenteken] stapte en vertrok. Om 10.48 uur wordt waargenomen dat [betrokkene 2] aan de achterzijde van de Citroën [kenteken] stond. [betrokkene 2] haalde meerdere zwartkleurige voorwerpen uit de Albert Heijn tas en legde deze bij de gastank. Hierbij werd het geluid gehoord van een hard voorwerp dat tegen metaal aankomt.
Omstreeks 11.03 uur werd waargenomen dat [betrokkene 2] uit de woning op de [adres] te Doorn kwam en vertrok. Om 11.39 uur parkeerde hij op de Kerkstraat in Vianen en liep naar een winkel genaamd “[naam]”. Om 12.35 uur kwam [betrokkene 2] met een doos, samen met NN03, de winkel “[naam]” uit. [betrokkene 2] liep in de richting van de Citroën [kenteken]. Later, te 12.50 uur, werd waargenomen dat de Citroën [kenteken] het terrein van het Van der Valk hotel in Vianen opreed. Om 12.56 uur kwam NN02 met een weekendtas en een zwarte lederen schoudertas uit het hotel en stapte als bestuurder in de Citroën [kenteken] en vertrok. Om 14.04 uur werd waargenomen dat de Citroën [kenteken] de Duitse grens passeerde.
Telefoongesprek tussen 7934 en 1118 d.d. 18 maart 2008 te 10.22 uur (pag. 2804)
7934 belt naar 1118. 1118 wordt [verdachte] genoemd. 7934 zegt dat hij compleet is, dat hij alles heeft, het geld, de auto. 1118 zegt dat hij daar binnen een half uurtje is. 7934 vraagt 1118 of hij naar Amsterdam moet. 1118 antwoordt bevestigend. 7934 zegt dat 1118 naar de winkel in Vianen moet komen, waar ze het werkplaatsje hebben. 1118 zegt dat hij daar nog nooit is geweest. 7934 en 1118 spreken vervolgens af bij motel Vianen.
Telefoongesprek tussen 7934 en 1118 d.d. 18 maart 2008 te 12.08 uur (pag. 2807)
7934 belt naar 1118 en zegt dat “mijn maatje”daar staat en dat 1118 maar achter hem aan moet rijden.
Telefoongesprek tussen 7934 en 1118 d.d. 18 maart 2008 te 12.17 uur (pag. 2808)
1118 belt 7934. 7934 zegt dat “hij” er zo aan komt rijden met zijn zwarte Mercedes en (de ander) maar achter hem aan moet gaan.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 18 maart 2008 (pagina 298)
Om 12.20 uur wordt waargenomen dat de Mercedes ML met kenteken [kenteken] vanuit de winkel “[naam]” naar motel Vianen rijdt. Bij het motel keert de Mercedes en rijdt weer terug naar de winkel “[naam]”. Vanaf het motel rijdt een Volkswagen Golf [kenteken] achter hem aan. Vervolgens wordt gezien dat de bestuurders van de Mercedes en de Volkswagen de winkel ingaan.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 18 maart 2008 te 17.51 uur (pag. 2809 tot en met 2811)
3489 belt 7934 en zegt dat hun bestuurder weg is. Hij neemt zijn telefoon niet op, wat hij normaal altijd doet. 3489 vraagt hoeveel erin zat. 7934 zegt 50 of 49,3. 3489 zegt dat hij gaat uitzoeken wat er gebeurd is.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 18 maart 2008 te 18.27 uur (pag. 2818 tot en met 2820)
7934 geeft door dat de 50 die 3489 vanmorgen gezien heeft bij de Bundesgrenzschutz zijn. 7934 merkt op dat het jammer voor de oude man is.
Proces-verbaal van bevindingen politie – douane te Duitsland (pag. 3933, 3948).
Arrestatie van [medeverdachte 2], woonachtig te Dresden. Bij de doorzoeking van de personenauto Citroën combi C5, zilver, kenteken [kenteken] werd een tweede gastank waargenomen in de kofferbak, direct achter de rugleuning van de achterbank, die in eerste instantie aangesloten leek te zijn aan de aandrijving. Bij verder onderzoek werd echter vastgesteld dat deze niet was aangesloten. De drukmeter werd er afgeschroefd. Uit het interieur van de cilindervormige tank werden in totaal 50 pakketten à 1 kg hasj gehaald.
4.3.3. Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van voornoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat het telefoonnummer eindigend op 1118 toebehoort aan verdachte op grond van het volgende.
In een gesprek heet de persoon die belt met het nummer eindigend op 1118 [verdachte].
