ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7574
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Z.J. Oosting
- E.A. Messer
- P.W.G. de Beer
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van opzettelijke vrijheidsberoving wegens onvoldoende bewijs
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 24 mei 2011, stond de verdachte terecht voor de verdenking van opzettelijke vrijheidsberoving en het in bezit hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de aangever, die op belangrijke punten tegenstrijdig waren en onvoldoende ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, werden als onbetrouwbaar beschouwd. De rechtbank kon niet vaststellen dat de aangever door de verdachte en zijn medeverdachten was gedwongen om in een auto plaats te nemen of dat hij onder dwang in een woning verbleef. De rechtbank merkte op dat, hoewel er aanwijzingen waren voor een dreigende situatie, deze niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van gijzeling zoals bedoeld in artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, de aangever, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.