ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7664

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/610002-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en mishandeling van verpleegkundigen in een psychiatrische instelling

Op 17 mei 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en mishandeling van verpleegkundigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 164 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak betrof twee parketnummers: 16/610002-11 en 16/600008-11. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van verpleegkundigen [aangever 1] en [aangever 2] met de dood en van het mishandelen van verpleegkundigen [aangever 3] en [aangever 4]. De rechtbank achtte de bedreigingen en mishandelingen wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid, strafbaar was en dat er een straf opgelegd moest worden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die in hun persoonlijke integriteit en gevoel van veiligheid waren aangetast. De rechtbank besloot dat de verdachte hulp en behandeling nodig had, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs in een strafrechtelijk kader moest plaatsvinden. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op die gelijk was aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/610002-11; 16/600008-11 (ttz gevoegd) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 mei 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te distrikt [geboorteplaats] (Suriname)
wonende te [woonplaats]
thans verblijvend in het PPC Amsterdam te Amsterdam,
raadsman mr. R.G.J. Booij, advocaat te De Meern
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer: 16/610002-11:
Verpleegkundigen [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd.
Ten aanzien van parketnummer: 16/600008-11:
Feit 1: verpleegkundige [aangever 3] heeft mishandeld;
Feit 2: verpleegkundige [aangever 4] heeft mishandeld;
Feit 3: verpleegkundige [aangever 4] heeft bedreigd;
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle vier ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij ten aanzien van de bedreigingen op de aangiften, de getuigenverklaringen en op de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 mei 2011. Ten aanzien van de mishandelingen baseert de officier van justitie de bewezenverklaring op de aangiften, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, dat hij niet in goeden doen was ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten en dat het daardoor zou kunnen dat hij deze feiten heeft gepleegd, maar het zich niet meer kan herinneren.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vier ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en heeft daarbij gelet op het volgende.
Ten aanzien van parketnummer 16/610002-11:
- De bekennende verklaring van verdachte ;
- De aangifte van [aangever 1] en
- De aangifte van [aangever 2].
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 16/600008-11:
- De aangifte van [aangever 3], inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik ben werkzaam als verpleegkundige bij Altrecht te Zeist. Op 30 november 2010 was ik werkzaam op de afdeling. [verdachte] gooide een glas gericht op mijn collega. Ik stapte op de heer [verdachte] af. Vervolgens nam hij een vechthouding aan, waarbij hij zijn vuisten balde en voor zijn gezicht hield en mij vervolgens in het gezicht probeerde te slaan. Ik kon nog net op tijd een ontwijkende beweging maken, waarbij ik desondanks toch geschampt werd langs mijn neus. Ik had last en pijn van mijn neus. Ik zag later een rode plek waar ik geschampt was op mijn neus.”
- De verklaring van [aangever 4], inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik zag dat mijn collega [aangever 3] een klap van [verdachte] op zijn neus kreeg.”
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 16/600008-11:
- De aangifte van [aangever 4], inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik ben als verpleegkundige werkzaam bij Altrecht te Zeist. Plotseling zag ik dat [verdachte] opstond en ik zag dat hij zijn thee wat in een glas zat uitgooide. Ik zag dat hij het lege theeglas wat hij in zijn rechterhand had met volle kracht tegen mij aan gooide. Ik voelde pijn, het voelde als een stomp in mijn maag, ik klapte dubbel en kreeg bijna geen lucht meer. Ik had glas splinters in mijn linker onderarm en een snee in mijn linkerhand.
- De verklaring van [aangever 3], inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik zag dat [verdachte] een glas in zijn handen had en een wild gebaar naar achteren maakte, waarop hij vervolgens als een pitcher bij honkballen het glas gericht op mijn collega [aangever 4] gooide met volle kracht. Ik zag dat het glas op zijn borst uit elkaar spatte. Ik zag een snijwond tussen de vingers.”
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 16/600008-11:
- De bekennende verklaring van verdachte ;
- De aangifte van [aangever 4].
