ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ8067
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J. Grapperhaus
- A. Wassing
- P.W.G. de Beer
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdenking van productie en handel in hennep en hasjiesj en deelname aan een criminele organisatie
Op 15 juni 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de productie en handel in hennep en hasjiesj, alsook van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zittingen van 31 mei en 1 juni 2011. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in hasj, onder andere gebaseerd op tapgesprekken en getuigenverklaringen. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering en stelde dat de verdachte niet in belastende zin werd genoemd in het dossier.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel het beeld dat door de officier van justitie werd geschetst niet onaannemelijk was, het dossier onvoldoende bewijs bood voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de verdenkingen, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de productie en handel in hennep en hasjiesj, noch aan deelname aan een criminele organisatie.
In de beslissing heeft de rechtbank ook gelast dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte.