ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9040

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601237-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ter zake van medeplichtigheid aan het buiten het grondgebied van Nederland brengen en aan handel in hasj

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 21 juni 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het buiten het grondgebied van Nederland brengen en de handel in hasj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het vervoer van hasj door een gastank in een auto in te bouwen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan een drugstransport in maart 2008, en sprak de verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrij. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte medeplichtig was aan de handel in verdovende middelen, wat de gezondheid van vele mensen in gevaar heeft gebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank heeft een werkstraf van 90 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard aan medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601237-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1960] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. V.Q. Vallenduuk-Bobeck, advocaat te Haarlem
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 juni 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. Primair: meermalen samen met een ander of anderen opzettelijk hennep en/of hashish en/of marihuana buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008;
Subsidiair: medeplichtig is aan het meermalen opzettelijk hennep en/of hashish en/of marihuana buiten het grondgebied van Nederland brengen in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008;
2. Primair: meermalen samen met een ander of anderen opzettelijk heeft gehandeld in hennep en/of hashish en/of marihuana in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008;
Subsidiair: medeplichtig is aan het meermalen opzettelijk handelen in hennep en/of hashish en/of marihuana in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 stelt de raadsvrouw zich primair op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
De raadsvrouw voert aan dat er bij het transport op 29 februari 2008 niet duidelijk is of er tijdens deze rit 50 kilo hasj is vervoerd, nu er geen drugs zijn aangetroffen en er door verdachte [medeverdachte 1] wordt gesproken over een testrit. Tevens komt uit de observaties geen eenduidig beeld naar voren. Het kan dus niet vastgesteld worden dat er drugs is vervoerd met behulp van een ingebouwde gastank.
Met betrekking tot het transport op 18 maart 2008 stelt de raadsvrouw dat verdachte hier helemaal niets mee te maken heeft gehad. Verdachte heeft slechts eenmalig een gastank ingebouwd in de Citroën C5. Het is onduidelijk wat er daarna met de gastank is gebeurd. De raadsvrouw voert verder aan dat er een andere gastank in de auto is geladen voor het transport op 18 maart 2008 en dat niet uit het dossier blijkt dat verdachte een tweede keer een gastank heeft ingebouwd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen sprake van medeplegen is, nu verdachte geen opzet op het gronddelict en geen opzet op het medeplegen heeft gehad. Er blijkt niet van een nauwe en bewuste samenwerking en verdachte is volgens de raadsvrouw geen gelijkwaardige participant in het geheel.
Ten aanzien van de medeplichtigheid heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de uitvoer en handel van verdovende middelen. Het inbouwen van een gastank is niet strafbaar en verdachte wist niet dat het voor het vervoeren van verdovende middelen bedoeld was. De raadsvrouw is tevens van mening dat voorwaardelijk opzet niet bewezen kan worden. Verdachte is volgens haar naïef geweest en heeft te goeder trouw gehandeld.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen onder 1 primair en onder 2 primair is ten laste gelegd, heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan een drugstransport in de maand maart 2008. Uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een gastank heeft ingebouwd in de laatste week van februari 2008. De rechtbank is van oordeel dat het transport op 18 maart 2008 hier te ver van verwijderd ligt om dit feit aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dat gedeelte van de tenlastelegging, het tweede gedachtestreepje onder feit 1 subsidiair, partieel vrijspreken.
4.3.2. De bewijsmiddelen
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de navolgende uitwerking van de gebruikte bewijsmiddelen, verwijzen, tenzij anders vermeld, naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer 2010073549 met opschrift “dossier Jetta”. Er is steeds sprake van processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde ambtenaren, tenzij anders is vermeld. Die processen-verbaal zijn gebundeld in 11 ordners en 2 losse processen-verbaal en doorlopend genummerd van pagina 1 tot en met 4934. In die processen-verbaal zijn onderzoeksbevindingen gerelateerd en verklaringen van personen die zijn ver- of gehoord. De vertaalde verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], en de vertaalde processen-verbaal van bevindingen van Duitse opsporingsambtenaren beschouwt de rechtbank als stukken als bedoeld in artikel 344.1.5º Wetboek van Strafvordering. Deze worden slechts in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen gebezigd.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2011
Begin 2008 heb ik een tweede gastank ingebouwd in een auto voor [betrokkene 1]. Deze auto zou een Citroën geweest kunnen zijn. Het telefoonnummer eindigend op 0272 is van mij. De telefoongesprekken die de politie mij heeft voorgehouden, heb ik gevoerd. Ik vond het een goed idee om waardevolle spullen in een extra gastank op te bergen.
Verhoor [medeverdachte 2] (pag. 3825, 3826 en 3954)
Op 18 maart 2008 is in het door mij gebruikte voertuig 50 kg hasj aangetroffen. Ik heb dat voertuig slechts bestuurd. Mijn opdrachtgever is [betrokkene 2]. [betrokkene 2] heeft me gevraagd of ik iets wilde bijverdienen. Ik antwoordde hem dat ik daarin geïnteresseerd was. Toen ben ik begin februari met hem samen naar Vianen in Nederland gereden. Daar hebben we de C5 afgehaald waarmee ik vandaag werd aangehouden. [betrokkene 2] beloofde me dat ik de auto privé kon gebruiken als ik af en toe iets privé zou afhalen in Nederland. Per rit zou ik 450 euro krijgen. Later zei hij dat ik ook maar eens wat hasj moest vervoeren. Kort na de registratie van het voertuig zijn we weer naar Vianen gereden. [betrokkene 2] had een huurauto gehuurd. Ik geloof dat het een Mercedes of een BMW was. We zijn daar ’s avonds om 23.00 uur aangekomen. We zijn toen naar een hotel met de naam Vianen gereden. Iets later kwam de persoon ook naar dit hotel en zei dat het die dag niet meer zou gaan. We hebben daar toen in een tweepersoonskamer overnacht en zijn de volgende ochtend afzonderlijk terug naar Dresden gereden. Later zijn we toen weer afzonderlijk met twee voertuigen naar Vianen gereden. [betrokkene 2] zei me dat hij daar in de C5 nog een tank wilde laten inbouwen, zodat ik tijdens mijn ritten een grotere actieradius zou hebben. We ontmoetten elkaar toen in het hotel in Vianen en hebben daar overnacht. De C5 werd de volgende ochtend afgehaald bij het hotel en zo rond één uur ’s middags weer teruggebracht. Later, kort voor de terugreis, heb ik ook gezien dat daar een extra gastank was ingebouwd. Ik moest toen terugrijden naar Dresden en het voertuig parkeren in een garage in de [adres] in Dresden. Vrijdags zei [betrokkene 2] tegen me dat ik dinsdag, vandaag dus, de volgende rit naar Vianen voor hem moest maken. Ik was vandaag echter door een file pas rond 10.30 uur voor het hotel. [betrokkene 2] was er op dat moment al. Hij wachtte op de parkeerplaats voor het hotel. Naast hem bevond zich nog een persoon die ik bij de autoaankoop in februari al eens had gezien. [betrokkene 2] vroeg me toen naar de kamer te gaan – de auto moest ik echter openlaten. Dat heb ik toen ook zo gedaan. Nadat ik klaar was met eten, legde hij me uit dat de auto er niet was, maar direct teruggebracht zou worden. Om ca. 12.45 uur gaf hij mij een teken dat de wagen er weer was. Hij vroeg me toen direct terug te rijden naar Dresden en de auto in de garage te zetten. Onderweg mocht ik echter geen pauze houden, omdat het voertuig zo snel mogelijk weer in Dresden moest zijn.
