ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ8542

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600184-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 27 mei 2011, is de verdachte beschuldigd van diefstal met braak. De verdachte heeft op 21 februari 2011 in Utrecht ingebroken in een auto, waarbij hij een navigatiesysteem (merk Tomtom) en een portemonnee heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de auto heeft verschaft door het forceren van het portierslot met een schroevendraaier. De verdachte werd op heterdaad betrapt door de aangever, die hem aansprak en hem vervolgens achtervolgde tot hij de verdachte kon overdragen aan de politie. Tijdens de zitting heeft de verdachte erkend dat hij de spullen had gestolen, maar heeft hij ook geprobeerd om vrijspraak te bepleiten door te stellen dat hij de goederen had gevonden.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en het bewijs van het werktuigsporenonderzoek als overtuigend beschouwd. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten en heeft een geschiedenis van recidive. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de problematiek van de verdachte, die verslaafd is aan harddrugs en eerder behandelingen heeft afgebroken. Gezien de recidive en het risico dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, heeft de rechtbank besloten tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis moet rapporteren over de voortgang van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600184-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 mei 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te HvB Wolvenplein Utrecht, Wolvenplein 27
raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft ingebroken in een auto.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich door middel van braak toegang heeft verschaft tot de auto en de Tomtom en de portemonnee uit de auto heeft gestolen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit en heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de portemonnee en de Tomtom niet heeft gestolen, maar onder de auto heeft gevonden. De verdediging acht de aangifte onbetrouwbaar, aangezien de aangever van Poolse afkomst is en er mogelijk verwarring is ontstaan over het al dan niet openstaan van de autodeur, zoals de aangever heeft gesteld, maar door verdachte is betwist. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat aangever heeft verklaard, dat er een biljet van €50,- in zijn portemonnee zat, maar dat dit biljet niet bij verdachte is aangetroffen. Tenslotte heeft de verdediging gesteld dat het resultaat van het werktuigsporenonderzoek maar een beperkte bewijswaarde heeft.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangever [aangever ] heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 februari 2011 zijn busje (een gele Peugeot Boxer), kenteken [kenteken] op de Kerkstraat te Utrecht geparkeerd heeft. Hij zag op een gegeven moment dat het busje aan de passagierszijde open stond en verdachte bij het busje stond. Hij vroeg aan verdachte wat hij aan het doen was, waarop verdachte direct zijn excuses aanbood. Aangever vroeg vervolgens zijn spullen terug en verdachte haalde hierop het navigatiesysteem (merk Tomtom) en de portemonnee uit zijn beide jaszakken. Aangever heeft verdachte vastgepakt, maar verdachte rukte zich los en ging er vandoor. Na een achtervolging heeft aangever verdachte aangehouden en overgedragen aan de politie. Later zag aangever dat er een gaatje in het slot van het passagiersportier zat.
De ter plaatse aangekomen politieagenten hebben verdachte van aangever overgenomen en meegenomen naar het politiebureau. Daar is verdachte gevraagd zijn zakken leeg te maken. Verdachte haalde hierop uit zijn linkerbroek- of jaszak een geelzwarte platkopschroevendraaier te voorschijn. Vervolgens is verdachte naar de ophoudruimte begeleid. Een van de verbalisanten hoorde hem daarbij binnensmonds schelden. Op de vraag wat er aan de hand was antwoordde verdachte: “ja, ik heb met mijn suffe kop een Tomtom en een portemonnee gestolen .
Uit het proces-verbaal van de technische recherche blijkt dat er werktuigsporen zijn aangetroffen aan het slot van de bestelauto, merk Peugeot. Vervolgens is er een vergelijkend werktuigsporenonderzoek verricht naar overeenkomsten tussen voornoemde werktuigsporen en een schroevendraaier, die in beslag genomen was bij verdachte.
Uit dit onderzoek volgde dat de aangetroffen werktuigsporen in het autoslot zijn veroorzaakt met de inbeslaggenomen schroevendraaier.
Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij de persoon is geweest die door aangever bij zijn auto is aangetroffen, dat hij op dat moment in het bezit was van een schroevendraaier en ook het navigatiesysteem en de portefeuille van aangever onder zich had. Verdachte zei tegen aangever dat hij de spullen terug zou geven. .
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto van aangever heeft opengebroken door middel van het forceren van het portierslot en de goederen, te weten de Tomtom en de portemonnee uit de auto heeft weggenomen, met het oogmerk om zich voornoemde goederen wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft hierbij met name acht geslagen op het werktuigsporenonderzoek, de aangifte, het feit dat verdachte met de buit in zijn handen en in het bezit van een schroevendraaier wordt aangetroffen bij de openstaande portierdeur en op moment van aanspreken door aangever zijn excuses aanbiedt.
Door de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen is niet gerelateerd dat aangever de Nederlandse taal onvoldoende machtig was. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de aangifte.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 februari 2011 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto (merk Peugot, type boxer, kleur geel) welke stond geparkeerd op de Kerkstraat aldaar, heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk
Tomtom en een portemonnee) toebehorende aan [aangever ], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het forceren van een portierslot van die auto
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, geen maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen. De verdediging vraagt de rechtbank eventueel een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen met als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling bij Kade 17, zodat verdachte op deze wijze zijn woning kan behouden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft opnieuw een vermogensdelict gepleegd, terwijl hij net een week tevoren een gevangenisstraf had uitgezeten voor een ander vermogensdelict. Uit de handelingen van verdachte blijkt dat verdachte weinig respect toont voor andere mensen en hun eigendommen. Verdachte heeft door de jaren door heen veel overlast veroorzaakt, maar lijkt dit niet te beseffen en accepteert niet of nauwelijks hulp voor zijn problematiek. De vele hulp die verdachte heeft aangeboden gekregen, is niet afdoende gebleken
De rechtbank acht, alles afwegende, de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen:
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 maart 2011 is verdachte in de periode van vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit ten minste driemaal onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsstraffen, te weten door de politierechter op 9 februari 2011, door de politierechter op 7 juli 2010 en door de politierechter op 30 september 2009. Deze straffen zijn volgens voornoemd uitreksel volgens mededeling van de officier van justitie ten uitvoer gelegd voorafgaand aan het onderhavige strafbare feit. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Er ligt een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel.
