ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ8705

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/131658-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging wegens gebrek aan bewijs van significante bijdrage aan geweld

In de strafzaak tegen de verdachte, vertegenwoordigd door raadsman mr. R.F. Ronday, heeft de rechtbank Utrecht op 29 april 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen een benadeelde. Tijdens de zitting op 15 april 2011 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren en vroeg om vrijspraak. De verdediging steunde deze conclusie en verzocht de rechtbank om de verdachte vrij te spreken en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat, hoewel de benadeelde verklaarde dat hij door een groep jongeren was geslagen en geschopt, niet kon worden vastgesteld welke personen een significante bijdrage aan het geweld hadden geleverd. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat de verdachte niet betrokken was bij de openlijke geweldpleging.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, met mr. L.E. Verschoor-Bergsma als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2011.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/131658-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. R.F. Ronday, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde].
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en zij vordert verdachte van dit feit vrij te spreken. De officier van justitie vordert daarom voorts om de door de benadeelde partij [benadeelde] ingediende vordering tot schadevergoeding af te wijzen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken, alsmede om benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat aangever [benadeelde] verklaart dat hij door een groep jongeren is geslagen en geschopt. Uit de medische verklaring ten aanzien van [benadeelde] kan ook worden opgemaakt dat er geweld tegen hem is gebruikt. Op basis van de inhoud van de verklaringen van medeverdachten en getuigen in het dossier kan echter niet worden vastgesteld welke personen dit geweld jegens [benadeelde] hebben toegepast, althans welke personen een voldoende significante bijdrage aan dit geweld hebben geleverd. De rechtbank kan dientengevolge niet vaststellen dat verdachte bij de openlijke geweldpleging tegen aangever [benadeelde] betrokken is geweest.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1.959,66 voor het ten laste gelegde feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering en bepalen dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. M. Aksu, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 april 2011.
Mr. M.C. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.