Ik heb gezien dat [betrokkene 2] met twee personen heeft gesproken aan de bar in het hotel in Vianen tijdens onze verblijven daar. De ene was ongeveer 170 cm lang, stevig gebouwd, ietwat lang krullend donkerblond haar, geen baard, ca. 46 of 47 jaar oud. Ik geloof dat het een Nederlander was, maar hij sprak goed Duits. Ik heb gezien dat hij in een Citroën met Nederlands kenteken rijdt. Het kan een C5 zijn geweest. Hij droeg meestal een bruine leren jas.
[medeverdachte 1] (pag. 3831 tot en met 3834)
Ongeveer eind 2007 resp. januari 2008 heb ik [betrokkene 1] uit Holland / Utrecht leren kennen. Ik heb [betrokkene 1] vervolgens ook in Holland na mijn vakantie in januari 2008 bezocht. Het werd snel duidelijk dat [betrokkene 1] over grote hoeveelheden hasjiesj zou kunnen beschikken. Bovendien sprak hij over de mogelijkheid dat men in een auto een gastank kon inbouwen die als verstopplaats voor drugs kon dienen. Wij kwamen overeen dat [betrokkene 1] mij een dergelijke personenauto met bergplaats ter beschikking zou stellen. [betrokkene 1] maakte mij duidelijk dat drugshandel met hem alleen op basis van vooruitbetaling mogelijk was. [betrokkene 2] was onmiddellijk bereid financieel deel te nemen aan dit soort zaken. In dit verband bood [betrokkene 2] aan ook voor een chauffeur te zorgen. [betrokkene 2] was vervolgens met de chauffeur in Holland / Vianen en zij haalden daar de personenauto C5 op. Nadat de aanmelding was gebeurd, werd de personenauto weer door [betrokkene 2] en diens chauffeur naar Holland gebracht. In Holland moest dan, zoals afgesproken, de tweede gastank ingebouwd worden. Veel wijst erop dat een grotere hoeveelheid naar Dresden is gebracht, omdat ik dus enkele dagen later aan [naam] hasjiesj heb overhandigd. Dat moet rond 29 februari 2008 zijn gebeurd. Het zou ongetwijfeld kunnen gaan om 50 kilogram hasjiesj – ik weet het echter niet meer precies. Voor de levering van hasjiesj, volgens mijn dossier op 18 maart 2008, die vervolgens door de douane veilig gesteld werd en tot aanhouding van [medeverdachte 2] leidde, wil ik verklaren dat ik daarvoor zelf € 10.000,00 in contanten aan [betrokkene 2] heb overhandigd. Het gehele verloop werd door [betrokkene 2] overgenomen. Ik weet dat hij met zijn chauffeur naar Holland is gereden. [betrokkene 1] bevestigde mij later dat er een controle was geweest. In dit verband vroeg ik [betrokkene 1] hoeveel erin had gezeten. [betrokkene 1] noemde mij toen een getal net onder de 50, waarbij ik mij het precieze getal niet kan herinneren. Ik heb een gehuurde garage in Dresden aan de [adres].
De bewijsmiddelen specifiek voor een levering in of omstreeks februari 2008
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 22 februari 2008 te 16.52 uur (pag. 2685 tot en met 2687)
7934 wordt gebeld door de Duits sprekende 3489. 3489 zegt dat de auto op maandag om 10 uur omgemeld is. Dan is alles klaar. Ze zijn dan pas ’s avonds om 10 of 11 uur daar. 7934 zegt dat het in orde is. 3489 zegt dat de remmen en nog een paar andere dingen gemaakt moeten worden. 7934 vraagt 3489 om de rekening daarvan, want dat krijgen zij dan terug.
Telefoongesprek tussen 7934 en 7313 d.d. 25 februari 2008 te 16.48 uur (pag. 2694)
7934 vraagt NNman 7313 of deze er 50 klaar wil houden morgen. NNman 7313 vraagt die kimmetjes? (fonetisch). 7934 zegt Ja, het kan zijn dat het morgen wordt of woensdag.
