ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ8650

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/131663-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en opruiing in strafzaak

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 29 april 2011 door de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de verdachte terecht voor openlijke geweldpleging, opruiing en belemmering van verbalisanten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 april 2011, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen de politie, openlijk in vereniging geweld plegen tegen een benadeelde en het belemmeren van de aanhouding van een medeverdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de feiten 2 en 3, terwijl zij wel meende dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen was. De verdediging daarentegen pleitte voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.

Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de feiten 1, 2 en 3. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld welke personen een significante bijdrage hadden geleverd aan het geweld en dat de verdachte niet had opgeruid of de aanhouding van de medeverdachte had belemmerd. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/131663-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: anderen heeft aangezet tot een strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen de politie;
Feit 2: openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde];
Feit 3: opzettelijk de aanhouding en overbrenging ter voorgeleiding van [medeverdachte] door de politie heeft belet, belemmerd en/of verijdeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en vordert verdachte van die feiten vrij te spreken. De officier van justitie vordert in verband met haar eis tot vrijspraak van feit 2 om de door de benadeelde partij [benadeelde] ingediende vordering tot schadevergoeding af te wijzen.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de bevindingen van de politie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1, feit 2 en feit 3. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte van alle aan hem ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1:
Uit het door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen volgt dat verdachte heeft gezegd dat de politie die man (zijnde [benadeelde]) moest aanhouden, anders zou hij dat zelf doen. De rechtbank overweegt dat noch op basis van dit proces-verbaal van bevindingen, noch op basis van ander bewijsmateriaal, kan worden vastgesteld dat verdachte zich met deze woorden schuldig heeft gemaakt aan opruiing. De rechtbank acht feit 1 dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak feit 2:
De rechtbank overweegt dat aangever [benadeelde] verklaart dat hij door een groep jongeren is geslagen en geschopt. Uit de medische verklaring ten aanzien van De [benadeelde] kan ook worden opgemaakt dat er geweld tegen hem is gebruikt. Op basis van de inhoud van de verklaringen van medeverdachten en getuigen in het dossier kan echter niet worden vastgesteld welke personen dit geweld jegens De [benadeelde] hebben toegepast, althans welke personen een voldoende significante bijdrage aan dit geweld hebben geleverd. De rechtbank kan dientengevolge niet vaststellen dat verdachte bij de openlijke geweldpleging tegen aangever De [benadeelde] betrokken is geweest. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak feit 3:
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de aanhouding van [medeverdachte] door de politie heeft belet, belemmerd of verijdeld. De rechtbank zal verdachte ook van dit feit vrijspreken.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1.959,66 voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 april 2011.
Mr. M.C. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.