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 16/610002-11:
op 7 september 2010 te Den Dolder, [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je verkrachten" en heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood";
Ten aanzien van parketnummer 16/600008-11:
1.
op 30 november 2010 in de gemeente Zeist, opzettelijk mishandelend verpleegkundige
[aangever 3] met de vuist tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde [aangever 3] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 30 november 2010 in de gemeente Zeist, opzettelijk mishandelend [aangever 4] met kracht een glas tegen het lichaam heeft gegooid, waardoor voornoemde [aangever 4] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 30 november 2010 in de gemeente Zeist, verpleegkundige [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 4] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak je dood, ik pak je buiten nog wel, ik weet wie je bent, ik pak je en ik verneuk je";
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van parketnummer 16/610002-11 en feit 3 van parketnummer 16/600008-11:
telkens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 van parketnummer 16/600008-11:
telkens eenvoudige mishandeling..
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de hoogte van de duur van de voorlopige hechtenis ten tijde van de uitspraak en 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt een forensische klinische behandeling.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging concludeert mede op basis van de psychiatrische rapportage dat verdachte ten tijde van de gepleegde delicten sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. De raadsman acht het van belang dat verdachte zal worden behandeld, maar dat er onvoldoende overtuigende gronden zijn om een behandeling via een strafrechtelijk kader te realiseren.
Plaatsing in bij voorkeur de Hoeve Boschoord kan via een civielrechtelijk kader waarbij ook tussentijds wordt getoetst. De raadsman acht het voorts onaanvaardbaar dat Altrecht zich ontrekt aan haar zorgplicht door verdachte niet binnen Altrecht op te nemen en eveneens geen plaatsing in een vergelijkbare instelling biedt. Tot slot stelt de raadsman dat in het licht van het langdurige voorarrest zowel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest als een voorwaardelijke straf volstrekt ongepast zijn.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Ten aanzien van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank gelet op het volgende.
Verdachte heeft verpleegkundigen in de instelling waarin hij was opgenomen mishandeld en bedreigd. De verpleegkundigen zijn door de geuite bedreigende woorden en de mishandelingen in hun persoonlijke integriteit geschaad en in hun gevoel voor veiligheid aangetast. De rechtbank overweegt in dit verband dat het van cruciaal belang is dat verpleegkundigen hun werkzaamheden onbelemmerd moeten kunnen uitoefenen en dat zij in de uitoefening van hun werkzaamheden niet geconfronteerd hoeven te worden met enige vorm van geweld tegen zichzelf.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het volgende.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende rapportages:
- Pro Justitia rapport, opgemaakt d.d. 21 april 2011 door C.D. Schubart, psychiater in opleiding onder supervisie van de heer drs. T.A. Wouters, psychiater gerechtelijk deskundige;
- Rapport van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering Amsterdam, opgemaakt d.d. 4 mei 2011 door A. van der Hek, reclasseringswerker.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel Justitiele Documentatie d.d. 6 januari 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor gelijksoortige feiten is veroordeeld.
In het reclasseringsrapport staat – zakelijk weergegeven – : Verdachte heeft een ernstige vorm van epilepsie vanwege een goedaardige tumor in zijn hersenen. Hierdoor brengt zijn leven een grote onzekerheid met zich mee, dit vanwege de kans op een toeval en de gevolgen daarvan. Tevens is er sprake van een lichte zwakzinnigheid en een psychotische stoornis. De leefsituatie van betrokkene is instabiel te noemen. Hij heeft geen stabiele huisvesting vanwege het onderhavige delict en hij heeft geen zinvolle dagbesteding. Hij lijkt geen inzicht te hebben in oorzaak-gevolg relaties. Gezien deze omstandigheden achten wij intensieve psychiatrische hulp geïndiceerd. De rapporteurs concluderen voorts dat verdachte ten tijde van de door hem gepleegde delicten sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
De rechtbank overweegt dat verdachte hulp en behandeling behoeft, maar is het deels met de raadsman eens dat deze behandeling niet in een strafrechtelijk kader opgelegd hoeft te worden. De rechtbank overweegt dat behandeling eveneens via een civielrechtelijk kader uitgevoerd kan worden, nu gebleken is dat Rechtbank Utrecht bij beschikking een machtiging tot voortgezet verblijf van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis tot en met 20 december 2011 heeft afgegeven.
De rechtbank overweegt tot slot dat, ondanks de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, niet voorbij gegaan moet worden aan het feit dat hij zich hoe dan ook schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Enige straf is daarom op zijn plaats. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die niet groter is dan de periode die verdachte reeds doorgebracht heeft in voorlopige hechtenis. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 16/610002-11 en feit 3 van parketnummer 16/600008-11:
telkens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 van parketnummer 16/600008-11:
telkens eenvoudige mishandeling.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 164 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van de datum dat het voorarrest gelijk is met het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 mei 2011.