Telefoongesprek tussen 7934 en 0272 d.d. 26 februari 2008 te 08.23 uur (pag. 2705)
7934 belt naar 0272 en zegt dat die sukkel gisteren om kwart over 12 bij motel Vianen was. 0272 vraagt of 7934 hem bij hem thuis wil neergooien. 7934 gaf aan te bellen om daar wat over af te spreken en zal hem bij zijn huis neergooien.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 26 februari 2008 te 09.33 uur (pag. 2706 tot en met 2708)
7934 belt naar 3489. 7934 zegt dat iemand tot 12 uur moet werken en de auto zo ophaalt. 3489 vindt dit een probleem want hij moet om 1 uur daar weg. Ze spreken af elkaar in het hotel bij de bar te ontmoeten.
Sms bericht van 3489 en 7934 d.d. 26 februari 2008 te 10.20 uur (pag. 2709 tot en met 2711)
Zimmer 55
Proces-verbaal van bevindingen (pag. 2119 tot en met 2132):
Blijkens de administratie van hotel Vianen, het zogenaamde registratieformulier, heeft op 26 februari 2008 te 00.29 uur de heer [betrokkene 2], wonende te [woonplaats], ingecheckt. [betrokkene 2] legitimeerde zich met zijn identiteitskaart 7659189858. Hij verbleef op kamer 55 en vertrok op 26 februari 2008.
Telefoongesprek tussen 7934 en 0272 d.d. 26 februari 2008 te 10.51 uur (pag. 2712)
7934 zegt dat hij de auto nu naar hem toebrengt en dat hij de tank heeft meegenomen, maar niet de beugel. 0272 geeft aan dat hij die beugel nodig heeft. 7934 wil hem nu brengen en morgen ophalen. Volgens 0272 ligt het er aan of dat kan. Vanavond is daar iemand aan het werk en dan zou hij hem daarna moeten pakken. Hij had hem eigenlijk voor het weekend gepland. Dat was volgens 7934 ook de bedoeling, maar die auto kwam niet door de keuring. Volgens 7934 staan ze bij Van der Valk. Hij zal zeggen dat het even duurt.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 26 februari 2008 te 11.04 uur (pag. 2713 tot en met 2715)
7934 belt 3489. 7934 geeft aan dat er problemen zijn en dat de man een andere beslissing moet nemen.
Telefoongesprek tussen 7934 en 7313 d.d. 26 februari 2008 te 13.38 uur (pag. 2718)
7934 belt 7313 en zegt dat die auto nog niet klaar is, ze hebben hem net pas bij die gasboer gebracht. 7934 zegt dat ze gisteravond zouden komen maar dat ze vannacht pas om kwart over twaalf kwamen. 7934 zegt dat ze hem net om 1 uur pas bij die gozer hebben afgegooid en dan hoopt dat hij hem overmorgen klaar heeft. 7934 houdt 7313 op de hoogte.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 27 februari 2008 te 11.12 uur (pag. 2719 tot en met 2721)
7934 belt 3489. 3489 zegt dat [medeverdachte 1] er niet is en dat hij over 10 minuten terug kan bellen.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 27 februari 2008 te 11.21 uur (pag. 2722 tot en met 2724)
3489 belt 7934. 3489 wil weten of de auto klaar is. 3489 komt donderdagavond om 11 uur en ze rijden de volgende ochtend vroeg weer weg. 7934 zegt dat hij straks zal terug bellen. 3489 zegt dat ze niet zo veel van die anderen, die Tsjechen, hebben.
Telefoongesprek tussen 7934 en 0272 d.d. 27 februari 2008 te 11.30 uur (pag. 2725)
7934 belt naar 0272 en zegt dat hij net gebeld is door de transporteur die hem vroeg of hij de vrijdagochtend de auto kan oppikken. 7934 wil weten of 0272 ervoor kan zorgen dat de auto klaar is. 0272 zegt dat hij daar zijn best voor zal doen. 0272 vraagt waar de auto op transport heen moet. 7934 zegt naar Dresden en merkt op dat 0272 dat had kunnen zien aan het kenteken.
Telefoongesprek tussen 7934 en 0272 d.d. 28 februari 2008 te 11.47 uur (pag. 2731)
7934 belt 0272 en vraagt of de auto klaar is. 0272 zegt dat hij bijna klaar is. 0272 zegt dat hij vanavond of aan het eind van de middag eraan werkt en vraagt hoe laat 7934 hem morgen moet hebben. 7934 zegt dat die vent vanavond komt en in motel Vianen zit. 7934 zegt dat hij er bij wijze van spreken zijn spullen in kan doen en dat hij er klaar mee is.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 28 februari 2008 te 15.34 uur (pag. 2733 tot en met 2735)
7934 belt 3489 en zegt dat hij klaar is. 3489 zegt dat zij er ook klaar voor zijn. De man is ongerust want blijkbaar zijn anderen te laat.
Sms bericht van 3489 aan 7934 d.d. 28 februari 2008 te 16.57 uur (pag. 2739 tot en met 2741)
OK. Bitte 2 einzelzimmer. Ankunft gegen 22.30. Möchte morgen 6 uhr starten. Am beste abrechnung heute.
Sms bericht van 7934 aan 3489 d.d. 28 februari 2008 te 16.57 uur (pag. 2742 tot en met 2744)
2 einzel OK.c 20x alt 1100. Bez. Gesamt 61000.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 28 februari 2008 te 22.34 uur (pag. 2754 tot en met 2756)
3489 belt 7934 en zegt dat ze bij het motel zijn.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 28 en 29 februari 2008 (pag. 283 tot en met 292)
Om 22.30 uur reed een zilverkleurige Mercedes, type S-klasse, voorzien van het Duitse kenteken HHCV7251, het parkeerterrein van hotel Van der Valk Vianen, [adres] te Vianen, op.
Omstreeks 22.33 uur stond de voornoemde Mercedes op het parkeerdek geparkeerd. Man NN1 en NN2 stapten uit de Mercedes en liepen hotel Van der Valk Vianen binnen.
Omstreeks 23.26 uur reed een Citroën C5 voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] het parkeerterrein van Van der Valk Vianen op. Zowel deze auto als de Mercedes HHCV7251 worden dicht bij elkaar geparkeerd op het parkeerdek van het hotel.
Omstreeks 6.06 uur daaraanvolgend liep NN1 in de richting van de grijze Citroën C5, voorzien van het kenteken [kenteken] en legde tassen achterin de auto. Hierna sloot NN1 het voertuig weer af. Omstreeks 6.08 uur werd waargenomen dat NN1 instapte als bestuurder van de Citroën C5 met het kenteken [kenteken] en dat NN2 instapte als bestuurder van de Mercedes met het kenteken HHCV7251. Omstreeks 6.11 uur reden beide bestuurders met genoemde voertuigen weg van het parkeerdek in de richting van snelweg A2.
Naar aanleiding van de video-opnamen konden door de Duitse politie de manspersonen NN1 en NN2 geïdentificeerd worden. NN1 betrof [medeverdachte 2]. NN2 betrof [betrokkene 2].
Telefoongesprek tussen 7934 en 0347322670 d.d. 02 maart 2008 te 17.31 uur (pag. 2670 tot en met 2671)
7934 belt naar 2670 en zegt dat [naam] van de week € 61.000,- van iemand moest aanpakken. Op het moment dat hij dat aan hem gaf bleek er weer 500 te weinig te zijn.
4.3.3. Bewijsoverwegingen
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplichtig zijn aan het drugstransport in februari 2008 en de handel in verdovende middelen binnen Nederland.