De auto van medeverdachte [verdachte], een Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] , wordt gesignaleerd bij hotel Van der Valk, rijdend achter een zwarte Mercedes aan, nadat door 7934 is gebeld met het nummer eindigend op 1118 en is afgesproken bij het motel te Vianen en is afgesproken dat 1118 daar achter een zwarte Mercedes aan kan rijden.
De rechtbank stelt vast dat het telefoonnummer eindigend op 7313 toebehoort aan verdachtes vader, [medeverdachte 1], op grond van het volgende:
In de gesprekken tussen 1118 en 7934 komt ter sprake dat 7934 ook wel spreekt met de vader van [verdachte].
De [verdachte] genoemde persoon gebruikt soms het nummer 7313 om 7934 te bellen . Dit nummer wordt voor het overige gebruikt door [naam].
7934 spreekt op 17 maart 2008 met Frans met nummer 7313 af dat morgen om elf uur die mensen bij 7934 zijn en vraagt “dus als je zorgt dat je zoon met 40 keer stuks komt, ja?”
De vader van [verdachte] is [medeverdachte 1], verdachte.
Verdachte gebruikt dus het nummer eindigend op 7313 en belt op 25 februari 2008 met het nummer dat toegeschreven wordt aan [betrokkene 2], namelijk het nummer dat eindigt op 7934. Vervolgens vraagt 7934 aan 7313 of deze er 50 klaar wil houden morgen. 7313 vraagt die kimmetjes? (fonetisch). 7934 zegt Ja, het kan zijn dat het morgen wordt of woensdag. Uit de opeenvolgende gebeurtenissen blijkt dat de aflevering vertraging heeft als gevolg van perikelen met de auto die voor het vervoer geschikt moet worden gemaakt.
Op 17 maart 2008 belt verdachte met het nummer van [betrokkene 2] en hij krijgt dan te horen dat de mensen morgen om elf uur bij [betrokkene 2] zijn. 7934 vraagt of verdachte zorgt dat zijn zoon met 40 keer stuks komt. Verdachte zegt dat het goed is en zegt dat het voor elkaar komt. Op 18 maart 2008 blijken de zoon, [verdachte], en [betrokkene 2] elkaar te ontmoeten bij [naam], waar [betrokkene 2] zich bevindt, met de auto van [medeverdachte 2]. Vervolgens wordt de auto onderschept waarin [medeverdachte 2] 50 kilogram hashish blijkt te vervoeren.
De rechtbank ontleent het bewijs dat 50 kilogram of in ieder geval een grote hoeveelheid is uitgevoerd bij het eerste transport rond 29 februari 2008 aan het kennelijk met dat transport gemoeide bedrag van € 61.000,-, aan de verklaring van [medeverdachte 3] en aan voorafgaand telefoonverkeer over 50 “kimmetjes”. Voor de duiding van dat laatste is van belang dat bij op 26 mei 2008 50 platen van een bruine substantie hars van de cannabisplant (hashish) in beslag zijn genomen, met een gestempeld motief “ KIM”.
Daarnaast is van belang dat bij dit transport en het transport op 18 maart 2008 dezelfde auto, dezelfde chauffeur en begeleider, dezelfde bemiddelaar (gebruiker van nummer 7934) en de zelfde leverancier (gebruiker van nummer 7313) betrokken waren.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen, omdat verdachte steeds telefonisch overleg heeft gehad met het telefoonnummer dat eindigt op 7934, dat door de politie wordt toegeschreven aan medeverdachte [betrokkene 2] en hij als bestuurder en leverancier is opgetreden voor [betrokkene 2] en [medeverdachte 1]. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aldus nauw en bewust samenwerkte met anderen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008 in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een grote hoeveelheid hashish, in elk geval telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram hashish, telkens zijnde hashish een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat het een feit van drie jaar oud betreft, dat verdachte een “first offender” is en dat gelet daarop een werkstraf passend zou zijn.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handel in verdovende middelen. Hij vormde een belangrijke schakel in de keten van criminele activiteiten, namelijk als leverancier van hasish. Hiermee heeft verdachte bovendien de gezondheid van een groot aantal mensen in gevaar gebracht. Verdachte heeft zijn eigen financiële belang boven het belang van anderen gesteld en heeft daarmee de maatschappij geschaad.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit in beginsel een langdurige vrijheidsstraf rechtvaardigt, maar met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend is. De rechtbank acht, gelet op de aard van het feit, het tijdsverloop en de blanco documentatie van verdachte, een werkstraf in combinatie met een geldboete een passende straf. Vanwege de ernst van het feit komt de rechtbank tot de maximaal op te leggen werkstraf. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan enig strafbaar feit. De geldboete is passend omdat sprake is van een uit winstbejag gepleegd misdrijf.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 5.000,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en
mr. J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juni 2011.
Mr. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.