ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ8236

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710448-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in verband met poging tot straatroof

Op 10 juni 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 maart 2010 te Doorn samen met anderen heeft geprobeerd een slachtoffer op straat te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij berouw heeft getoond. De rechtbank oordeelt dat de poging tot straatroof niet is voltooid en spreekt de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank acht het bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd, met geweld en bedreiging, het slachtoffer te dwingen tot afgifte van geld of goederen. De rechtbank legt een voorwaardelijke gevangenisstraf op van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en een onvoorwaardelijke werkstraf van 180 uren. Indien de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, zal vervangende hechtenis van 90 dagen worden toegepast. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de werkstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak inhoudelijk hebben behandeld op de terechtzitting van 30 mei 2011. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 weken geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, besloten tot een lichtere straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710448-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. A.J.M.J. Werners, advocaat te Doorn
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 5 maart 2010 te Doorn samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] op straat te beroven.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met uitzondering van het in de tenlastelegging genoemde element dat aan [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp is voorgehouden. Voor dat gedeelte van de tenlastelegging vordert de officier van justitie vrijspraak.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank conform het standpunt van de officier van justitie tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 30 mei 2011 ;
- de aangifte van [slachtoffer] d.d. 21 mei 2011 ;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 25 augustus 2010 .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 05 maart 2010 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, op de openbare weg, de Buurtweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [A] en/of [B],
tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader
- ( met verdraaide stem) een bestelling geplaatst bij [B] op een
adres waarvan verdachte en/of zijn mededader wist(en) dat de bezorger
langs een plek zou komen welke geschikt was om de bezorger te kunnen beroven
en waar verdachte en zijn mededader die bezorger konden opwachten
en
- onverhoeds en dreigend de weg, waar die [slachtoffer] met een voertuig
(bromfiets) op reed, (grotendeels) versperd en daarbij bivakmutsen of
andere gezichtsbedekkende voorwerpen gedragen
en
- meermalen op luide en dreigende toon tegen die [slachtoffer] gezegd dat
hij moest stoppen
en
- één of meer schoppende beweging(en) gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en de bromfiets waar die [slachtoffer] op reed,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de door de officier van justitie gevorderde straf te zwaar is. Er is geen sprake van een voltooide straatroof maar slechts van een poging daartoe, verdachte is 20 jaar en hij is feitelijk een first offender. Bovendien is niet verdachte maar zijn medeverdachte de plannenmaker geweest.
De verdediging heeft verzocht het advies van de reclassering te volgen en aan verdachte een werkstraf op te leggen. Voorts heeft de verdediging verzocht om de in voorarrest doorgebrachte tijd in mindering te brengen op de uit te voeren werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft in de avond van 5 maart 2010 samen met een mededader geprobeerd een slachtoffer op straat te beroven. Dit door verdachte gepleegde feit is ernstig en moet een traumatische ervaring voor het slachtoffer zijn geweest, die zijn baantje als pizzakoerier uit angst heeft opgezegd.
De rechtbank concludeert op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting dat verdachte niet de initiatiefnemer van deze poging tot beroving is geweest en weegt dat gegeven mee in het voordeel van verdachte.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 mei 2011 is verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Wel is sprake van enkele transacties in verband met het begaan van andersoortige strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland d.d. 27 april 2001. Uit het rapport en uit hetgeen de verdachte ter zitting heeft verklaard, leidt de rechtbank af dat verdachte zich schaamt voor zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit en dat hij zich verantwoordelijk voelt voor wat hij heeft gedaan. Tevens volgt uit het reclasseringsrapport dat verdachte momenteel bezig is met het laatste jaar van een opleiding en stage loopt bij een makelaarskantoor. De reclassering heeft het recidiverisico als laag ingeschat en heeft geadviseerd aan verdachte een werkstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de persoon van de verdachte, in het bijzonder dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij berouw heeft getoond, alsmede vanwege het feit dat verdachte al geruime tijd geleden in vrijheid gesteld is en hard aan het werk is met zijn opleiding en stage, in dit geval een voorwaardelijke gevangenisstraf naast een onvoorwaardelijke werkstraf een passende sanctie is.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van één maand, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bruna, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 juni 2011.
Mr. P.L.C.M. Ficq is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.