4.3.3.1. Transport van hashish in februari 2008
Het bewijs dat 50 kilogram of in ieder geval een grote hoeveelheid hasj is uitgevoerd bij het eerste transport kan worden ontleend aan het kennelijk met dat transport gemoeide bedrag van € 61.000,-, aan de verklaring van [medeverdachte 1]., aan voorafgaand telefoonverkeer over 50 “kimmetjes” Voor de duiding van dat laatste is van belang dat bij op 26 mei 2008 50 platen van een bruine substantie hars van de cannabisplant (hashish) in beslag zijn genomen, met een gestempeld motief “ KIM”.(pag. 4823, 4825)
Daarnaast is van belang dat een transport op 18 maart 2008, waarbij dezelfde auto, dezelfde chauffeur, dezelfde bemiddelaar (gebruiker van nummer 7934) en de zelfde leverancier (gebruiker van nummer 7313) betrokken waren 50 pakketten à 1 kg hasj zijn aangetroffen in de tweede gastank. (pag. 3933, 3948).
De rechtbank ontleent het bewijs dat 50 kilogram of in ieder geval een grote hoeveelheid is uitgevoerd bij het eerste transport rond 29 februari 2008 aan het kennelijk met dat transport gemoeide bedrag van € 61.000,-, aan de verklaring van [medeverdachte 1] en aan voorafgaand telefoonverkeer over 50 “kimmetjes”. Voor de duiding van dat laatste is van belang dat bij op 26 mei 2008 50 platen van een bruine substantie hars van de cannabisplant (hashish) in beslag zijn genomen, met een gestempeld motief “ KIM”.
Daarnaast is van belang dat bij het transport in februari 2008 en een transport op 18 maart 2008, waarbij 50 kilo hashish is aangetroffen, dezelfde auto, dezelfde chauffeur en begeleider, dezelfde bemiddelaar (gebruiker van nummer 7934) en de zelfde leverancier (gebruiker van nummer 7313) betrokken waren. Dit blijkt uit de volgende bewijsmiddelen:
Telefoongesprek tussen 7934 en 7313 d.d. 17 maart 2008 te 14.09 uur (pag. 2789)
7934 belt naar 7313 en zegt dat de mensen morgen om elf uur bij hem zijn. 7934 vraagt of 7313 zorgt dat zijn zoon met 40 keer stuks komt? 7313 zegt dat het goed is. 7313 zegt dat het voor elkaar komt.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 18 maart 2008 (pag. 295 en 296)
Om 08.02 uur vertrok de Citroën [kenteken] vanaf de [adres] te Doorn. Om 08.24 uur werd waargenomen dat de bestuurder van de Citroën [kenteken], [betrokkene 1] was. Om 09.50 uur stond de Citroën geparkeerd op het parkeerterrein voor het Van der Valk hotel Vianen, gevestigd op de [adres] te [woonplaats]. Om 09.54 uur werd waargenomen dat [betrokkene 1] aan de bar zat van het Van der Valk hotel. Om 10.00 uur verlaat [betrokkene 1] met de Citroën [kenteken] het Van der Valk hotel. Om 10.05 uur kwam een Mercedes, type E klasse, voorzien van de Duitse kentekenplaat [kenteken] het parkeerterrein oprijden van hotel Van der Valk te Vianen. Deze werd geparkeerd.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 18 maart 2008 te 10.10 uur (pag. 2801 tot en met 2803)
3489 belt 7934 en zegt dat ze bij het motel zijn. 7934 zegt dat hij nog een uur nodig heeft en dat hij de auto op zal halen en meenemen. 3489 zal hem dat zeggen.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 18 maart 2008 (pag. 297 tot en met 299)
Om 10.13 uur werd waargenomen dat [betrokkene 1] als bestuurder in de Citroën [kenteken] kwam aanrijden en stopte voor de ingang van het hotel. Via het geopende bestuurdersraam kreeg hij een hand van NN01. Daarna wees NN01 naar de Citroën [kenteken] en [betrokkene 1] parkeerde vervolgens de Citroën [kenteken]. Om 10.15 liep [betrokkene 1] naar de Citroën [kenteken] en om 10.21 uur werd waargenomen dat [betrokkene 1] als bestuurder in de Citroën [kenteken] stapte en vertrok. Om 10.48 uur wordt waargenomen dat [betrokkene 1] aan de achterzijde van de Citroën [kenteken] stond. [betrokkene 1] haalde meerdere zwartkleurige voorwerpen uit de Albert Heijn tas en legde deze bij de gastank. Hierbij werd het geluid gehoord van een hard voorwerp dat tegen metaal aankomt.
