parketnummer: 16/600123-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2011
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem.
Raadsman: mr. T.J. Roest-Crollius, advocaat te Woerden.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair en subsidiair: in de periode van 1 januari 2010 tot en met 21 januari 2011 zijn dochter meermalen seksueel heeft misbruikt, waarbij hij haar lichaam al dan niet seksueel is binnengedrongen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is weliswaar van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het onder primair tenlastegelegde, maar heeft partiële vrijspraak bepleit met betrekking tot het onder het tweede gedachtestreepje van dat feit genoemde binnendringen in de vagina van verdachtes dochter met de vinger. Dat geldt eveneens voor het onder het vierde gedachtestreepje genoemde laten likken en aftrekken van de penis van verdachte. Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat het seksueel misbruik niet meer dan twee keer heeft plaatsgevonden in de zomervakantie van 2010 en is de rechtbank verzocht slechts die kortere periode van 15 juni 2010 tot en met 15 augustus 2010 bewezen te verklaren.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De feiten
Verdachte is de vader van [slachtoffer 1], geboren op [2004]. Samen zijn zij woonachtig te Woerden.
Nadat [slachtoffer 1] wegens aanhoudende klachten aan haar vagina op 21 januari 2011 kinderarts [getuige 1] bezoekt en zij op de vraag van deze arts of er wel eens iemand aan haar vagina zit, antwoordt: “ja papa likt mij altijd als mama, oma of [naam] niet thuis zijn,” doet haar moeder, [aangever 1], aangifte tegen haar man, verdachte.
Als [slachtoffer 1] enige dagen later in een speciaal daarvoor ingerichte studio wordt gehoord, verklaart zij - zakelijk weergegeven - dat haar vader haar vagina en billen heeft betast, met zijn tong aan haar vagina heeft gelikt en daarbij zijn handen gebruikte om haar vagina wijd te houden, omdat hij er anders niet met zijn tong bij kan.
Zij verklaart verder dat zij met haar tong de plasser van haar vader heeft gelikt en soms met haar vingers heeft gespeeld met zijn plasser. Zijn plasser is ook tussen haar benen geweest. Deze gedragingen hebben zowel in de slaapkamer van [slachtoffer 1] als in die van haar vader en moeder plaatsgevonden.
Verdachte heeft erkend dat hij de borsten, billen en vagina van zijn dochter, [slachtoffer 1], heeft betast en haar vagina en clitoris heeft gelikt en daarbij met zijn tong ook gedeeltelijk in haar vagina is geweest , waarbij hij haar vagina met zijn vingers openhield en waarbij hij zijn tong tussen haar schaamlippen heeft gebracht. Verder heeft verdachte erkend dat hij zijn penis heeft laten betasten door [slachtoffer 1] en zijn penis tussen haar benen is geweest, waarbij hij haar schaamstreek heeft aangeraakt. Tot slot heeft verdachte erkend dat hij zich in het bijzijn van [slachtoffer 1] heeft afgetrokken.
4.3.2. Nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat de namens verdachte aangevoerde bewijsverweren – voor zover deze hierna niet uitdrukkelijk worden besproken - geen aanleiding geven tot een afzonderlijke bespreking daarvan. Zij vinden hun weerlegging in voornoemde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
4.3.2.1. Partiële vrijspraak
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat verdachte – zoals omschreven onder het tweede gedachtestreepje van het primair tenlastegelegde – bij [slachtoffer 1] met zijn vinger in haar vagina is binnengedrongen. [slachtoffer 1] heeft daarover niet uitdrukkelijk verklaard en dit onderdeel van de tenlastelegging is ook door verdachte weersproken. Datzelfde geldt voor het onder het vierde gedachtestreepje genoemde aftrekken van verdachtes penis door [slachtoffer 1]. De rechtbank zal de verdachte mitsdien van deze gedragingen vrijspreken.
