ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ8049

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.601026-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdenking van het voorhanden hebben van 52,5 kilogram hasj

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 juni 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het samen met anderen voorhanden hebben van 52,5 kilogram hasj op 13 oktober 2010. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte betrokken was bij de handel in hasj, onderbouwd met camerabeelden en het feit dat de verdachte het telefoonnummer van een medeverdachte in zijn telefoon had staan. De rechtbank oordeelde echter dat het bewijs onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat er hasj in de dozen zat die in zijn aanwezigheid werden uitgeladen. Het enkele feit dat de verdachte een sms-bericht van de medeverdachte had ontvangen, waarin niets werd vermeld over de inhoud van de dozen, was niet voldoende om opzet aan te nemen. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet had aangetoond dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs, en sprak hem daarom vrij. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16.601026-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 mei en 1 juni 2011, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 oktober 2010 (samen met anderen) 52,5 kilogram hasj voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de camerabeelden van 13 oktober 2011 waaruit blijkt dat verdachte naast [medeverdachte 1] stond die dozen met hasj uit een auto haalde, waarna verdachte een zak tuinaarde in de kofferbak van de auto gooide. Bovendien blijkt uit het feit dat verdachte het telefoonnummer van de stekkenboer (medeverdachte [medeverdachte 2]) in zijn telefoon had staan en hij inmiddels een sms van [medeverdachte 2] had ontvangen dat hij ervan op de hoogte was of in elk geval bewust de kans aanvaardde dat de dozen softdrugs bevatten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsman voert aan dat verdachte niet wist wat de inhoud was van de dozen die werden overgeladen in zijn aanwezigheid. Dat verdachte het telefoonnummer van [medeverdachte 2] in zijn telefoon had staan, was omdat verdachte in het kader van zijn werkzaamheden bij de growshop stekkendozen bestelde bij [medeverdachte 2], aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het beeld dat door de officier van justitie ter terechtzitting is geschetst ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de handel in hasj weliswaar niet onaannemelijk is, maar dat het dossier hiervoor het bewijs niet levert.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat uit niets blijkt dat verdachte heeft geweten dat er hasj zat in de dozen, waarvan hij moet hebben gezien dat deze werden uitgeladen. Het enkele feit dat verdachte het telefoonnummer van de stekkenboer (= medeverdachte [medeverdachte 2]) in zijn telefoon had staan is onvoldoende voor het aannemen van (voorwaardelijk) opzet op de aanwezigheid van hasj in gesloten en in tassen verpakte dozen, die uit de ene auto (en in de andere auto) werden geladen in zijn aanwezigheid. Ook het feit dat bij verdachte een sms-bericht van [medeverdachte 2] is aangetroffen draagt daaraan niet bij, nu de inhoud van dit sms-bericht verwijst naar het klaarleggen van dozen en niets vermeldt over de inhoud van die dozen.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van hetgeen ten laste is gelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 juni 2011.