Omstreeks 11.03 uur werd waargenomen dat [betrokkene 1] uit de woning op de [adres] te Doorn kwam en vertrok. Om 11.39 uur parkeerde hij op de Kerkstraat in Vianen en liep naar een winkel genaamd “Just for fun”. Om 12.35 uur kwam [betrokkene 1] met een doos, samen met NN03, de winkel “Just for fun” uit. [betrokkene 1] liep in de richting van de Citroën [kenteken]. Later, te 12.50 uur, werd waargenomen dat de Citroën [kenteken] het terrein van het Van der Valk hotel in Vianen opreed. Om 12.56 uur kwam NN02 met een weekendtas en een zwarte lederen schoudertas uit het hotel en stapte als bestuurder in de Citroën [kenteken] en vertrok. Om 14.04 uur werd waargenomen dat de Citroën [kenteken] de Duitse grens passeerde.
Telefoongesprek tussen 7934 en 1118 d.d. 18 maart 2008 te 10.22 uur (pag. 2804)
7934 belt naar 1118. 1118 wordt [naam] genoemd. 7934 zegt dat hij compleet is, dat hij alles heeft, het geld, de auto. 1118 zegt dat hij daar binnen een half uurtje is. 7934 vraagt 1118 of hij naar Amsterdam moet. 1118 antwoordt bevestigend. 7934 zegt dat 1118 naar de winkel in Vianen moet komen, waar ze het werkplaatsje hebben. 1118 zegt dat hij daar nog nooit is geweest. 7934 en 1118 spreken vervolgens af bij motel Vianen.
Telefoongesprek tussen 7934 en 1118 d.d. 18 maart 2008 te 12.08 uur (pag. 2807)
7934 belt naar 1118 en zegt dat “mijn maatje”daar staat en dat 1118 maar achter hem aan moet rijden.
Telefoongesprek tussen 7934 en 1118 d.d. 18 maart 2008 te 12.17 uur (pag. 2808)
1118 belt 7934. 7934 zegt dat “hij” er zo aan komt rijden met zijn zwarte Mercedes en (de ander) maar achter hem aan moet gaan.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 18 maart 2008 (pagina 298)
Om 12.20 uur wordt waargenomen dat de Mercedes ML met kenteken [kenteken] vanuit de winkel “Just for fun” naar motel Vianen rijdt. Bij het motel keert de Mercedes en rijdt weer terug naar de winkel “Just for fun”. Vanaf het motel rijdt een Volkswagen Golf [kenteken] achter hem aan. Vervolgens wordt gezien dat de bestuurders van de Mercedes en de Volkswagen de winkel ingaan.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 18 maart 2008 te 17.51 uur (pag. 2809 tot en met 2811)
3489 belt 7934 en zegt dat hun bestuurder weg is. Hij neemt zijn telefoon niet op, wat hij normaal altijd doet. 3489 vraagt hoeveel erin zat. 7934 zegt 50 of 49,3. 3489 zegt dat hij gaat uitzoeken wat er gebeurd is.
Telefoongesprek tussen 7934 en 3489 d.d. 18 maart 2008 te 18.27 uur (pag. 2818 tot en met 2820)
7934 geeft door dat de 50 die 3489 vanmorgen gezien heeft bij de Bundesgrenzschutz zijn. 7934 merkt op dat het jammer voor de oude man is.
Proces-verbaal van bevindingen politie – douane te Duitsland (pag. 3933, 3948).
