ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ5687
Rechtbank Utrecht
Veroordeling voor handel in verdovende middelen met gevangenisstraf en voorwaardelijk deel
Op 31 oktober 2010 ontving de politie een melding over verdachte mannen bij de Gamma in Utrecht. Ter plaatse zagen verbalisanten dat de verdachte iets weggooide, wat later een portemonnee met bolletjes cocaïne bleek te zijn. De verdachte werd aangehouden op verdenking van handel in en bezit van verdovende middelen. Medeverdachte verklaarde dat hij voor de verdachte had gehandeld in verdovende middelen. Tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte op 31 oktober 2010 werden naast administratie ook aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen, waaronder heroïne, cocaïne, methadon en amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over het stelen van de drugs niet aannemelijk was en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan handel in harddrugs en het opzettelijk aanwezig hebben daarvan. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico voor de volksgezondheid. De verdachte had geen inzicht in de ernst van zijn daden en speelde een leidende rol in de drugshandel. De rechtbank achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, maar zag aanleiding voor een voorwaardelijk deel om recidive te voorkomen. Dit vonnis is uitgesproken op 18 mei 2011 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Utrecht.