ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7577

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600143-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van autodiefstal en winkeldiefstal met vordering tenuitvoerlegging

Op 1 juni 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een bestelauto en een winkeldiefstal. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 9 februari 2011 in Ede een blauwe Nissan Urvan heeft gestolen, toebehorende aan [aangever 1]. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de auto gestolen door het contactslot te forceren. Na de diefstal zijn zij naar Woerden gereden, waar zij in een winkel, [aangever 2], een groot aantal goederen hebben gestolen, waaronder bier, vlees en koffie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat duidt op een vooropgezet plan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en heeft als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact opgelegd. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, waarbij de verdachte de mogelijkheid kreeg om in plaats van gevangenisstraf een werkstraf van 28 uren te verrichten. De rechtbank heeft de benadeelde partij [aangever 1] een schadevergoeding van € 647,82 toegewezen, ter zake van materiële schade, en heeft de verdachte verplicht om dit bedrag te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600143-11; 05/520969-07 (vordering tenuitvoerlegging)[P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Veenendaal.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen, dan wel alleen, een auto heeft gestolen;
feit 2: samen met anderen, dan wel alleen, een groot aantal goederen uit een winkel heeft gestolen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het onder 1 ten laste gelegde feit op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van dit feit.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit stelt de raadsman dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, echter niet bewezen kan worden dat verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
diefstal bestelauto Ede (feit 1)
Op 9 februari 2011 werd vanaf de [adres] te Ede de bestelauto, een blauwe Nissan Urvan, van [aangever 1] weggenomen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2011 samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] in Ede was. [medeverdachte 2] zei dat ze een busje wilden stelen bij het [adres] in Ede (opmerking rechtbank: na raadplegen van Google Maps heeft de rechtbank geconstateerd dat het [adres] kruist met de [adres], de straat waar aangever woonachtig is). [medeverdachte 1] stond op de uitkijk terwijl hij zag dat [medeverdachte 2] en [verdachte] naar een busje, een blauwe Nissan, liepen. [medeverdachte 1] moest van hen op de rotonde op de uitkijk staan. [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn via de niet afgesloten achterklep de bus ingegaan en hebben het busje gestart door draden met elkaar te verbinden en een schroevendraaier in het contactslot te steken. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de blauwe Nissan bestelbus met behulp van een schroevendraaier in het contactslot heeft gestart. Verdachte heeft verklaard dat zij met zijn drieën in de bus hebben gereden.
winkeldiefstal [aangever 2] (feit 2)
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2011 samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] naar de [aangever 2] in Woerden is gereden. [medeverdachte 2] en [verdachte] hadden hem tevoren verteld dat zij in Woerden drank en vlees wilden gaan stelen. [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn samen de [aangever 2]-winkel in gegaan in. [medeverdachte 1] moest van hen buiten blijven en hen bellen als de politie kwam. Na 15 tot 20 minuten kwam [verdachte] met een volle kar naar buiten gerend. [medeverdachte 2] kwam iets later naar buiten en had zijn kar binnen laten staan omdat hij nattigheid voelde.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 februari 2011 met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het busje naar Woerden is gereden. In Woerden heeft men de bestelbus geparkeerd op een parkeerterrein bij de [aangever 2]-vestiging, gelegen aan de [adres] te Woerden. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn vervolgens de [aangever 2]-winkel binnengelopen. Verdachte heeft in de winkel een boodschappenkar gevuld met boodschappen, en heeft vervolgens zonder de boodschappen af te rekenen met de kar de winkel verlaten. De kas was onder andere gevuld met bier, vlees en koffie.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2011 met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] in het busje naar Woerden is gereden. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn vervolgens de [aangever 2]-winkel binnengelopen.
[aangever 2] heeft namens zijn werkgever [aangever 2] te Woerden aangifte gedaan van diefstal van een groot aantal goederen op 9 februari 2011, waaronder 4 kratten bier, 15 pakken vlees, 2 potten koffie en 4 flessen shampoo. De goederen waren in twee winkelwagens zonder te betalen naar buiten gereden, danwel in de winkel voorbij de kassa achtergelaten. Voorts heeft [aangever 2] verklaard dat hij zag dat een jongen met een winkelwagen met boodschappen de winkel verliet en deze winkelwagen op het parkeerterrein liet staan. Terug in de winkel belde hij de politie. Hij zag dat een andere jongen met een winkelwagen, met nagenoeg dezelfde inhoud als de andere winkelwagen, tegen de richting in naar de inloop van de winkel liep. Deze jongen probeerde te luisteren wat getuige zei terwijl hij met de politie stond te bellen. Vervolgens liet de jongen de winkelwagen staan en rende naar buiten. Uit voormelde verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat deze tweede man de medeverdachte [medeverdachte 2] was.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij bij de counter stond en zag dat een man met een volle kar met boodschappen zonder te betalen de winkel uitliep. Even daarvoor had die man naar een tweede man geroepen dat hij vloei moest kopen. Om de hoek bij de counter, bij de ingang van de winkel stond een tweede winkelwagen, net zo beladen als de eerste winkelwagen. De tweede man liep naar buiten, kwam weer terug en ging bij de tweede winkelwagen staan.
Medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte met betrekking tot zowel de diefstal van de bestelbus als de winkeldiefstal. De rechtbank heeft daarbij gelet op de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1], waaruit afgeleid kan worden dat er sprake was van een vooropgezet plan met betrekking tot beide feiten. Voorts heeft [medeverdachte 1] gezien dat [medeverdachte 2] en verdachte de bestelauto hebben gestolen en dat zij beiden de [aangever 2] in Woerden zijn binnengegaan. Ook uit de aangifte met betrekking tot de winkeldiefstal volgt dat beiden de winkel in zijn gegaan en een winkelkar hebben volgeladen waarna verdachte met een volle winkelkar zonder te betalen de winkel uit is gelopen. Na de winkeldiefstal zijn beiden er vandoor gegaan en hebben elkaar daarna weer opgezocht en zijn weer in de bestelbus gestapt.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een bestelbus en een winkeldiefstal.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:
op 9 februari 2011 te Ede, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bestelauto (Nissan Urvan), toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de achterklep van voornoemde auto te openen en vervolgens met een schroevendraaier, althans met een hard voorwerp, het contactslot te forceren;
feit 2:
op 9 februari 2011 te Woerden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een groot aantal artikelen, waar onder één of meer kratten bier en één of meer, pakken vlees en één of meer potten koffie en één of meer flessen shampoo, toebehorende aan [aangever 2];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een straf op te leggen welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van een bestelauto. Vervolgens is verdachte samen met anderen met die gestolen bestelauto naar Woerden gereden om daar een winkeldiefstal te plegen. Met deze feiten, die getuigen van een vooropgezet plan en van een weloverwogen aanpak, werd aan de benadeelden zowel schade als overlast berokkend. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk, te meer omdat hij de ernst hiervan niet lijkt in te zien en nalaat de volledige verantwoording te nemen voor zijn gedragingen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van verdachte d.d. 5 april 2011, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen voor strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten als het onderhavige feit, is veroordeeld. Hij is onder meer veroordeeld door de politierechter op 7 februari 2011, waarbij aan verdachte een werkstraf is opgelegd en voorts liep verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten in een tweetal proeftijd, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige delicten te plegen.
Uit het reclassering rapport d.d. 27 april 2011, opgemaakt door M. Groeneveld volgt – zakelijk weergegeven – dat er bij verdachte problemen zijn op het gebied van werk en financiën. Voorts heeft verdachte last van paniekklachten en is er sprake van een alcoholverslaving. Verdachte geeft aan open te staan voor hulp bij zijn klachten en problemen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog-gemiddeld. Het risico op het ontrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, waaronder een behandelverplichting en een meldingsgebod.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij inmiddels hulp heeft in het kader van de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de strafmaat in soortgelijke zaken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. Voorts acht de rechtbank, gelet op de problematiek van verdachte en het reclasseringsadvies, verplicht reclasseringscontact conform het advies van de reclassering wenselijk en noodzakelijk. De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur teneinde verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en maakt begeleiding door de reclassering en behandeling van verdachte mogelijk.
7 Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis de politierechter van 20 februari 2008 (en waarvan de proeftijd met een jaar is verlengd bij vonnis van 15 oktober 2010) ten uitvoer zal worden gelegd. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd om deze gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 28 uren subsidiair 14 dagen hechtenis.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, evenwel in de gelegenheid stellen om in plaats van 2 weken gevangenisstraf een werkstraf te verrichten voor de duur van 28 uren en bevelen dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 14 dagen.
8 De benadeelde partij
De officier heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
De verdediging heeft gesteld, gelet op de bepleitte vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, dat de vordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering niet eenvoudig van aard is en derhalve niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 897,82 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 647,92 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank overweegt daartoe dat zij ten aanzien van de opgevoerde schade aan de auto, t.w. € 750,00, op basis van de beschrijving van de schade aan voornoemd voertuig, de schade aan het voertuig in redelijkheid en billijkheid schat op € 500,00.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte:
- zich na uitnodiging zal melden bij Tactus Verslavingszorg te Apeldoorn en zich gedurende door Tactus bepaalde perioden zal blijven melden zo frequent als Tactus gedurende deze perioden nodig acht;
- zich zal laten behandelen bij JustTact te Zutphen en zal meewerken aan die behandeling;
- draagt de Reclassering Nederland op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter d.d. 20 februari 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 05/520969-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 28 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 14 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 647,82, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 647,82 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 12 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, mr. A. Kuijer en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juni 2011.