[medeverdachte 2], woonachtig te Dresden. Bij de doorzoeking van de personenauto Citroën combi C5, zilver, kenteken [kenteken]51 werd een tweede gastank waargenomen in de kofferbak, direct achter de rugleuning van de achterbank, die in eerste instantie aangesloten leek te zijn aan de aandrijving. Bij verder onderzoek werd echter vastgesteld dat deze niet was aangesloten. De drukmeter werd er afgeschroefd. Uit het interieur van de cilindervormige tank werden in totaal 50 pakketten à 1 kg hasj gehaald.
4.3.3.2. Opzet van de verdachte
De verklaring van verdachte dat hij niet wist of had moeten weten dat de gastank was bedoeld om verdovende middelen mee te vervoeren, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Door een tweede gastank in te bouwen, kunnen spullen vervoerd worden zonder dat een ander die kan zien of ruiken. Door een extra, geheime, tank in te bouwen, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval moeten weten dat het om illegale goederen zou gaan. Nu verdachte ook zelf aangeeft dat hij wist dat de extra gastank bedoeld was om ‘waardevolle spullen’ in te doen en het een auto met een Duits kenteken betrof, had hij redelijkerwijs moeten weten dat er een aanmerkelijke kans bestond dat dit verdovende middelen zouden zijn en de auto gebruikt zou worden voor transport van die middelen naar Duitsland. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, naast de kans dat er verdovende middelen zouden worden vervoerd op de koop toe heeft genomen en dat verdachte daar onverschillig in is geweest. Verdachtes lezing dat hij ervan uitging dat opdrachtgever [betrokkene 1] mogelijk waardevolle spullen wilde vervoeren, zoals een horloge, van zijn ene verblijfsadres naar een ander adres in Nederland is gelet op voornoemde omstandigheden volstrekt onaannemelijk.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. Subsidiair
[betrokkene 1] op een tijdstip in de periode van 1 februari 2008 tot 1 maart 2008 in Nederland,
eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid hashish, te weten
- in de maand februari 2008 een hoeveelheid van 50 kilogram hashish, in elk geval een grote hoeveelheid hasish, zijnde hashish een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een tijdstip in de periode van 1 februari 2008 tot 1 maart 2008 te Werkhoven, gemeente Bunnik, en te Bunnik, opzettelijk behulpzaam is geweest, door ten behoeve van het vervoer van die hasj een gastank in een auto in te bouwen.
2. Subsidiair
[betrokkene 1] op een tijdstip in de periode van 1 februari 2008 tot 1 maart 2008 in Nederland,
eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd, een grote hoeveelheid hashish, zijnde hashish een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een tijdstip in de periode van 1 februari 2008 tot 1 maart 2008 te Werkhoven, gemeente Bunnik, en te Bunnik, opzettelijk behulpzaam is geweest, door ten behoeve van het vervoer van die hasj een gastank in een auto in te bouwen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft zij bepleit verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij de handel en de uitvoer van verdovende middelen. Hiermee heeft verdachte de gezondheid van vele mensen zowel binnen als buiten Nederland in gevaar gebracht en een bijdrage geleverd in de keten van activiteiten van de criminele drugshandel. Verdachte heeft gehandeld uit eigen belang en geen rekening gehouden met de gevolgen voor anderen.
In het kader van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een uitreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende verdachte d.d. 18 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen inzicht lijkt te tonen in het ontoelaatbare van zijn handelen. Hierdoor acht de rechtbank de kans aanwezig dat verdachte in de toekomst opnieuw een dergelijk feit zal begaan.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder ter zake van opiumdelicten in aanraking is gekomen met politie en justitie. De rechtbank houdt tevens rekening met het relatief geringe aandeel van verdachte in de handel in verdovende middelen. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat het een feit uit 2008 betreft.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een werkstraf van hierna te noemen duur passend is. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 48, 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 1 subsidiair en 2 subsidiair is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 90 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en
mr. J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juni 2011.
Mr. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.