4.3.2.2. Bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit voor het overige wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en die van verdachte is vast komen te staan dat verdachte de vagina en clitoris van zijn dochter heeft gelikt en zijn tong daarbij tussen haar schaamlippen en gedeeltelijk in de vagina heeft gebracht, waarbij hij haar vagina met zijn vingers openhield. Daarmee is sprake van seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 18 mei 2010, waaruit - kort samengevat - volgt dat het likken over de vagina en clitoris en tussen de schaamlippen kan worden gezien als seksueel binnendringen.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] aan zijn penis heeft laten likken. Voor zover de verdediging ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] verklaring in twijfel heeft willen trekken, verwerpt de rechtbank dit verweer. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij, omdat haar papa dat zei, aan zijn plasser heeft gelikt met haar tong. Zij verklaarde dat zijn plasser “als plas voelde”, omdat hij “net op de wc had geplast”. Gelet op het feit dat [slachtoffer 1] tijdens haar studioverhoor zeer gedetailleerd heeft verklaard over deze en andere handelingen, en verdachte haar verklaring voor het overige heeft bevestigd, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] verklaring op dit - door de verdachte weersproken - punt onbetrouwbaar is en gaat derhalve uit van de juistheid daarvan.
4.3.2.3. Meermalen gepleegd
Verdachte heeft verklaard dat het betreffende misbruik tweemaal – en in ieder geval niet vaker – heeft plaatsgevonden: eenmaal medio juni 2010 en eenmaal medio augustus 2010, telkens tijdens de zomervakantie.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt. [slachtoffer 1] heeft tegenover de politie verklaard dat het seksueel misbruik door haar vader 20 keer heeft plaatsgehad, op zowel haar slaapkamer als op die van haar ouders. Hoewel zij gezien haar jonge leeftijd (6 jaar) en het bij die leeftijd passende vermogen om te tellen niet precies kan vaststellen hoe vaak het betreffende misbruik in de tenlastegelegde periode heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] het verschil tussen twee keer en heel veel keren niet weet aan te duiden. Niet alleen zegt [slachtoffer 1] tegen kinderarts [getuige 1] dat haar vader haar “altijd likt als mama, oma en [naam] niet thuis zijn”, ook tegenover haar leraar, getuige [getuige 2], reageert zij op zijn vraag of papa één keer aan haar heeft gezeten met de woorden: “Nee, heel veel keren”. De rechtbank hecht bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] verklaring waarde aan het feit dat zij op meerdere momenten tegenover verschillende personen consequent heeft aangegeven dat het misbruik vaak is voorgekomen. De rechtbank is van oordeel dat strekking van [slachtoffer 1] verklaring is dat het misbruik binnen de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode in ieder geval meer dan twee keer, en zelfs heel vaak, is voorgevallen. Zij zal daarmee rekening houden bij de hierna onder 6 te behandelen straftoemeting.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 21 januari 2011 te Woerden, met zijn kind, te weten zijn dochter [slachtoffer 1], geboren op [2004], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
immers heeft hij, verdachte,
- de borsten en de vagina en de billen van die [slachtoffer 1] betast en
- de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en zijn tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gedaan en
- zijn penis laten betasten en laten likken door die [slachtoffer 1] en
- met zijn penis de vagina van die [slachtoffer 1] aangeraakt en zijn penis tussen de benen van die [slachtoffer 1] gebracht en
- zich afgetrokken terwijl die [slachtoffer 1] daarbij aanwezig was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Door F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog, is op 13 april 2011 een rapport uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. In dit rapport concludeert de deskundige dat de problematiek van verdachte in diagnostische zin het beste te omschrijven is als een persoonlijkheidsstoornis NAO met ontwijkende en obsessieve trekken. Voorts concludeert de deskundige dat deze stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte zodanig hebben beïnvloed, dat die mede daaruit verklaard kunnen worden. Verdachte dient naar het oordeel van de deskundige als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. Zij concludeert op grond van voornoemde conclusies dat het bewezenverklaarde in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan
12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt dat verdachte een verplichte behandeling dient te volgen bij De Waag en, voor zover De Waag en de Reclassering dit geboden achten, een behandeling bij Clas Utrecht/De Rading.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd en de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft zich in zijn eigen huis meermalen vergrepen aan zijn vijf- tot zesjarige dochter. Dit seksueel misbruik bestond mede uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte heeft louter ter bevrediging van zijn eigen lusten gehandeld en op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen – op de korte en langere termijn – van deze handelingen voor zijn dochter. Door aldus te handelen heeft hij de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter op zeer ernstige wijze geschonden en heeft hij de normale en gezonde seksuele ontwikkeling van zijn dochter verstoord. Naar algemene ervaringsregels valt te vrezen dat een kind dat op zo jonge leeftijd misbruikt is, nog lange tijd de nadelige gevolgen van dit seksueel misbruik zal ondervinden. Hoewel de verdachte ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven spijt te hebben van zijn gedragingen, vraagt de rechtbank zich af of verdachte zich volledig bewust is van het laakbare van zijn handelen. Tekenend daarvoor is dat verdachte het misbruik altijd heeft willen verbergen en ook nu nog geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte lijkt zich meer zorgen te maken om de gevolgen van zijn handelen voor hemzelf dan om het welzijn van zijn dochter.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging - gelet op het onder 5.2 genoemde rapport van psycholoog F.C.P. Zuidhof - in aanmerking dat het bewezenverklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van verdachte mede gelet op een hem betreffende reclasseringsrapportage d.d. 4 mei 2011, opgemaakt door reclasseringswerker M. van Heezik. Deze rapporteur schat het recidiverisico laag gemiddeld in en adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan de volgende bijzondere voorwaarde: verplicht reclasseringscontact, ook als dit inhoudt dat hij zich dient te laten behandelen in de forensische polikliniek De Waag en pas terugkeert naar zijn gezin zodra alle betrokken netwerkpartijen daarmee hebben ingestemd.
Dit komt, met toevoeging van de bijzondere voorwaarde dat voor zover De Waag dit geboden acht, verdachte ook een behandeling bij Clas Utrecht/De Rading dient te volgen, overeen met hetgeen voornoemde psycholoog in het hiervoor aangehaalde rapport heeft geadviseerd. De rechtbank merkt in dit verband nog het volgende op. Uit het rapport van voornoemde psycholoog volgt dat een aanvullende rapportage pro justitia wenselijk is indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de gehele ten laste gelegde periode komt in plaats van het door verdachte gestelde twee keer voorgekomen seksueel misbruik. In dat geval zou mogelijk een ander strafadvies volgen, waarbij wordt gedacht aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank overweegt dat de officier van justitie de ten laste gelegde pleegperiode ter terechtzitting aanzienlijk heeft verkort, terwijl de deskundige bij het opstellen van zijn advies is uitgegaan van de mogelijkheid dat het misbruik al vanaf [2004], zijnde de geboortedatum van [slachtoffer 1], heeft plaatsgehad. Gelet op deze omstandigheid volgt de rechtbank de officier van justitie in de redenering dat – zelfs nu aannemelijk is geworden dat het misbruik vaker dan twee keer heeft plaatsgehad - een nadere rapportage niet noodzakelijk is. De rechtbank acht een behandeling bij De Waag in het kader van een bijzondere voorwaarde afdoende.
De rechtbank heeft voorts gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen – in onderling verband en samenhang beschouwd - komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is.
De rechtbank zal verdachte dan ook conform deze eis veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
Om de kans op recidive in de toekomst te verkleinen, zal aan verdachte, naast de algemene voorwaarde, als bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat hij alle aanwijzingen van de reclassering dient op te volgen, ook indien dit inhoudt het ondergaan van een behandeling bij De Waag en, voor zover de reclassering en De Waag dit geboden achten, een behandeling bij Clas Utrecht/De Rading.
De rechtbank zal de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde met betrekking tot de terugkeer van verdachte naar zijn gezin niet opleggen nu zij het opleggen van deze verstrekkende bijzondere voorwaarde in het kader van de strafrechtelijke afdoening niet opportuun acht. De officier van justitie heeft deze bijzondere voorwaarde op diezelfde grond ook niet gevorderd.
Gezien de mogelijke terugkeer van verdachte naar zijn gezin na voornoemde detentieperiode en de kwetsbare leeftijd die zijn dochter dan nog zal hebben, is de rechtbank, anders dan voornoemde rapporteur Van Heezik, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte in de toekomst wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een langere proeftijd dan gebruikelijk opleggen, namelijk een proeftijd van vijf jaar.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een verplichte behandeling bij De Waag en, voor zover Reclassering Nederland en De Waag dit geboden achten, een behandeling bij Clas Utrecht/De Rading.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. M.S. Koppert en
mr. R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juni 2011.
Mr. R.G.A. Beaujean is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.