parketnummer: 16/512603-10; 16/512593-09 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 mei 2011
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2011. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht. Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen aan een gewelddadige straatroof dan wel aan openlijke geweldpleging heeft schuldig gemaakt en voorts dat hij samen met een ander een MP4-speler heeft gestolen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 primair tenlastegelegde en heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat er passief noch actief samenwerking tussen de verdachten is geweest die gericht was op de beroving van de aangever. Bij een reconstructie van het incident zou één van de medeverdachten kunnen worden aangewezen als degene die de portemonnee van de aangever heeft weggenomen; niet uitgesloten kan worden dat verdachte, zoals hij steeds heeft verklaard, dit niet heeft gezien, aldus de verdediging.
Voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld, dat verdachte niet willens en wetens betrokken is geweest bij de diefstal door de medeverdachte. Hierbij speelt een rol dat verdachte gezien zijn verstandelijke beperking, tijd nodig heeft om zaken te overzien. Ofschoon verdachte ook zelf moet (leren) nadenken, heeft de medeverdachte misbruik gemaakt van zijn beïnvloedbaarheid, aldus de verdediging.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel, dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 17 mei 2011;
- de aangifte van [aangever 1];
- de verklaring van [getuige 1].
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Door de [aangever 2] te Utrecht is op 13 januari 2011 aangifte gedaan van diefstal van een mp4-speler. In het aangifteformulier dat is opgemaakt staat vermeld, dat een beveiliger van de [aangever 2] middels het camerasysteem twee jongens naar de afdeling ‘mp3/portable’ heeft zien lopen, dat hij zag dat deze jongens verdacht om zich heen keken, dat één van de jongens – die persoon 1 wordt genoemd - op zijn knieën is gaan zitten met een verpakking van een mp4-speler, dat de jongens met elkaar praatten en zijn opgestaan, dat de andere jongen – die persoon 2 wordt genoemd – persoon 1 heeft afgeschermd, dat persoon 1 een beweging naar zijn linkerzak maakte en dat deze een lege verpakking van een mp4-speler in het schap heeft teruggelegd. Persoon 1 blijkt te zijn genaamd: [medeverdachte 1] en persoon 2 blijkt verdachte te zijn. Door [medeverdachte 1] is verklaard dat hij in de [aangever 2] een mp3-speler heeft gepakt en in zijn zak heeft gestopt. Door verdachte is ter terechtzitting verklaard, dat hij één van de twee jongens was die op 13 januari 2011 in de [aangever 2] te Utrecht is aangehouden en dat de medeverdachte heeft gevraagd hem af te schermen. Hij is daarop vlak naast de medeverdachte gaan staan. Verdachte zag dat [medeverdachte 1] een verpakking in zijn handen had die lastig met blote handen te openen was en daarna zag hij bloed bij de nagel van [medeverdachte 1]. Hij voelde daarbij dat het niet goed zat.
Door de verdediging is bepleit, dat verdachte niet willens en wetens betrokken is geweest bij de diefstal van de mp4-speler en dat hij zich door de medeverdachte heeft laten beïnvloeden. De rechtbank gaat hieraan voorbij, nu het reeds op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte – het (al dan niet desgevraagd) afschermen van de medeverdachte – voor verdachte duidelijk is geweest dat de medeverdachte de mp4-speler aan het ontvreemden was.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 subsidiair
op 22 november 2010 te Nieuwegein met anderen, aan de openbare weg, de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1], welk geweld bestond uit het meermalen,
- tackelen van die [aangever 1] en
- met kracht schoppen/trappen tegen de benen van die [aangever 1] en
- met kracht stompen/slaan op het (achter)hoofd en/of gezicht van die [aangever 1];
2.
op 13 januari 2011 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mp4-speler, toebehorende aan
[aangever 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 90 dagen waarvan 53 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen van de William Schrikker Groep in het kader van de maatregel Hulp en Steun, ook indien dit inhoudt het meewerken aan de reeds ingezette behandelingen bij De Waag, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Voorts heeft de verdediging bepleit, dat een voorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats is en dat in dat kader de maatregel Hulp en Steun kan blijven bestaan. De verdediging heeft verzocht de door de officier van justitie gevorderde werkstraf te matigen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking daar van de na te noemen rapporten is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 4 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor dit soort feiten met justitie in aanraking is gekomen.
Voor wat betreft de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan overweegt de rechtbank als volgt.
Het openlijk geweld waaraan verdachte heeft deelgenomen heeft zich gericht tegen een willekeurig slachtoffer zonder enige aanleiding. Het slachtoffer is op klaarlichte dag bij een tramstation door de deelnemers aan dat geweld ernstig mishandeld, waardoor deze fors lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Openlijke geweldpleging roept bij passanten, en ook overigens in de samenleving, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, nog lang de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan moeten dragen. Verdachte en zijn mededaders hebben hieraan bijgedragen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft daarmee getoond weinig respect te hebben voor eigendommen van anderen. Het plegen van winkeldiefstal zorgt voor veel overlast voor de winkeliers. Het levert de middenstand jaarlijks bovendien een forse schadepost op.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 april 2011 en de William Schrikker Groep van 16 mei 2011.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, dat ter terechtzitting door mevrouw Yamani is toegelicht, wordt geadviseerd een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van de maatregel Hulp en Steun, uitgevoerd door de William Schrikker Groep, ook als dat inhoudt dat verdachte mee moet werken aan behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. Nadere bemoeienis door de Raad voor de Kinderbescherming is niet geïndiceerd, omdat zowel verdachte als zijn ouders goed meewerken aan de begeleiding door de jeugdreclassering. Door deze begeleiding in het kader van ITB-Plus en MST, is bij verdachte sprake van een positieve ontwikkeling op alle leefgebieden.
Uit het rapport van de William Schrikker Groep en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door mevrouw Bindenga blijkt, dat verdachte door zijn licht verstandelijke beperking vaak de consequenties van zijn gedrag niet overziet. Binnen de MST wordt er samen met verdachte gewerkt aan het aanleren van gedragsalternatieven; verdachte toont hierin veel initiatief en werkt goed mee. Evenals de Raad voor de Kinderbescherming adviseert de William Schrikker Groep aan verdachte voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan behandeling bij De Waag. Verder wordt geadviseerd een werkstraf op te leggen.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde. Nu de rechtbank ‘slechts’ bewezen acht dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. In het onvoorwaardelijk deel van deze straf worden de 37 dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, verdisconteerd. Met het voorwaardelijk deel van deze straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien maakt deze begeleiding door de William Schrikker Groep mogelijk, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht. Tevens zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 516,45 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 496,45 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 196,45 ter zake van materiële schade en € 300,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige, betreffende de post ‘geld gestolen’ van € 20,00, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat verdachte is vrijgesproken van het als primair ten laste gelegde feit, waaruit deze schade zou zijn ontstaan.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 23 december 2009, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank stelt voorts vast dat de officier van justitie met de mededeling op haar vordering dat verdachte zich niet heeft gehouden aan de voorschriften en aanwijzing van Bureau Jeugdzorg gelet op de inhoud van de terugmelding kennelijk heeft bedoeld dat verdachte zich niet aan de algemene voorwaarde heeft gehouden.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5.1 genoemde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens de William Schrikker Groep, afdeling jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt het meewerken aan (het voortzetten van) behandeling bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie, of een soortelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte voorts tot een werkstraf van 30 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 15 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 496,45, waarvan € 196,45 ter zake van materiële schade en € 300,00 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 496,45 te betalen;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 23 december 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/512593-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 mei 2011.