ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9055
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor medeplegen van handel in hasj met bijbehorende strafmaat
Op 21 juni 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van handel in hasj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de handel in verdovende middelen, waarbij hij een belangrijke schakel vormde in de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, maar het onder 2 ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op diverse bewijsmiddelen, waaronder telefoongesprekken en verklaringen van medeverdachten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen en vervoeren van een grote hoeveelheid hasj in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van het feit een langdurige vrijheidsstraf rechtvaardigt, maar heeft in dit geval gekozen voor een werkstraf in combinatie met een geldboete. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, een werkstraf van 240 uren en een geldboete van € 5.000,-. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.