ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ8650
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van openlijke geweldpleging en opruiing in strafzaak
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 29 april 2011 door de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de verdachte terecht voor openlijke geweldpleging, opruiing en belemmering van verbalisanten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 april 2011, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen de politie, openlijk in vereniging geweld plegen tegen een benadeelde en het belemmeren van de aanhouding van een medeverdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de feiten 2 en 3, terwijl zij wel meende dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen was. De verdediging daarentegen pleitte voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.
Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de feiten 1, 2 en 3. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld welke personen een significante bijdrage hadden geleverd aan het geweld en dat de verdachte niet had opgeruid of de aanhouding van de medeverdachte had belemmerd. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan.