ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7655

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
734884 AC EXPL 11-638 PK
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een concurrentiebeding en de gevolgen van overtreding daarvan in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 8 juni 2011, staat de geldigheid van een concurrentiebeding centraal. De eiser, Tangram B.V., had een concurrentiebeding opgenomen in de arbeidsovereenkomst van de gedaagde, die na beëindiging van zijn dienstverband bij Tangram bij een concurrent, Otys, in dienst trad. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk voor bepaalde tijd, maar werd stilzwijgend verlengd voor onbepaalde tijd zonder schriftelijke vastlegging. De kantonrechter oordeelt dat het concurrentiebeding, dat een jaar na beëindiging van het dienstverband gold, onbillijk was in verhouding tot de belangen van de gedaagde, die financiële problemen had en geen werk kon vinden. De kantonrechter matigt het concurrentiebeding tot zeven maanden, waardoor de gedaagde geen boetes verbeurt voor zijn indiensttreding bij Otys. De vordering van Tangram tot betaling van dwangsommen wordt afgewezen, evenals de tegeneisen van de gedaagde, die onvoldoende onderbouwd zijn. De rechter benadrukt dat de werkgever niet heeft aangetoond dat de kennis van de gedaagde snel verouderde en dat de gedaagde niet onterecht is benadeeld door de negatieve aanbevelingen van Tangram. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 734884 AC EXPL 11-638 PK
vonnis d.d. 8 juni 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tangram B.V.,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen Tangram,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde: mr. F.J. Hommersom,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederende in persoon.
1. Verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 30 maart 2011.
De comparitie is gehouden op 19 mei 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. Tangram is een onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling en verkoop van softwareproducten. Op 12 maart 2008 zijn partijen een arbeidsovereenkomst aangegaan voor de duur van een jaar, ingaande op 1 mei 2008. Deze overeenkomst is schriftelijk vastgelegd. De overeenkomst is vervolgens door partijen voortgezet voor onbepaalde tijd. Deze voortzetting is niet schriftelijk vastgelegd.
2.2. De initiële arbeidsovereenkomst vermeldt onder meer:
“Het staat u niet vrij om binnen één jaar na beëindiging van uw dienstverband met Tangram:
a. Binnen Nederland een automatiserings-, advies-, onderzoek- of dienstenbureau te beginnen, dan wel financieel of anderszins daarin te participeren, op terreinen waarop Tangram werkzaam is;
b. bij de nieuwe werkgever te gaan werken die concurreert met Tangram op gebieden als software/on line diensten voor werving & selectie, interim management, detachering, executive search, mobiliteit (reintegratie, outplacement, reorganisatie, trajectmanagement).
c. bij een nieuwe werkgever activiteiten voort te zetten die in Tangram verband aangevangen of uitgeoefend zijn, zodanig dat deze daardoor als concurrent voor Tangram op de markt verschijnt.
Bij overtreding van één van de in het voorgaande leden van dit artikel omschreven verbonden, verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk opvorderbare boete van € 1000,- (duizend euro) voor elke dag, dat de werknemer in overtreding is, onverminderd zijn gehoudendheid tot betaling aan de werkgever van volledige schadevergoeding te dezer zake, indien en voor zover deze meer dan gemeld boetebedrag mocht belopen”.
2.3. De functie van [gedaagde] was verkoper. Het salaris bedroeg laatstelijk € 5.023,-- bruto per maand bij een 40-urige werkweek.
2.4. Partijen zijn overeengekomen dat Tangram aan [gedaagde] een auto ter beschikking zou stellen, en dat [gedaagde] zelf voor verzekering van die auto zou zorgdragen. De door hem betaalde premies kon hij declareren bij Tangram.
2.5. In de maand december 2009 heeft Tangram [gedaagde] laten weten dat zij erachter was gekomen dat [gedaagde] geen premies betaalde voor de aan hem ter beschikking gestelde auto, terwijl hij die premies wel bij Tangram declareerde. Hierover is een geschil tussen partijen ontstaan. Volgens [gedaagde] heeft hij wel verzekeringspremies betaald.
2.6. Op 21 december (Tangram) of op 31 december ([gedaagde]) 2009 hebben partijen een “VASTSTELLINGSOVEREENKOMST” ondertekend. Hierbij is onder meer overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst zonder dat voorafgaande opzegging is vereist met wederzijds goedvinden per 1 april 2010 wordt beëindigd, dat [gedaagde] zijn werkzaamheden tot het einde van het dienstverband zal voortzetten, en dat geen ontslagvergoeding wordt betaald.
Voorts vermeldt deze overeenkomst:
“6. Om de toekomstmogelijkheden op de arbeidsmarkt voor Dhr. [gedaagde] zo groot mogelijk te maken zal Tangram Dhr. [gedaagde] ontslaan van alle verplichtingen, welke voortvloeien uit een eventueel concurrentie- of relatiebeding, met uitzondering van Tangram’s directe concurrenten te weten: Otys, (…) voor een periode van 1 jaar na datum uitdiensttreding” .
2.7. [gedaagde] is per 14 november 2010 bij Otys als verkoper in dienst getreden. Ten tijde van de comparitie was hij nog steeds bij Otys werkzaam.
3. De vordering, het verweer en de beoordeling
In conventie
3.1. Tangram vordert:
I. te verklaren voor recht dat tussen partijen rechtsgeldig een concurrentiebeding is overeengekomen welk concurrentiebeding ook nog (in aangepaste vorm) gold ten tijde van het beëindigen van het dienstverband;
II. te oordelen dat [gedaagde] ter zake van overtreding van het concurrentiebeding vanaf 1 november 2010 een dwangsom van € 1.000,-- per dag heeft verbeurd;
III. te bepalen dat [gedaagde] een dwangsom van € 1.000,-- zal blijven verbeuren totdat door hem bewijs wordt geleverd van beëindiging van het dienstverband bij Otys dan wel door middel van het verstrijken van de tussen partijen overeengekomen termijn van één jaar, te weten uiterlijk 31 maart 2011;
IV. te bepalen dat [gedaagde] wettelijke rente is verschuldigd over de door hem verbeurde dwangsommen;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van in goede justitie vast te stellen buitengerechtelijke incassokosten;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, inclusief eventuele nakosten.
3.2. Tangram legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
In strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen is [gedaagde] binnen een jaar na 1 april 2010 bij Otys in dienst getreden.
3.3. Kort samengevat voert [gedaagde] het volgende verweer:
a. bij de voortzetting van de arbeidsovereenkomst had het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen;
b. het beding, vervat in de vaststellingsovereenkomst, is onder dwang getekend;
c. op overtreding van het concurrentiebeding in de vaststellingsovereenkomst is geen boete gesteld;
d. vanuit Tangram zijn negatieve aanbevelingen gedaan bij minimaal twee bedrijven waar hij zo goed als was aangenomen;
e. de bij Tangram opgedane kennis is verouderd.
3.4. De kantonrechter overweegt het volgende.
[gedaagde] heeft onder meer aangevoerd dat hij uiteindelijk bij Otys in dienst is getreden omdat hij geen werk kon vinden, en dat de bij Tangram opgedane kennis (inmiddels) verouderd was. Naar de kantonrechter begrijpt beroept [gedaagde] zich daarmee op gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding (namelijk in tijd) op de grond dat hij, in verhouding tot het te beschermen belang van Tangram, door dat beding onbillijk wordt benadeeld (art. 7:653 lid 2 BW). Dit verweer treft doel. Tangram heeft desgevraagd gesteld dat de duur van het concurrentiebeding van een jaar reëel is. Zij heeft deze stelling echter op geen enkele manier nader onderbouwd. Zo heeft zij er geen inzicht in gegeven hoe snel de door haar verkochte software veroudert, of hoe snel de prijsstelling aan wijziging onderhevig is. Dit had wel op haar weg gelegen. Het is op zich immers aannemelijk dat dergelijke kennis snel veroudert. Voorts is van belang dat het Tangram bekend was dat [gedaagde] ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst financiële problemen had: er was loonbeslag gelegd en er was sprake van een echtscheiding. Tangram heeft niet gesteld dat [gedaagde] te weinig sollicitatieactiviteiten zou hebben ondernomen. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van Tangram, dat [gedaagde] bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst zelf heeft gevraagd om de duur van het concurrentiebeding te bepalen op een jaar, nu [gedaagde] ter comparitie heeft verklaard dat hij er bezwaar tegen heeft gemaakt dat in de concept-vaststellingsovereenkomst een concurrentiebeding met onbepaalde duur was opgenomen.
De kantonrechter acht vernietiging van het concurrentiebeding voor zover dit langer duurt dan zeven maanden redelijk. Nu [gedaagde] eerst na ommekomst van deze termijn bij Otys is in dienst is getreden, heeft hij daarom geen boetes verbeurd.
In het midden kan dus blijven of het concurrentiebeding bij de verlenging van de arbeidsovereenkomst opnieuw schriftelijk had moeten worden overeengekomen (wellicht twijfelden beide partijen hier zelf ook aan, nu in de vaststellingsovereenkomst sprake is van “een eventueel concurrentiebeding”).
3.5. De vorderingen van Tangram zullen dus worden afgewezen. Tangram zal in de proceskosten worden veroordeeld, welke aan de zijde van [gedaagde] begroot worden op € 15,-- aan verletkosten.
In reconventie
3.6. [gedaagde] vordert veroordeling van Tangram tot betaling van:
a. € 16.162,02 ter zake van gemiste netto-inkomsten;
b. € 13.069,89 ter zake van het niet kunnen voldoen aan hypotheekverplichtingen;
c. € 13.213,-- ter zake van achterstaan ziektekosten en andere verzekeringen;
d. € 100.000, ter zake van het einde van zijn huwelijk;
e. € 2.378,79 ter zake van de juridische kosten van de echtscheiding;
f. € 2.750, ter zake van extra kosten ten behoeve van zijn dochter;
g. € 9.350, ter zake van advocaatkosten in verband met de onderhavige zaak;
h. € 1.200, ter zake van opgenomen verlofdagen in verband met de onderhavige zaak.
3.7. Aan zijn vordering onder a legt [gedaagde] ten grondslag dat Tangram negatieve aanbevelingen heeft gedaan bij minimaal twee bedrijven waarbij hij zo goed als aangenomen was. [gedaagde] stelt dat hij dit kan bewijzen.
De vordering moet worden afgewezen. Ook indien Tangram de door [gedaagde] gestelde uitlatingen heeft gedaan staat daarmee nog niet in voldoende mate vast dat [gedaagde] dáárdoor niet is aangenomen. Het had op zijn weg gelegen ter zake voldoende feiten te stellen, zoals door welk bedrijf hij praktisch was aangenomen en waaruit zulks zou kunnen blijken ([gedaagde] heeft ter zake geen stukken, zoals een uitnodiging of een afwijzingsbrief, overgelegd), en waarom hij juist door de mededeling van Tangram niet is aangenomen. Evenmin heeft hij gegevens verschaft met betrekking tot het door hem bij die potentiële werkgevers te verdienen salaris.
3.8. Alle andere posten moeten eveneens worden afgewezen. Zij zijn afgezien van enkele vage stellingen in het geheel niet onderbouwd.
3.9. Nu het verweer van Tangram zich heeft beperkt (en zich ook beperkt heeft kunnen houden) tot een faxbrief van enkele regels, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.
4. Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Tangram in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] tot een bedrag van € 15, aan verletkosten;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de
griffier in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.