Hieruit volgt dat is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden voor oplegging van de isd-maatregel, mits er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
Met betrekking tot het recidivegevaar, de veiligheid van personen en goederen en de daaruit voorvloeiende noodzakelijkheid van de isd-maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 maart 2011 volgt dat verdachte vele malen veroordeeld is voor autodiefstal.
Blijkens de inhoud van het voorlichtingsrapport van Centrum Maliebaan d.d. 12 mei 2011, opgemaakt door J. Mertens, is verdachte verslaafd aan harddrugs en gebruikt hij daarnaast medicatie en softdrugs. Hij pleegt vermogensdelicten om zijn drugsgebruik te kunnen bekostigen. Verdachte is herhaaldelijk klinisch opgenomen geweest bij het Motivatiecentrum, Roosenburg en PAAZ en heeft ook ambulante hulp gehad bij De Waag en DOK, maar verdachte breekt behandelingen voortijdig af. Eind 2010 heeft verdachte aangegeven niet langer behandeld te willen worden. Ook worden taakstraffen retour gestuurd vanwege het niet nakomen van afspraken. Verdachte zegt nu gemotiveerd te zijn, maar de reclassering is van mening dat verdachte sociaal wenselijke antwoorden geeft en vele kansen heeft gehad, maar niet benut.
Verdachte is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hij vertoont weinig inzicht in de ernst van zijn problematiek en heeft de neiging om het vertoonde strafbare gedrag buiten zichzelf te leggen. Hoewel verdachte al geruime tijd zijn woning heeft weten te behouden, heeft verdachte geen dagbesteding en gaat om met mensen het gebruikerscircuit, die zich ook bezig houden met criminele activiteiten. Het recidiverisico wordt derhalve ingeschat als hoog en zonder langdurige klinische behandeling zal dit risico niet afnemen.
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is in de optiek van Centrum Maliebaan de enige mogelijkheid om de problematiek van verdachte te doorbreken, het recidiverisico te verlagen en de veiligheid van personen maar vooral goederen te kunnen waarborgen. Binnen een ISD maatregel zal er aan het IFZ worden gevraagd om een indicatie af te geven voor een passende kliniek. Daarnaast is het wenselijk dat verdachte ter voorbereiding op deze klinische opname een Leefstijl training zal volgen.
De heer J.J. Kievit van de reclassering heeft ter terechtzitting het adviesrapport toegelicht en daarbij naar voren gebracht dat klinische opname van verdachte alleen kan slagen in een gedwongen kader. Verdachte belooft steeds beterschap en komt trouw zijn gesprekken met de reclassering na of meldt zich keurig af, maar behandelingen worden afgebroken en verdachte recidiveert. Verdachte kan na zijn isd-opname gebruik maken van het “housing first”-programma, nu bijna zeker is dat hij zijn huis zal verliezen door de isd-maatregel.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven het niet eens te zijn met het advies van Centrum Maliebaan. Verdachte twijfelt aan de onafhankelijkheid van de rapportage, aangezien hij ruzie heeft gehad met een reclasseringsmedewerker. Ook is verdachte bang dat hij na de beëindiging van de isd-opname geen woning meer heeft, nu bijna zeker is dat hij zijn woning zal verliezen en het “housing first”-programma volgens hem niet werkt.
Gelet op de inhoud van bovengenoemd rapport van 12 mei 2011 en de toelichting daarop van de heer Kievit, waaruit blijkt dat verdachte verslaafd is aan harddrugs en elke vorm van behandeling afbreekt, overweegt de rechtbank dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat het drugsgebruik van verdachte de kern van de problematiek is en dat verdachte voor deze verslaving een behandeling nodig heeft om te voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom strafbare feiten pleegt.
Nu verdachte de laatste jaren stelselmatig delicten heeft gepleegd, de hem opgelegde vrijheidsstraffen en taakstraffen en de hem in grote mate geboden hulpverlening hem er niet toe hebben gebracht het roer om te gooien en de reclassering onderbouwd heeft aangegeven geen enkele andere mogelijkheid meer te zien, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de isd-maatregel eist. Het nog niet bestaan van een concreet behandelplan vormt geen (formeel) beletsel voor oplegging van de maatregel.
Verdachte kan na zijn isd-opname deelnemen aan het “housing first”-programma om zo na zijn opname een woning te kunnen bemachtigen. Het feit dat verdachte als gevolg van de maatregel zijn woning zal kunnen verliezen, weerhoudt de rechtbank er niet van de maatregel op te leggen nu de noodzaak daartoe uit het vorenstaande zo duidelijk naar voren is gekomen.
Nu de concrete invulling van het hulpverleningstraject thans nog niet duidelijk is zal de rechtbank bij het opleggen van de isd-maatregel bepalen dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank bericht over het verloop van de maatregel.
7 Het beslag
De rechtbank verklaart dat het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een schroevendraaier, zal worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van deze schroevendraaier het bewezen verklaarde feit is begaan.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 38m, 38n, 38o, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis bericht over de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een schroevendraaier.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Z. Berkouwer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 mei 2011.
Mr. Berkouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.